‘Patti Smith maakte de ene tyfesplaat na de andere’

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans fileert overschatte ­personen uit de ­wereldgeschiedenis: Patti S...

De onderschatte Belgische schrijver Herman Brusselmans fileert overschatte ­personen uit de ­wereldgeschiedenis: Patti Smith

Illustratie Steve Nestorovski

Ze maakte de ene tyfusplaat na de andere en danste de horlepiep.

Patti ‘De Snor’ Smith werd geboren in Chicago op 30 december 1946, als dochter die op een zoon geleek van Jack Smith, een arbeider in een fabriek waar men snuifdozen produceerde, en Kimberley Smith-Smiff, een ietwat achterlijke vrouw, die dacht dat het alfabet bestond uit tien cijfers, en rekende door op haar vingers te tellen tot die begonnen te bloeden.

Patti Smith had één broer, Josh Smith, een ontwerper van papiersnippers, en één zus, Malenia, die op latere leeftijd een marathon won voor mensen met een witte stok. De Smiths waren Jehova’s getuige en dat vond Patti niet leuk. Ze verklaarde in 1979 aan het blad Rolling Stone: ‘Wij Jehova’s getuige waren. Ik niet leuk vinden. Ik thuis weglopen. Ik geen braaf meisje wezen.’ Ze was derhalve poëtisch aangelegd en ging gedichten schrijven, zo slecht dat ze bij voorlezing dienden overschreeuwd te worden door afstotelijke geluiden, waardoor Smith ineens een punkzangeres werd, en wel een die ten eerste – zoals de meeste punkfiguren – oerslechte muziek maakte, ten tweede de frontvrouw werd van de Patti Smith Group, de kuttigste band sinds The Paraplubacks uit Spijkenisse, en ten derde zich opwierp als een feministe die – zoals de meeste feministen – een podium wilde bieden aan haar teveel aan testosteron.

Natuurlijk liet ze een snor groeien, alsmede okselhaar dat de baard op haar verf lenste vagina ontmoette ongeveer vijf centimeter boven haar stinkende navel. Ze heeft in heel haar lamlendige leven één miniem hitje gescoord, Because the Night, dat een stuitende versie was van een weggooinummertje van Bruce Springsteen. Ze trouwde met een zekere Fred Smith, haar volle neef die met z’n band MC5 niks bereikte. Ze maakte de ene tyfusplaat na de andere, om wat geld te verdienen danste ze de horlepiep in clubs voor ouden van dagen. Ze baarde een zoon die op een dochter geleek of omgekeerd (wie kan het wat schelen) en over al deze ellende schreef ze een boek, Just Kids, zo’n misbaksel dat ik het na vijftig pagina’s in het vuur gooide. Ik nam nog liever een boek ter hand van Arnon Grunberg, en dat wil in mijn geval wat zeggen, want ik vind dat Arnon Grunberg boeken schrijft die net zo goed door een struisvogel met peniskramp geschreven kunnen zijn.

Vanzelfsprekend wordt Smith overal ter wereld als een ‘rolmodel’ gezien, zoals Hermann Göring een rolmodel was voor moddervette f likkers met een ietwat rechts gedachtengoed. Niet zo lang geleden ging Smith de Nobelprijs voor Literatuur afhalen in plaats van Bob Dylan en zong ze een liedje van hem waarbij ze de tekst kwijtraakte. Haar optreden in Stockholm was zo gênant, dat je als kijker, terwijl je tenen krulden, dacht: ach Smith, kruip toch in een gat onder de grond en houd je de rest van je miserabele bestaan bezig met het kammen van je snor.