Nederland als gidsland, die tijd ligt ver achter ons. Met name op voetbalgebied. Het enige wat wij doen is verbouwereerd met elkaar debatteren.
Wie een heel weekend naar de voetbalwedstrijden in alle Europese competities kijkt, moet tot de conclusie komen dat we inmiddels lichtjaren zijn verwijderd van de absolute top. Dat weet de KNVB ook, daarom wordt er eindeloos gezocht naar nieuwe opleidingsmethodieken, zodat ons land over een paar jaar mondiaal weer een rol van betekenis kan spelen. In de andere landen gaat alles harder, veel sneller en lopen er meer spelers met ervaring rond, wat heel makkelijk te verklaren valt: ze hebben daar gewoon bakken met geld. En dus vormen Engeland, Spanje, Duitsland en Italië een trekpleister voor vedetten die op het continent sportief en financieel alle mogelijkheden van hun carrière willen onderzoeken.
Wat me echter nog meer opvalt, is iets wat niet per se met een dikke bankrekening valt te behalen. Ten opzichte van al die superieure landen, met clubs die louter sterren in hun selecties hebben, zien onze voetballers er klein en krachteloos uit, alsof ze nog in de brugklas zitten. Hun lichamen zijn meestal gelijk aan dat van een puisterige puber.
In het buitenland stromen jeugdspelers door die lang en gespierd zijn, maar bij ons lijkt het alsof krachtsport nooit een onderdeel van de jeugdopleiding is geworden, terwijl de moderne voetballer niet alleen ontzettend goed moet kunnen voetballen, maar ook fysiek niet mag onderdoen voor de rest. Dat de Nederlandse eredivisie op een jeugdcompetitie lijkt, komt dus niet alleen door de leeftijd van de spelers, ook het postuur van talenten is een factor.
Lees hier meer columns van Özcan Akyol
Er zijn genoeg deskundigen die best met elkaar kunnen uitmaken wat er allemaal moet veranderen zodat we mondiaal weer een beetje gaan meetellen. Alleen, de voetballerij is een conservatieve wereld, bevreesd en niet-ontvankelijk voor invloeden van buitenaf, waardoor verandering geleidelijk gaat en soms zelfs intern hardnekkig wordt tegengewerkt. Als er wordt gesproken over een Prestatie- en Innovatiemanager, een nieuwe functie binnen de KNVB, willen veel oud-voetballers niet eens met elkaar in gesprek, omdat ze het een onzinnig plan vinden. Veelgehoord argument: Vroeger wonnen we ook alles, en toen was er niemand die ons ging vertellen hoe we het optimale uit ons zelf moesten halen.
Hoewel de laatste opmerking kortzichtig is, valt er wel iets voor te zeggen: niet elke generatie brengt absolute toptalenten voort die later bij de Europese sterrenploegen gaan spelen. Wij zijn een aantal decennia verwend, maar tussen de huidige lichting voetballers zit nu eenmaal geen unieke speler, dat moeten we accepteren.
Maar bovenstaande laat onverlet dat onze opvattingen over het spel gedateerd en contraproductief zijn. Bij ons willen we het liefst nog met rappe buitenspelers voetballen, terwijl ze in andere competities allang met nieuwe systemen werken, speciaal op maat gesneden voor de evolutie van het voetbal. De ontwikkelingen volgen elkaar in rap tempo op. Het enige wat wij in Nederland doen is verbouwereerd met elkaar debatteren.
Nederland hoeft geen gidsland meer te zijn, die dagen zijn voorbij. Het zou wel beter voor ons allemaal zijn als we ons niet zo trots opstelden en erkenden dat we de boot hebben gemist. De echte spelers van de buitencategorie vallen misschien niet op te leiden, het is wel fijn als diegenen die zich aandienen fysiek en tactisch klaar worden gestoomd voor de norm in Europa. Zolang iedereen elkaar blijft bevechten met argumenten die op nostalgie stoelen, zullen we steeds verder afzakken.