Jonathan Ursem

'Ga je naar een all you can eat-restaurant omdát je dik bent, of wórd je er dik?'

Hoofdredacteur Jonathan Ursem at vorige week voor het eerst in een all you can eat-restaurant. Het viel hem op dat de gasten er bovengemiddeld groot waren. Hoe kan dat?

Jonathan Ursem

Ik at vorige week voor het eerst in een all you can eat-restaurant. Ik weet niet of ik dat veel verder moet toelichten, maar in feite dekt die term de lading wel. Voor drie tientjes kan je er twee uur lang zoveel eten (wok, sushi en mini-frikandellen) en drinken (fris, tappils en huiswijn – ook uit een tap) als je wilt of kunt. Heb je meer dan twee uur nodig, dan betaal je per persoon een bunkerboete van 3 euro per half uur.

Het moet gezegd: de keuze was met 130 verschillende gerechten reuze, al wantrouw ik restaurants die meerdere keukens voeren altijd een beetje. Chinees, Thais, Japans, en voor de gast met culinaire heimwee friet met bruin fruit – je moet als chef aardig je mannetje staan om die dingen een beetje fatsoenlijk klaar te maken.

Mijn tafelgenoot zag zijn kans schoon en maakte van zijn bord een soort food-versie van de Verenigde Naties, waarbij de verschillende landen dankzij de sauzen vredig in elkaar over ­liepen. Even was ik bang dat ie zou gaan prakken.

De vraag die me tijdens die twee uur – geen bunkerboete voor deze jongen! – vooral bezighield, was niet ‘Thais of Japans?’, maar ‘waarom zijn hier zoveel dikke mensen?’. Dat klinkt misschien onaardig, maar het viel niet te negeren.

Ergens snap ik wel dat een plek waar je onbeperkt kunt eten een bovengemiddeld groot publiek trekt, maar hoe werkt dat: ga je naar zo’n vreetschuur omdát je dik bent, of wórd je er dik? Ik vermoed het laatste, maar aan de andere kant: als je zo vaak naar het buffet loopt, zou je toch juist af moeten vallen?

Column
  • iStock