Premium

‘Dan komt de Fanta op tafel en gaan we los’

Dat hij geen topsporter meer is, betekent niet dat drievoudig K-1-kampioen Remy Bonjasky (45) een dikke pens kweekt. Integendeel: hij wil er zo goed en fit mogelijk uit blijven zien. En dat verwacht hij ook van z’n vrouw Renate. ‘Je wilt de boel toch spannend en leuk houden.’

Remy Bonjasky

Hoor jij bij de grote groep die het lijf heeft laten uitzakken tijdens de lockdown? Of ben je juist XL hard gaan sporten?

‘Ik ben niet speciaal hard aan het trainen, maar ik train wel. Zeker vier keer per week. Dat doe ik al mijn hele leven, dus waarom zou ik daar nu mee stoppen? In deze tijd is het juist extra belangrijk om fit te blijven.’

Is trainen ook een manier om te dealen met frustraties, bijvoorbeeld over je sportscholen die al maandenlang gesloten zijn?

‘Voor veel mensen is sporten een uitlaatklep. Hersenen op nul en gaan. Ik kijk er in die zin toch anders tegenaan dan de massa. Naar de sportschool gaan is voor mij een manier om lekker mijn ding te doen. Het is mijn werk, mijn hobby en mijn passie.’

Er zijn veel voorbeelden van boksers die zich in het echte leven laten gaan. Heb jij buiten de ring ooit de aandrang gevoeld om iemand neer te hoeken?

‘Nee, nooit. In tegenstelling tot de meeste andere mensen ben ik getraind om iemand aan te kunnen pakken. Als ik buiten de ring iemand om wat voor reden dan ook neerhoek, dan is dat vergelijkbaar met een bokser die tijdens een vechtpartij een pistool tevoorschijn tovert. Het zou een superoneerlijke strijd zijn. Ik kan me alleen voorstellen dat zoiets zou gebeuren als iemand mijn kinderen, mijn vrouw of mijzelf zou aanvallen. Maar zelfs dan nog niet gauw, hoor.’

Je bent geen opgewonden standje.

‘Nee, nee. Als ik in een restaurant of club ben, dan is het bijna een standaardding dat er op een gegeven moment een aangeschoten iemand roept: “Remy, kom op, we gaan sparren!” Ga ik erop in, dan wordt het bijna altijd een discussie en sta je vijf minuten later te knokken. Daar verdien ik geen geld mee, terwijl er in de ring flink voor wordt betaald. En sla ik zo’n gast neer en hij blijft liggen, dan heb ik nog een heel ander probleem aan mijn broek. Dat wil ik allemaal niet hebben, dus ik zeg altijd gewoon: “Vriend, je hebt gewonnen” of: “Morgen zelfde tijd, dan gaan we hier sparren.” Als ik daarna wegloop, dan is het meestal wel klaar. Zo probeer ik elk probleem verbaal op te lossen.’

Ik wilde als kind de volgende Van Basten, Gullit of Rijkaard worden

Je wilde eigenlijk voetballer worden. Is kickboksen altijd tweede keuze gebleven of heeft het zichzelf gerevancheerd?

‘Jaaa, op een gegeven moment wel, maar voetballen stond heel lang bovenaan. Ik wilde de volgende Van Basten, Gullit of Rijkaard worden, wat vrij aardig lukte, totdat ik op mijn zestiende mijn been brak. Ik bleef pijn houden in mijn heup en onderrug, waardoor het me niet lukte om op hetzelfde niveau te spelen als daarvoor. Dat vond ik toch minder leuk, dus toen ben ik ermee gestopt. Twee jaar later ging ik met een vriend mee naar een kickboksschool. Vanaf dat moment heb ik me daar vol op gestort.’

Gym was als kind al je favoriete vak. Waar komt die liefde vandaan?

‘Ik was geen grote uitblinker in wiskunde, natuurkunde of andere leervakken, maar sporten ging me makkelijk af. Waar de gymleraar anderen tien keer moest uitleggen hoe een oefening moest, deed ik het na één keer al na. En dan meteen heel goed. Als ik op mijn rapport een 8 of 9 voor gym had, dan voelde dat voor mij als een nederlaag. Het moest een 10 zijn, want ik was er de allerbeste in. Ik heb vaak genoeg discussies gevoerd met schoolmeesters: waarom heb ik maar een 8?’

Werd je thuis gepusht om met sporten tot het gaatje te gaan?

‘Ik kom uit een atletisch gezin waarin iedereen goed presteerde met sporten. Mijn vader heeft zwarte band karate, mijn broer was goed in voetballen, mijn zus in andere sporten. We waren er allemaal vrij fanatiek mee bezig, wat mijn vader heel erg stimuleerde. We hadden het niet breed, dus als je iets ging doen, dan moest je het goed doen en niet afhaken. Hij kwam bij elke wedstrijd kijken en o wee als je stond te lanterfanten. Je moest er alles uithalen, anders zwaaide er wat.’

Hoe kijk jij met de kennis van nu terug op dat strenge regime?

‘Er zijn meerdere manieren om een kind op te voeden. Ik kreeg een tik als ik niet luisterde, te bijdehand reageerde of te laat thuiskwam. Dat is in de Surinaamse cultuur heel normaal, maar ik denk dat je een kind ook prima iets duidelijk kunt maken zonder slaan of schreeuwen. Mijn zoon Dean speelt op profniveau voetbal bij Volendam, mijn andere zoon Cassius kan goed basketballen en wil dat in Amerika gaan proberen. Als ik langs de lijn sta, dan zie ik soms ouders die nog fanatieker zijn dan hun kinderen. En maar roepen en schelden. Ik denk dan: als je kind er plezier in heeft, dan hoef je ’m niet op die manier aan te sturen. Ze doen soms bijna alsof hun kind een bal expres verkeerd raakt. Maar dat kan een keer gebeuren, het is geen opzet. Dus dan hoef je ook niet zo te schreeuwen.’

Je zoons zitten al van jongs af aan op voetbal en basketbal. Vraag jij je weleens af hoe jouw carrière eruit had gezien als jij ook al op jonge leeftijd was gaan kickboksen in plaats van voetballen?

‘Vaak genoeg. Was ik dan nog beter geweest? Had ik meer bereikt dan drie keer K-1-kampioen worden? Veel mensen die als prof eindigen, zijn al op hun vijfde of zesde begonnen met hun sport. Die eerste paar jaren zijn ontzettend belangrijk voor je vorming. Ik ben pas op mijn achttiende begonnen, dus ik heb dat allemaal gemist.’

Baal je daarvan?

‘Ja. Ik denk er regelmatig over na en vraag me echt af hoe het zou zijn geweest.’

Je was meteen verkocht toen je als 18-jarig ventje een kickbokswedstrijd zag bij Mejiro Gym. Wat sprak je er zo in aan?

‘Het vriendschappelijke. Ook al beuk je iemand op z’n neus en geef je trappen en stompen, er is respect naar elkaar toe. Bij voetbal was dat lang niet altijd het geval, met tackelen en termen als: je moet aan de noodrem trekken als er eentje doorbreekt. Dat betekent dat je iemand van achteren moet neerhalen, dus dat zijn geen vriendelijke teksten. Bij kickboksen krijg je ze soms echt voor je kiezen, maar na afloop kijk je elkaar aan en ga je gewoon een biertje drinken.’

Jij ook?

‘Nee, ik niet. Ik drink geen alcohol.’

Vorig jaar besloot de KNVB dat het genoeg geweest was met het racisme in de voetballerij. Was de kickbokswereld ook in die zin een verademing?

‘Ik voetbalde bij SV Bijlmer met een grote groep donkere jongens. Als we tegen een team uit Klazienaveen moesten spelen, allemaal van die witte gastjes met blond haar en blauwe ogen, dan waren wij fysiek een stuk groter en verder ontwikkeld. Door de ouders van de tegenstanders werd recht in ons gezicht gezegd: “Daar heb je de apen.” Of ze maakten apengeluiden. Dat was natuurlijk niet altijd leuk. Bij kickboksen werd het niet rechtstreeks gezegd, maar tussen neus en lippen door. Dus niet: “Marokkanen zijn slecht”, maar wel: “Daar ga ik niet naartoe, want daar trainen alleen maar Marokkanen.”’

Wat vond je vervelender?

‘Ik vond het allebei heel vervelend. Het doet pijn in je hart en ziel, want je wilt niet afgerekend worden op je huidskleur. Je bent hier in Nederland, je gedraagt je als een Nederlander, je leert de taal, je eet met mes en vork, je maakt je school af en weet ik veel wat allemaal, maar op het moment dat ze je kleur zien, doen ze ineens alsof je anders bent. Dat is niet cool. Je bent anders qua kleur, maar je bent nog steeds dezelfde mens. Ben ik een lul, dan kun je me daarop afrekenen. Maar niet op mijn kleur.’

Werd je anders behandeld toen je eenmaal bekend en succesvol was?

‘Ja, dat merkte ik duidelijk. Waar ik eerder bij clubs werd geweigerd met de mededeling dat er alleen leden naar binnen mochten, werd ik nu ineens uit een rij van honderd man gehaald: “Kom maar, kom maar.” Mensen gingen anders tegen me praten en deden alsof ik een soort uitzondering was. Dan hadden ze het in mijn bijzijn over “kankernegers” en zei ik: “Waar heb je het over?” En dan was het antwoord: “Ja, jij niet hoor Remy, jij bent anders, ik heb het niet over jou.” Terwijl ik dezelfde kleur heb als de kankerneger waar ze op zaten te schelden.’

Er hangt veel romantiek rondom het leven van topsporters. Hoe zag de praktijk eruit?

‘De meeste mensen – de leek of de mensen die het van een afstandje bekijken – zien alleen de mooie momenten uit het leven van een topsporter. De kickbokser maakt een knock-out, zit in een leuk tv-programma, rijdt rond in een mooie auto, heeft een groot huis. Maar al die keren dat je om 07.00 uur alweer aan het trainen bent, en dat drie keer per dag, en de pijn die je lijdt om het hoogst haalbare te bereiken, dat krijgen ze niet mee. Je zou mensen eigenlijk een dagje mee moeten nemen, om ze te laten voelen wat een topsporter voelt. Dan zouden ze er meer respect voor hebben. Het romantische gedeelte is er absoluut. Het is een prachtig leven, waarin je allerlei kansen krijgt. Maar het is ook loodzwaar. Ik heb vaak genoeg meegemaakt dat ik in bed niet eens wist hoe ik me moest omdraaien, zo pijnlijk voelde mijn lichaam.’

Was er in jouw topjaren überhaupt ruimte voor iets anders dan kickboksen?

‘Zeker. In tegenstelling tot veel andere sporten heb je bij kickboksen de luxe dat je veel meer geld gaat verdienen als je op het hoogste niveau zit. En waar je als professioneel voetballer soms wel drie keer per week een wedstrijd speelt, hoef je als kickbokser maar een paar keer per jaar te vechten. In de voorbereidingsperiode naar zo’n piek toe, gaat alle aandacht daarheen. Dan mis je dus feestjes, verjaardagen en soms zelfs begrafenissen, maar de rest van het jaar is het voldoende om aan je basisconditie te werken, dan is er niets aan de hand. Dat kon ik altijd prima combineren met het onderhouden van vriendschappen.’

Konden je vrienden zich een voorstelling maken van wat jij allemaal meemaakte in de ring?

‘Dat is moeilijk. Zolang je het zelf niet hebt meegemaakt, heb je geen idee wat voor pijn het doet als iemand jou een trap in je ribben geeft. Als je lacht of niest, heb je pijn. En dat zes weken lang, terwijl ik ondertussen gewoon moest doorgaan met trainen en vechten. Je moet het zelf ondervinden om zoiets te begrijpen.’

Heb je je eenzaam gevoeld, omdat je toch altijd bezig was met het nastreven van je eigen droom?

‘Kickboksen werd in mijn tijd over de hele wereld op hoog niveau beoefend en gewaardeerd, maar het was het grootst in Japan. Daar was ik dus veel, ook voor fotoshoots en andere promotiedingen. Ik werd eigenlijk altijd alleen uitgenodigd, dus dan zat ik ’s avonds alleen in mijn hotel. WhatsApp, Facetime en Netflix had je toen nog niet, dus ik nam altijd tig films mee. Dan keek ik er zo vier à vijf op een dag. Dat was best eenzaam af en toe.’

Veel sporters worden vroeg of laat ook een keer belazerd door een manager. Is jou ooit zoiets overkomen?

‘Ja, dat hebben ze twee keer geprobeerd. Ik was beide keren net bij mijn oude manager weg en daar kwamen ze hoor, met mooie verhalen: ik ga dit voor je doen, ik ga dat voor je doen. Voordat het rond was, kwam ik er gelukkig achter dat er sprake was van dubbele contracten en verkeerde afspraken. Het heeft me daardoor alleen een paar duizend euro aan af handelingskosten gekost, geen tonnen, zoals je weleens hoort bij andere gedupeerden.’

Heb jij een goed zakelijk instinct?

‘Ja, dat denk ik wel. En voor de finetuning weet ik de juiste mensen in te zetten. In Japan had ik bijvoorbeeld altijd mijn eigen advocaat mee, zodat alles gecheckt kon worden voordat ik iets ging ondertekenen. De onderhandelingen deed ik zelf, maar hij zat ernaast om me daarin te sturen, mocht dat nodig zijn.’

Kon je gaan rentenieren na je topsportcarrière?

‘Of je nu Ronaldo, Beckham of welke grote sporter dan ook bent, het gaat erom hoe je met je geld omgaat. Als je gewoon rustig gaat leven van wat je hebt verdiend, dan is het prima. Maar als je elke week een nieuwe superauto of jacht gaat kopen, dan raakt het geld een keer op. Neem Mike Tyson, hij moest nog een laatste wedstrijd vechten, omdat hij er 300 miljoen doorheen had gejast. Elk bedrag kan op. Ik heb goed verdiend, dat zeg ik eerlijk, maar ik kan niet zeggen: ik ga op een mooi eiland luieren met twee jachten en zes auto’s voor de deur. Ik leef gewoon relaxed, ik heb mijn sportscholen en ik blijf lekker geld verdienen.’

Kostte het moeite om na je kickbokscarrière een nieuwe weg in te slaan?

‘Ik ben me er altijd bewust van geweest dat er na het kickboksen iets anders moest komen. Op mijn luie reet zitten, dat is niks voor mij. Het leven is te mooi om tot 10.00 uur in bed te blijven. Ik wil altijd bezig zijn en sta elke dag voor 07.30 uur op, ook in het weekend, tijdens vakanties of op feestdagen. Als je dood bent, dan kun je slapen wat je wilt. Nu moet je er alles uithalen.’

Als je dood bent, dan kun je slapen wat je wilt. Nu moet je er alles uithalen

Wist je meteen dat je een eigen sportschool wilde?

‘Een goede vriend van me zei jaren geleden tegen me: “Je hebt nu één enorme kraan waar het grote geld uitkomt, het vechten. Maar stel je voor dat die kraan dichtvalt, bijvoorbeeld omdat je stopt, dan komt er niks meer binnen. Je moet zorgen dat je tien kleine kraantjes hebt, zodat je er altijd nog een paar over hebt.” Daar heb ik echt van geleerd toen ik stopte. Ik ben motivational speaker, ik geef privélessen, ik doe af en toe dingetjes op tv en ik heb twee sportscholen. Zo heb ik voor mezelf meerdere kraantjes opengedraaid, waar ik geld uit genereer.’

Je vrouw Renate is general manager van je gyms. Hoe is het om samen te leven en te werken?

‘Veel mensen hebben ons gewaarschuwd: pas op, dat gaat mis. Maar we werken nu drie jaar samen en het gaat geweldig. We hebben echt wel discussies, en zakelijk kunnen we f link op onze strepen staan. Maar we hebben duidelijke afspraken gemaakt dat we dat niet meenemen naar huis. Of naar de slaapkamer. Wat bij de sportschool hoort, blijft in de sportschool en daarna is het klaar.’

Renate heeft lang blond haar en een geweldig figuur. Hoe belangrijk is een knap uiterlijk voor jou?

‘Naast het feit dat ze slim, grappig, attent en erg zorgzaam is voor onze drie kinderen, is dat natuurlijk ook iets wat telt. Ik zie regelmatig vrouwen die er voor hun zwangerschap beeldschoon uitzagen en daarna hun haar kort knippen, niet meer op hoge hakken lopen en kilo’s aankomen. Iedereen moet dat voor zichzelf weten, maar ik vond dat soms weleens jammer. Je kan er nog steeds goed bijlopen, ook als je moeder bent en werkt. En dan niet alleen als je de deur uitgaat, je wilt er ook gewoon leuk blijven uitzien voor je man. Andersom moet dat ook. Dat ik geen topsporter meer ben, betekent niet dat ik een dikke buik ga krijgen. Ik probeer om er zo goed en fit mogelijk uit te blijven zien. Je wilt de boel toch spannend en leuk houden, waarbij het belangrijk is dat je eruit blijft zien zoals toen je elkaar voor het eerst ontmoette. Tuurlijk mag je daar een klein beetje vanaf wijken, maar je bent ergens verliefd op geworden, toch? Toen ik mijn vrouw tegenkwam, was ze prachtig en slank. Het moet niet zo zijn dat ze vijf jaar verder ineens 30 kilo is aangekomen. Dan is ze een heel andere vrouw geworden, op wie ik misschien op het eerste gezicht niet was gevallen. Dat werkt niet, niet bij mij in ieder geval.’

Laat jij jezelf weleens gaan met een zak chips of gevulde koeken?

‘Absoluut. Mensen hebben bij mij misschien het beeld dat ik zes keer per week train en alleen maar vegan en gezond eet. Maar geloof mij, als je een pak Kanjers voor mij neerzet, met acht van die grote stroopwafels erin, dan is ie binnen een kwartier echt wel leeg, hoor. Renate en ik kunnen echt wel cheaten, vaak in het weekend. Dan komt de Fanta op tafel en gaan we los, haha! Fanta is voor mij alcohol, zeg maar. Ik drink makkelijk die hele fles leeg, pak koekjes erbij, zak popcorn. Maar we weten ook dat we na zo’n avond weer een week normaal gaan doen. Alles met mate.’

Zijn er naast Fanta nog andere uitspattingen in het leven van Remy Bonjasky?

‘Hard rijden. Ik heb een Suzuki Hayabusa, een van de snelste motoren die voor consumenten te koop is. Het is heel moeilijk om je aan de maximumsnelheid te houden, want als je aan het gas trekt, dan zit je al gauw aan de 200 km/u. Dat is echt een guilty pleasure. Heerlijk! In de auto doe ik de laatste tijd wat meer mijn best, omdat je overal nog maar 100 km/u mag. Normaal reed ik standaard 140 km/u, omdat dat nog binnen de marge zit dat je je rijbewijs niet kwijtraakt. Nu probeer ik het op 120 km/u te houden, daaronder val ik bijna in slaap, zo saai vind ik dat.’

NIEUWE REVU ONTMOET REMY BONJASKY

Waar?

In z’n sportschool in Almere.

Nog iets genuttigd?

Koffie en thee.

Verder nog iets?

Z’n Bonjasky Academies, zoals zijn sportscholen officieel heten, mogen dan gesloten zijn, Remy is er de man niet naar om bij de pakken neer te zitten. Tijdens de eerste lockdown zette hij een eigen online trainingsprogramma op, Fight Body, waarmee je vanuit je eigen woonkamer fit kunt blijven. Dat
is steeds verder uitgebreid en ondertussen bouwt Bonjasky aan een heus imperium. Zijn plan is om binnen nu en vijf jaar zeven eigen sportscholen te hebben, om te beginnen nog eentje in Amsterdam.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct