'De humor is uit het debat verdwenen'

Ze zijn met velen, de zelfbenoemde hoeders van onze democratie die stampvoetend hun gelijk willen halen. Als iemand z...

Ze zijn met velen, de zelfbenoemde hoeders van onze democratie die stampvoetend hun gelijk willen halen.

Als iemand zich vroeger in het publieke debat niet kon gedragen, was er altijd wel een moraalridder om hem te wijzen op fatsoensnormen en goede manieren. Er mocht best worden gedebatteerd, graag zelfs, maar dan wel volgens de geldende etiquette, dus zonder onbeschofte taal en onverzoenlijke standpunten. Door deze geschiedenis kleeft er aan progressieve mensen, van schrijvers tot cabaretiers, altijd het beeld dat ze maar al te graag willen deugen – een woord dat de laatste tijd veelvuldig wordt gebezigd.

Maar is dat terecht? Ik vraag het me af.

De humor is inderdaad uit het debat verdwenen. Ironie is gestorven. Cynisme wordt niet begrepen. Maar de grootste chagrijnen zijn tegenwoordig afkomstig uit rechtse hoek. Er hoeft maar één dubieus berichtje in de media te verschijnen, bijvoorbeeld over het benepen of impertinente gedrag van jongeren, of de hyena’s melden zich op Twitter en Facebook, allemaal met de boodschap dat dit absoluut niet kan en dat dit land naar de verdoemenis wordt geholpen. Vaak opereren ze bovendien in kliekjes.

Het meest recente voorbeeld is de verkiezing van Zaankanter van het Jaar.

Treitervlogger Ismail Ilgün was door de redactie van het Noordhollands Dagblad ook genomineerd en meteen toen dat bekend werd, begonnen de moralisten van rechts schuimbekkend het internet te bevuilen met hun stichtelijke praatjes. Het failliet van Nederland werd afgekondigd. We zouden moreel een dieptepunt hebben bereikt. De kleinburgerlijke campagne tegen de bekendste haakneus van de Randstad hield dagenlang aan, totdat de organisatie de landelijke aandacht niet meer trok en de stekker uit de wedstrijd trok.

Ziezo, de moralfags hadden gewonnen.

Van mij had Ismail Ilgün ook niet hoeven winnen, maar naarmate ik de weerstand op internet las, die totaal humorloze strijd tegen een ordinair straatschoffie, groeide mijn antipathie tegen de mensen die allemaal willen laten zien dat zij hun ethiek wél op orde hebben. In rijen stonden ze te deugen, de lieden die zich conservatief noemen en overal tevoorschijn komen als iets dreigt te gebeuren dat in strijd is met hun opvattingen.

Nu moet ik eerlijk bekennen dat ik op links ook weinig opiniemakers ken die hun boodschap met gevatte zelfspot en relativering kunnen overbrengen. Maar volgens mij is dat een logisch gevolg van al die toetsenbordstrijders die meteen een Twittertimeline annexeren als er mogelijk iets op voorkomt dat tegen alles indruist waar wij met dit land voor zouden moeten staan. Wie een opmerking maakt over het grimmige patriottisme van hedendaagse reactionaire politici wordt direct gelijkgesteld aan de voormalige leden van de NSB.

De radicale islam is zonder twijfel een zeer groot gevaar voor onze westerse beschaving. Vlak daarna komen de mensen die van elk nieuwsbericht maagzuur krijgen en zich geroepen voelen om op alle mogelijke manieren anderen te corrigeren. De slachtoffers van het nieuwe moralisme zijn divers: politici, publieke omroepen, bedrijven en het onderwijs, niemand ontkomt aan de dadendrang van de zelfbenoemde hoeders van onze democratie.

Overal willen ze stampvoetend hun gelijk halen, zodat ze aan de buitenwereld kunnen laten zien hoe correct ze zijn. En als ze iets voor elkaar hebben gebokst, roffelen ze zichzelf op de borst, trots als een aap met zeven lullen. Maar dat mag nooit te lang duren. Want er is uiteraard altijd wel een andere plek waar zich een moralistisch dieptepunt voltrekt. Gelukkig zijn de rechtse mensen er om dat te herstellen.