Eén man, 140 hobbyvogels

Het is een van de oudste en oubolligste hobby’s die Nederland rijk is, en vergt een onwaarschijnlijke hoeveelheid tijd,...

Het is een van de oudste en oubolligste hobby’s die Nederland rijk is, en vergt een onwaarschijnlijke hoeveelheid tijd, geld en energie: postuurkanaries. Een paar keer per jaar komen de postuurkanariefokkers samen om elkaars vogeltjes te bekijken. Onze man was erbij.

Fotografie Clemens Rikken

Het is een zaterdagochtend zoals zaterdagochtenden zijn in Dongen. Rustig. Verlaten. Uitgestorven, kun je bijna zeggen. Ook café ’t Vaartje aan de Vaartweg oogt leeg en donker. Maar niets is minder waar. Het achterzaaltje van de uitspanning is vandaag het huis van de Koninklijke Nederlandse Postuurkanariebond. Een aantal vogelfokkers heeft vanochtend in alle vroegte zijn mooiste en best gelukte kanaries in hun auto’s gezet, om vanuit alle hoeken van Nederland, België en zelfs Duitsland aan deze vogelwedstrijd mee te doen. Het zaaltje is aan de voorkant een klein bruin café, de achterkant van de zaal staat helemaal vol met meterslange rijen vogelkooien. Hier en daar lopen, over het algemeen wat oudere, mannetjes rond om de diertjes te bekijken. Meteen bij binnenkomst is het aaneengeschakelde getsjilp en vogelgezang onafgebroken aanwezig.

Aan de bar worden we voorgesteld aan de voorzitter van de kanarievereniging. Hij vertelt dat dit de vierenveertigste keer is dat de Open Nederlandse Postuurkanariekampioenschappen gehouden worden. Vanmorgen om negen uur is de show geopend – nu worden de vogeltjes stuk voor stuk door allerlei mensen bekeken. Door keurmeesters, natuurlijk, maar ook gewoon door bezoekers die voor de lol of voor de gezelligheid hier naar ’t Vaartje komen. Hij vertelt erbij dat er ook gewoon mensen op afkomen die zelf helemaal niet meedoen aan de kampioenschappen. Vanmiddag, om vijf uur, worden de vogels weer uitgegeven.

Donald Trump-achtig pruikjeAan een van de kooitjes staat Frank, een kale goedlachse Brabander, naar een heel dun kanarietje te kijken. Hij kijkt even naar de ene, en dan weer even naar het vrijwel identieke dunne kanarietje dat ernaast staat, alsof hij de verschillen aan het zoeken is.Zo. En wat denkt de keurmeester ervan?‘Oh, nou dat ben ik niet, hoor. Ik ben gewoon een liefhebber van de postuurkanarie. Er doen ook een paar vogels van mij mee. Kijk hier, die daar,’ zegt hij enthousiast, terwijl hij een derde ogenschijnlijk identiek dun kanariepietje aanwijst. ‘Die is van mij. Die is wel echt heel mooi. Kijk, dat ie zo recht staat, hè. Dat is het ideale. Je ziet dat hij best wel dun is.’Ja, precies. Ik wilde er al niet over beginnen.‘Maar, dat is dus heel goed. Dat ze zo fier overeind staan.’Ah, ja. Dit is eigenlijk gewoon een dunne variant van de klassieke kanarie, toch?‘Nou ja, nou ja, ook weer niet. Heb jij ooit een kanarie gehad?’Ja. Vroeger. Johan Sebastiaan, heette hij.‘Johan Sebastiaan?’Bach.‘Ah ja. Maar oké. Maar dat was waarschijnlijk meer gewoon zo’n soort bolleke, snapte? Een bol buikje, een bol koppie. Een bolleke op een bolleke. Deze zijn heel slank, zie je? Mooi recht. Prachtig.’En dit is voor jou de ultieme kanariepiet?‘Nou, ik heb wel meer kanaries, hoor. Wacht, kijk deze, bijvoorbeeld.’Frank wijst een kanarie aan die een soort Donald Trump-achtig pruikje op zijn hoofd heeft. Ik bekijk het beestje van dichtbij.Dit is net Donald Trump, deze. Met dat malle pruikje.‘Ja, die heeft een kuif. Daar wordt heel erg op gefokt. Vroeger was dat nog veel erger. Dan was het de bedoeling om de kuif zo lang mogelijk te laten groeien. Zelfs tot over zijn ogen. Nu zijn de regels wat anders. Ideaal is nu dat de kuif precies op de ogen ligt. Ook mooi, hoor. Ja, en dan heb je ze natuurlijk ook nog met gefriseerde veren.’Gefriseerde veren?‘Ja, dat is net alsof ze een soort jasje van veertjes aan hebben die allemaal de andere kant op staan. En dan is dus weer ideaal dat je een soort middenscheiding hebt.’Een jasje, een middenscheiding? Hebben we het nog steeds over kanaries?‘Zeker. Mooi hoor.’

‘Per kilo zijn ze erg duur.Wat dat betreft kunde eigenlijk beter kippen houden’

Maar, als er eens een keer een vogeltje mislukt?Wat doe je daar dan mee? Maak je die dan dood?‘Nee, joh. Mislukken doen ze niet. Als d’n ene wat te veel ergens van heeft, en d’n andere wat te weinig, nou dan zet je die lekker bij mekaar, en dan laat je de natuur z’n werk doen. Snapte?’Ah, ja, gelukkig. En hoeveel vogels heb jij?‘Ik heb ongeveer honderdveertig vogels. En dan ben ik nog een kleine jongen, hoor. Ik ken er die hebben vierhonderd, vijf honderd vogels. Maar dat vind ik voor mijzelf toch een beetje te veel van het goede.’Honderdveertig kanaries. Als hobby. Ik vind het veel.‘Ja. Rijk word je hier niet van: ik verkoop ze hooguit voor een paar tientjes. Maar dan alleen aan mensen die ook daadwerkelijk fokken. Van wie ik ook wel zeker weet dat ze dezelfde liefde voor de kanarie hebben.’Een paar tientjes, dat valt best mee.‘Ja, nou ja, per kilo zijn ze erg duur. Wat dat betreft kunde eigenlijk beter kippen houden.’Oh?‘Nou ja. Ik bedoel: voor tijdens het kerstdiner hedde er niet veul aan natuurlijk.’Nee, ja, dat is waar.

Frank tikt heel even zachtjes tegen de zijkant van een kooitje met een van zijn eigen vogeltjes erin. We zijn even stil en kijken naar de lange rijen met vogelkooien. Ik bekijk een vogeltje met een pruikje op. Zorgeloos hupst hij van het ene op het andere stokje. Alsof hij geen enkel benul heeft van het feit dat hij in een kooitje in Dongen zit en dat zijn Trumppruikje al minutenlang met een gebiologeerde verbazing bekeken wordt. Dan lacht Frank hard en slaat hij me enthousiast op mijn schouder. ‘Nou ja, of ge moet willen gourmetten, natuurlijk.’Vogeltje in mijn broekVoorin het zaaltje, waar de vogelkooien ophouden en het café begint, zitten drie mannen. De ochtend moet nog tegen zijn einde lopen, maar ze zitten al lachend met een biertje op tafel, alsof ze in de namiddag op een zonovergoten Brabants terras zitten. Rein, Hans en Anton komen uit Terneuzen. Ze zijn hier voornamelijk voor de lol: ze komen ieder jaar wel eventjes.

Zo, mannen. Ook een vogeltje meegenomen voor van- daag, voor de wedstrijd?‘Ik?’ antwoordt Hans, een Zeeuw die rechtstreeks uit de televisieserie Toen Was Geluk Nog Heel Gewoon is komen wandelen. ‘Ik niet hoor. Het enige vogeltje dat ik mee heb, zit in mijn broek.’De andere twee mannen lachen, en nemen nog een slok. Hans lacht ook een beetje. Op zijn Terneuzens: ingetogen, maar welgemeend. De mannen zijn al jarenlang vrienden van elkaar, en hebben elkaar gevonden in het fokken en het verzorgen van vogeltjes.Maar jullie komen dus helemaal hier vanuit Terneuzen om een dag lang in de herrie te komen zitten?‘In de herrie? Ben je gek, dit is geen herrie.’Ik bedoel het gefluit van de vogels, de hele tijd.‘Dat is geen herrie. Dat is prachtig, dat is werkelijk prachtig,’ gaat Hans verder. De andere twee knikken instemmend. ‘Weet je, je kunt mij geen groter plezier doen dan om hier tussen de vogels te zitten. Hoe harder en hoe meer ze fluiten, hoe rustiger ik word. Heerlijk.’

‘Hoe harder ze fluiten, hoe rustiger ik word’

Oké, oké. En jullie zijn dus een soort kanarievereniging?Alle drie de mannen knikken trots. Rein gaat nog eens extra recht zitten en schraapt zijn keel. ‘Jazeker,’ antwoordt hij kort, maar met een glimlach op zijn gezicht.En hebben jullie ook een naam voor jullie vereniging? KV de Malle Pietjes? KV Kanaries Vooruit?‘Zeker weten,’ antwoordt Rein weer. Ik begin het idee te krijgen dat Rein, in tegenstelling tot Hans, niet per se een man van de vele woorden is, maar van de korte en krachtige betogen.En hoe heten jullie dan?‘Kanarievereniging Terneuzen.’Ach, ja. Dat is natuurlijk wel pakkend.‘Ja, toch?’Omdat jullie uit Terneuzen komen. En een kanarievereniging zijn, natuurlijk.‘Nou ja, je hebt wel meer kanarieverenigingen, natuurlijk. Maar die heten dan bijvoorbeeld Kanarievereniging Amsterdam of Kanarievereniging Utrecht. Maar wij zijn dus Kanarievereniging Terneuzen.’Nee, lijkt me prima, inderdaad.

De keurmeesterOndertussen loopt tussen de vogelhokjes een man met een aantal formulieren rond. De man keurt de vogels met een liefdevolle blik in zijn ogen, maar ook met militaire precisie. In zijn ene hand houdt hij een hele stapel formulieren, waar hij af en toe aantekeningen op maakt, in zijn andere hand houdt hij een pen. Af en toe buigt hij wat voorover om een postuurkanarie eens van extra dichtbij te bekijken. Voor ik ’t Vaartje verlaat, spreek ik ook hem nog even aan.

En, wat denk je?‘Nou, mooie kanarie hoor. Je kunt het zien, hè. Bij deze vogels gaat het vooral om de nek. Is het nekje lang? Staat het kopje wat naar voren?’Ik vind het er een beetje raar en ongezond uitzien.‘Nee joh, dat denk je maar. Dit hoort, hoor.’We kijken naar de vogel met het lange en uitgestoken nekje. Hij staat met zijn ene pootje op een stokje, met zijn andere heeft hij nonchalant de tralies van het kooitje vast. Terwijl we samen staan te kijken poept hij recht voor onze neus.Zijn ze gelukkig, denk je?‘Wie, de kanaries, of hun fokkers?’De vogeltjes.‘Ze hebben het wel goed hoor. Deze beestjes hebben niks te klagen hier. Dat weet ik wel zeker.’En waar zie je dat dan aan?‘Nou ja, je hoort ze fluiten toch? En je ziet ze toch lekker relaxed op hun stokje staan? Dat lijkt me een prima bestaan.’