Rutte begint ook al over oppleuren

Met enige voorzichtigheid sprak premier Rutte van ‘Turken in Nederland’, nadat hij in het televisieprogramma Zomergasten...

Met enige voorzichtigheid sprak premier Rutte van ‘Turken in Nederland’, nadat hij in het televisieprogramma Zomergasten een fragment had laten zien van een meute in Rotterdam, die de straat op was gegaan teneinde te demonstreren tegen de mislukte coup in Turkije. Een paar jongens maakten een sullige verslaggever het werk onmogelijk, bijvoorbeeld door steeds in beeld te lopen en in de camera te schreeuwen dat ze bij de NOS leugenaars zijn en Erdogan heus geen dictator is, anders dan de Nederlandse media beweren.

De woorden van onze minister-president waren opvallend, want politici betrachten normaal gesproken prudentie bij dit onderwerp, dan spreken ze van ‘Turkse-Nederlanders’ in plaats van ‘Turken’, omdat die lui uiteindelijk toch in Nederland zijn geboren, ondanks hun afkeer van onze normen en waarden, persvrijheid en andere verworvenheden die afwijken van wat men in Ankara predikt.

Het lijkt een semantische kwestie, gezever over woorden, maar in de praktijk zijn de mensen op wie Rutte doelt helemaal niet beledigd door zijn conclusie: de jongens en meisjes die zich zo vurig profileerden in Rotterdam, gewapend met rode vlaggen, voelen zich ook écht Turk en moslim, daarna komt pas het Nederlanderschap, dat door een toevallige samenloop van omstandigheden is komen aanwaaien, namelijk de grote toestroom van gastarbeiders in de jaren zestig en zeventig. Niemand kiest de plek van zijn wieg.

Wat wel zwaar weegt bij identiteitsvorming is opvoeding, zowel thuis als in het sociale milieu waarin iemand zich begeeft, en daaruit blijkt inmiddels dat een aanzienlijk deel van de Turkse gastarbeiders nooit de moeite heeft genomen om op te gaan in de Nederlandse samenleving. Veel liever kozen ze voor afzondering en isolatie, aangemoedigd door onze eigen overheid, die helemaal geen langetermijnvisie had en derhalve ‘behoud van eigen cultuur’ faciliteerde.

Lees hier meer columns van Özcan Akyol

En zo kon dus geschieden dat Turkse mensen van alle generaties moeiteloos hun gang konden gaan. Daar is op zich niets aan verboden: we leven in een vrij land, waar iedereen zijn eigen keuzes maakt. Als iemand voor de overheid gaat werken, of een politieke partij, kan het zijn dat botsende ideologieën voor debat zorgen, maar in andere gevallen is er geen issue.

Er is dus feitelijk geen bezwaar als Mark Rutte in zijn retoriek de mensen problematiseert die hier vandaan komen, maar zich wel Turk noemen. De toevoeging dat ze moeten ‘oppleuren’ op het moment dat ze moeite met onze ideeën van een democratie hebben, is wel ontzettend lachwekkend. Die gasten zijn hier geboren en hebben een Nederlands paspoort.

Als zij zich inderdaad op een ongewenste manier in onze maatschappij profileren, gedreven door Turks nationalistische gevoelens, heeft dat vooral te maken met de manier waarop zij al die jaren door gevestigde partijen zijn benaderd. Kortom: de diagnose van onze premier klopt wel, maar zijn antwoord getuigt van kinderlijk simplisme. Een politieke rouwdouwer als Pim Fortuyn sprak zelfs van ‘onze kut-Marokkanen’, waarmee hij wilde zeggen dat we niet zomaar kunnen roepen dat iedere onaangepaste vreemdeling op commando moet oprotten.

Daarbij moet wel worden opgemerkt dat iemand die zich zo gepassioneerd Turk voelt, alleen de ontwikkelingen in dat land volgt en het liefst dáár zijn leven zou eindigen, voor veel onbegrip zorgt door vrijwillig in Nederland te gaan wonen. Het is een onbegrijpelijke vorm van zelfkastijding. Ik zou zeggen: als het in Turkije allemaal veel beter is, houdt niemand je tegen om te gaan. Sterker nog, de premier zal die keuze waarschijnlijk aanmoedigen.