De afgelopen zes maanden heb ik moedig naar een baan gezocht die ik uiteindelijk niet heb weten te vinden. Deze schrijver zocht een echte baan, maar aan het einde van de regenboog stond geen pot met goud, maar gewoon de schrijftafel die ik al op Marktplaats had gezet. Ik heb werkelijk alles geprobeerd. Van bakker tot boswachter en van gymleraar tot portier. Op mijn laptop staan 23 sollicitatiebrieven. Deze brieven zijn zo goed dat ik ze met gemak kan bundelen, maar toch werd ik bijna nooit voor een tweede gesprek uitgenodigd.
De bedrijven geloofden niet dat ik, na dertig jaar vrijheid, trouw zou kunnen blijven aan een simpele kantoorbaan. Ze wilden mijn creativiteit niet in een kooi stoppen. Er stonden deurwaarders voor mijn deur en mijn eigen creativiteit bleek dus mijn allergrootste tegenstander te zijn. Niemand wilde mijn verbeeldingskracht muilkorven of zand in de motor van mijn scheppingskracht scheppen, dus toen heb ik maar een beroep op mijn aanzienlijke netwerk gedaan. Middagenlang heb ik met de machtigste mensen van Amsterdam geluncht en gebrainstormd, maar macht is overduidelijk geen gezelschapsspel. Voor even mocht ik eraan ruiken, maar het neusje van de zalm mocht klaarblijkelijk nooit mijn thuis worden. Ik schreef pitches voor multinationals, maar heb mezelf nooit meer dan een veredelde stagiair gevoeld.
Op een van de donkerste avonden van mijn leven ben ik maar een comedyclub binnengelopen. Ik schreef mijn naam op een bierviltje en drie kwartier later stond ik met een microfoon op een podium. Ik voelde geen angst. Als je in de goot ligt en de donkerte simpelweg met meer is, kun je alleen nog maar de sterren zien. Op het moment dat de presentator mijn naam van het viltje oplas, schreeuwde iemand: ‘Dat is een schrijver. Schrijvers zijn niet grappig!’ Ik keek naar de schreeuwer en zag een man zitten die ik minimaal vijf keer op het Boekenbal ben tegengekomen.
Vol overgave maakte ik woordgrap na woordgrap en sprak vrijuit over mijn pornovoorkeuren. Stiefmoeders en stiefdochters bezorgen mij nou eenmaal een stiefpiemel. Ik was de schaamte voorbij en toen ik in de achteruitkijkspiegel al dat gênants kon zien liggen, wist ik dat een groot aantal van mijn obstakels achter mij ligt.
In het publiek zat een comedian die soms op televisie is. Hij moest heel hard lachen om mijn Pieterburen-grap. Mijn Pieterburen-grap gaat als volgt.
‘Af en toe huur ik een hijskraan in Pieterburen en dan gooi ik van 40 meter hoogte zeehonden naar beneden.’
‘NEEEEEE! NIET DOEN!!!!! WAT BEN JE AAN HET DOEN?’ schreeuwt een werknemer.
‘Maar jullie zijn toch een opvangcentrum voor zeehonden?’
Die avond liep ik naar huis en wist ik precies wat ik wilde worden. Ik wilde dat worden wat ik al mijn hele leven ben geweest. Schrijver. Want taal is eerlijk. Taal doet niet aan sollicitatiegesprekken en taal ziet creativiteit nooit als sta-in-de-weg.
Soms moet je met iets stoppen om erachter te komen dat je alleen maar door kunt blijven gaan. Pieterburen. Soms moet je in het diepe springen om erachter te komen dat alleen jij jezelf op kunt vangen.
- Adobe Stock