Premium

Schieten op De Oost

De Oost is de eerste Nederlandse speelfilm die de excessen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog tussen 1945 en 1949 behandelt. Daarmee plaatst de film van regisseur Jim Taihuttu Nederland in de hoek van de oorlogsmisdaden. Hoe kijkt Indië-veteraan Bert van den Tempel (95) naar de film? 'Deze beelden zijn onaanvaardbaar.'

Indië-veteraan Bert van den Tempel

‘Hier wordt niet het hele verhaal verteld.’

Aan oorlogsfilms geen gebrek in de Nederlandse cinema. Inmiddels zijn de meeste spraakmakende gebeurtenissen uit WOII wel voor de camera verschenen. Hoe anders geldt dit voor de strijd in voormalig Nederlands-Indië. Tussen 1946 en 1949 vochten zo’n 200.000 Nederlandse vrijwilligers en dienstplichtigen tegen de strijdkrachten van de in 1945 eenzijdig uitgeroepen Republiek Indonesië. Zesduizend Nederlandse soldaten kwamen daarbij om, plus een veelvoud aan Indonesiërs. Onder grote internationale druk erkende de Nederlandse regering in mei 1949 de onafhankelijkheid van Indonesië. In december van dat jaar volgde de soevereiniteitsoverdracht.

In het Nederland van vlak na de oorlog was de strijd om en het verlies van ‘ons Indië’ een ingrijpende en traumatische gebeurtenis. Toch behandelde tot nu toe slechts één speelfilm die strijd: Oeroeg (1993) van Hans Hylkema, gebaseerd op de roman van Hella Haasse. Toen al was er commotie. Acteur Jeroen Krabbé had opgemerkt dat Nederlanders zich destijds als ‘nazi’s’ hadden gedragen, wat tot boze reacties van veteranenorganisaties leidde. De film zelf werd niet als aanstootgevend beoordeeld.

Marwan Kenzari in de rol van Raymond Westerling in De Oost. 

Regisseur Jim Taihuttu wist dat hij op weerstand kon rekenen toen hij in 2012 begon te werken aan zijn project over de strijd in voormalig Nederlands-Indië: De Oost. Dat had alles te maken met de insteek: de acties van het Depot Speciale Troepen (DST), een Nederlandse legereenheid gespecialiseerd in contraguerilla. Het DST onder leiding van kapitein Raymond Westerling werd in 1946 ingezet op Zuid-Celebes om een einde te maken aan de chaos en het bloedvergieten. Westerling herstelde de orde met grof geweld.

Voor Taihuttu, Gouden Kalf-winnaar voor Wolf, was het filmplan vooral ook een persoonlijke ontdekkingsreis. Zijn Molukse overgrootvader diende bij het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL). Thuis werd er niet over de oorlog gepraat, en op school kreeg Taihuttu er ook nauwelijks iets van mee. Met zijn film kon hij een bijdrage leveren aan de discussie over een van Nederlands meest omstreden militaire operaties. Zelf zei Taihuttu in 2019 hierover tegen de Volkskrant: ‘Ik wil laten zien dát het gebeurde. Het gaat me er niet om die soldaten te veroordelen. Maar het is een onverteld verhaal.’

Magisch

Zeventig jaar na het einde van de strijd zijn verreweg de meeste ooggetuigen overleden. Toch liep ook Jim Taihuttu tegen felle reacties op toen hij in september vorig jaar de eerste beelden van De Oost online zette. Van de kleur van de uniformen tot de snor van acteur Marwan Kenzari: veteranen hadden weinig vertrouwen in een correcte weergave van de werkelijkheid. Of dit de distributeur van de film heeft afgeschrikt is niet bekend, feit is wel dat de release keer op keer werd uitgesteld. De Oost verscheen nu 13 mei op Amazon Prime. In de week voor de première diende nog een kort geding van Indische Nederlanders die een disclaimer eisten: De Oost was fictie.

In de week voor de première diende nog een kort geding van Indische Nederlanders die een disclaimer eisten: De Oost was fictie

Bert van den Tempel (95) is een van de nog levende ooggetuigen. Hij zat in 1945 als oorlogsvrijwilliger in Engeland toen de oproep kwam om in Indië zijn dienstplicht te vervullen. Voor hem betekende dat een terugkeer: Bert werd in 1925 in Batavia geboren als zoon van een leraar aan een christelijke Europese lagere school. De eerste twaalf jaar van zijn leven bracht hij in Cheribon door, een tijd die hij zich herinnert als magisch voor een Hollandse jongen. Wanneer hun ouders rustten, zwierven de drie broers Van den Tempel door de bossen van Noord-Java. ‘Wij waren echt een beetje verwilderd toen we in 1937 in Nederland arriveerden.’

Maleis leerden ze spelenderwijs van hun baboe en de huismeester, de djongos. ‘Die bleef ’s avonds bij ons kinderen als onze ouders ergens heen moesten. Dan ging hij in de voorgalerij verhalen vertellen en deed dat in het Maleis. Dat waren meestal avonturen van Tom Mix, die hij in de bioscoop had gezien. Hij maakte daar zijn eigen avonturen van. Als kinderen smulden wij daarvan, maar we raakten zo ook vertrouwd met de taal. Mijn vader was gewaarschuwd door de politie dat onze djongos contacten had met de nationalistische beweging. Mijn vader heeft toen gezegd dat ’m dat niet interesseerde. Hij was goed voor hem en voor de kinderen.’

We bekijken samen De Oost via een link die Amazon aan de pers verstrekt. Bert kijkt aandachtig, zijn commentaar is summier. ‘Wij droegen nooit helmen tijdens patrouille, veel te warm.’ Bij een shot van een Nederlandse zeilboot die het troepentransportschip vanuit Indië verwelkomt met een bord met ‘nazi’s!’ erop, zegt hij: ‘Kan gebeurd zijn.’ Hij knikt bij een aangrijpend moment waarop een kameraad tijdens het oversteken van een rivier in de buik wordt geschoten en sterft. ‘Dit heb ik precies zo meegemaakt.’ Een horrorscène waarin een patrouille stuit op de verminkte overblijfselen van Nederlandsgezinde dorpsbewoners, passeert zwijgend. Het is de aanloop naar een reeks brute wreedheden, die tot in detail getoond worden.

Keiharde vechtersbazen

Na af loop is Bert even stil. Dan ferm: ‘Deze beelden zijn onaanvaardbaar. Ik kan me niet voorstellen dat dit op televisie wordt getoond.’ Hij probeert zijn gevoelens onder woorden te brengen. ‘Om de zin van onze aanwezigheid te blijven zien, heb ik een bepaald beeld bewaard, dingen die ik me positief herinner. Ik zie hier geen enkel stukje harmonie. Dit is totaal zinloos.’ Maar oorlog is toch ook zinloos? Peinst. ‘Dat is niet helemaal waar. Als oorlog alleen maar zinloos zou zijn, ben je niet bereid je ervoor in te zetten. Er was een ethisch motief. Ik heb in die tijd toch een stukje ethiek betracht. Dat is nooit weggeweest, en werd breedgedragen onder de soldaten. Ik was echt niet beter dan de anderen. Dit is essentieel, en ik mis het in dit verhaal.’ Bert brengt thee en koekjes. Ik vertel hem wat over de achtergrond van regisseur Jim Taihuttu en de banden van diens familie met het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Het feit dat de naam KNIL in heel de film niet valt, vindt Bert onbegrijpelijk. Om veel van de excessen die in Indië hebben plaatsgevonden te begrijpen, is kennis over het KNIL onontbeerlijk. Binnen de Nederlandse strijdkrachten namen de KNIL-lers een aparte plek in. Los van het officierskader waren het vrijwel zonder uitzondering beroepsmilitairen met een Indonesische achtergrond: Ambonezen en Indische Nederlanders. Ze hadden een reputatie als loyale, maar keiharde vechtersbazen en werden door de legerleiding graag ingezet voor het vuile werk.

In De Oost maakt dienstplichtige Johan (Martijn Lakemeier) kennis met Raymond Westerling wanneer die een stel Japanners op hun nummer zet. Later helpt Johan Westerling om een opgepakte nationalist te martelen. Bert: ‘Het was volstrekt ondenkbaar dat dit door een gewone soldaat zou worden gedaan. Dit gebeurde door de mensen van de Inlichtingendienst. Dat was een aparte afdeling die voornamelijk uit KNIL-lers bestond. Deze manier van ondervragen mochten ze niet doen, dat het toch gebeurde is een tweede. Maar deze dienstplichtige zat niet bij die afdeling, dus waarom zou hij martelen en daarna een executie uitvoeren? Dat waren destijds compleet gescheiden werelden.’

Bert van den Tempel zou als sergeant in de Prinses Irenebrigade vijf jaar dienen tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog. In 1946 trof hij een land in chaos aan. Onder Brits gezag was een vorm van anarchie op de archipel uitgebroken. Er werd op grote schaal afgerekend met Indonesiërs en Chinezen die ooit de Hollanders hadden gediend. Criminele bendes (rampokkers) betwistten elkaar de macht. Er werd geplunderd, verkracht, gemoord. Het geweld, bekend geworden als de bersiap, was zo groot dat de overgebleven Nederlanders in de jappenkampen beschermd moesten worden: door Japanners. Dit was de situatie toen de eerste Nederlandse soldaten in 1946 voet aan wal zetten.

Standrecht

Raymond Westerling (1919-1987), alias De Turk, trad in juni 1945 toe tot het KNIL, na een commandotraining in Groot-Brittannië te hebben doorlopen. Zijn specialisme was geheime operaties. In september van dat jaar arriveerde hij op Noord-Sumatra, waar hem gevraagd werd om binnen het KNIL een militair politiekorps samen te stellen: het Depot Speciale Troepen. In juli 1946 kreeg Westerling het commando over de DST.

Opperbevelhebber generaal Spoor gaf Westerling eind van dat jaar de opdracht om de onlusten op Zuid-Celebes neer te slaan. Die waren uitgebroken in het vacuüm dat was ontstaan toen de Japanners zich overgaven en er nog geen vervangend Nederlands gezag was. Westerling wilde ‘hard maar rechtvaardig’ optreden, met respect voor lokale structuren. Hij maakte daarbij gebruik van het standrecht en contraguerillatactieken. Intimidatie door executie van verdachten, zonder grondig proces. Standrecht geldt als een oorlogsmisdaad. Zijn aanpak werd bekend onder de naam ‘methode-Westerling’. Hij wist vooraf wat er ging gebeuren op Celebes. ‘Iemand die niet tot zijn enkels in het bloed kan lopen, moet nu zeggen dat hij het niet doet,’ is een gedocumenteerde uitspraak van De Turk.

Toen Bert van den Tempel na de eerste politionele actie (juli 1947) op Java bleef, heerste daar een staakt-het-vuren tussen de Nederlandse strijdkrachten en het NTI. ‘Wij hadden een gebied en de republiek had een gebied. Daartussen een demarcatielijn, die noemden wij de brandgrens. In dat gebied had je kampongs die onder ons vielen, maar waar geen Nederlandse troepen zaten. Die werden door de andere kant geterroriseerd. Dan staken ze ’s nachts de grens over om koeien te stelen. Die bevolking had ernstig te lijden. Als wij dan kwamen, vonden ze dat prachtig want dan werden zij beschermd.’

Ik voer nog altijd oorlog, in mijn slaap. PTSS heet dat geloof ik. Ik heb daar geen negatieve dingen van, maar ik constateer wel dat het overheerst

Ook hij heeft acties van de Speciale Troepen meegemaakt. Die werden ingezet om een bepaald gebied te zuiveren. ‘Zo’n gebied was in Indonesische handen en wij hadden daar niet genoeg materiaal voor. Dan kwam er een bataljon ST, en die maakte een “sweep” door dat gebied heen, wat wij “bloedstrepen trekken” noemden. Dan gingen ze door al die kampongs heen en daar waar op ze geschoten werd, werd vol vuur teruggeschoten. Standrechtelijke executies? Ja, ook. Maar het was niet de norm.’

Trekbommen

Terug naar De Oost. We zien hoe Nederlandse jongens de lokale bevolking belachelijk maken en zich alleen uitlaten in termen als ‘zwartjes’ en ‘apen’. Het steekt Bert dat nergens de liefde voor Indië en het oprechte geloof iets goeds te doen in doorklinkt. Zelfs al bleek dat later naïef of paternalistisch. De verwondering over zoveel schoonheid, de kameraadschap: Bert ziet daarvan niets terug in De Oost. ‘Ik weet niet wat het mij moet leren. Zo wordt het nog erger voorgesteld dan het al was. Als het echt zo gegaan is, dan schaam ik mij. Dat doe ik toch wel, maar op een andere manier.’

Waar schaamt hij zich voor? Het is even stil. ‘We hadden meer begrip moeten hebben voor de onafhankelijkheidsgevoelens van de Indonesiers. Dat hebben we onvoldoende aangevoeld.’ Een van de personages in de film is een veldpredikant die de manschappen bijstaat, maar ook getuige is van de executies van Westerling. ‘Wat voor functie die dominee heeft in het verhaal kan ik niet plaatsen. Mijn eigen herinnering aan de legerdominee was toen een van mijn vrienden vreselijk omkwam. Ik was daar echt kapot van, het raakt je enorm als je eigen mensen sneuvelen. Er was een rouwdienst in een kerk op Oost-Java, die dominee staat daar en barst in tranen uit. Toen bleef er van zijn preek niet veel over. Dat is me altijd bijgebleven, het verdriet en de emotie van die man. Daarvan zie ik niets terug.’

Van zijn afdeling binnen de Prinses Irene Brigade zijn 43 manschappen gesneuveld. ‘Omdat wij de wegen open moesten houden. Kun je nagaan hoe zwaar een ondersteuningscompagnie het had. Wij werden gebruikt voor wat eigenlijk het werk was van de kerels van de pantserwagens. Daarin zat je veel veiliger dan in onze carriers die veel te laag op de grond stonden. Als je dan op een mijn liep, was je de klos, werd je zo uit die wagen geslingerd. Daar kwamen de meeste slachtoffers van. Toen heette dat trekbommen, nu zouden we zeggen bermbommen.’

Bij elkaar opgeteld zou je van Berts herinneringen een meeslepende roman kunnen maken. Zijn besluit om tijdens een patrouille zonder lichten te rijden, redt zijn leven en dat van zijn mannen wanneer een brug voortijdig wordt opgeblazen. De plotselinge confrontatie met een gewapende nationalist wordt een angstaanjagend hij of ik-moment met onverwachte ontknoping. Een zenuwslopende rit per carrier om achter de linies twee zwaargewonde manschappen in veiligheid te brengen. Een zal het later tot generaal schoppen, de ander overlijdt.

Het einde van de strijd brengt wonderlijke ontmoetingen met zich mee, zoals die met een Duitse U-boot-kapitein op Noord-Java. ‘Die man was met de Indonesiërs mee het binnenland in getrokken om er vrijheidsstrijders te trainen. We kregen te maken met Indonesische eenheden, SWK 1 en 2: Sub Wehr Kreise. Die Duitsers gebruikten nog gewoon hun oude namen, hoe arrogant! Toen ik hem eind 1949 sprak, zei hij: “Heb ik toch op het juiste paard gewed.” Hij had gegokt dat de nationalisten het zouden winnen.’ Schaarser zijn de zorgeloze herinneringen. Op een dag neemt de patrouille van Berts compagnie een inlander mee. ‘Er was een ruimte waar we na dienst bij elkaar konden zijn, één keer per maand kregen we dan twee f lesjes bier. Die man werd achter de piano gezet en begon te spelen, fantastisch! Hij kreeg bier aangereikt uit onze rantsoenen, en plots was hij geen “plopper” meer. Hij was de pianist die speelde wat de jongens wilden horen. Dat spel van die man herinner ik me als een van de weinige mooie avonden. Hoe muziek dan opeens verzoent, hij was even een van ons.’

Rampokkers

Het zijn de momenten van bespiegeling die Bert mist in De Oost. Het was een onnodige oorlog, er waren gruwelen over en weer en de geschiedenis heeft allang bepaald dat Nederland de slechterik was. Wat heeft het voor zin om in een film die vaststelling er nog eens in te hameren met een overdaad aan bloedvergieten en een zwart-witscenario? ‘Nu halen ze alleen het Westerling-gebeuren aan. Dat was natuurlijk een kwalijke zaak, maar er was veel meer aan de hand. Het was indertijd zo dat de vijand op Celebes geen nationalisten waren, maar rampokkers die roofden en stalen. Mensen die snel rijk wilden worden en daarvan was de eigen bevolking de pineut. De Nederlandse troepen werden gebruikt om dat tegen te gaan. Dat wordt niet uitgelegd, nu zijn het allemaal slachtoffers, geen daders.’

Bert keerde in 1950 terug naar Holland. Doof aan één oor dankzij een bermbom, geestelijk leeg door vijf jaar strijd. ‘Toen ik thuiskwam, was ik oud. Mijn vrouw Rie heeft van mij weer een mens gemaakt. Ze was mijn engel.’

De strijd is nooit helemaal verdwenen. ‘Ik voer nog altijd oorlog, in mijn slaap. PTSS heet dat geloof ik. Ik heb daar geen negatieve dingen van, maar ik constateer wel dat het overheerst. Dat en een gevoel van verantwoording. Ik ben in mijn dromen altijd aan het regelen hoe het moet gebeuren, of de artillerie naar voren moet komen. Ja, merkwaardig...’

‘Een belangrijke film voor Nederland én België’

In De Oost speelt de Vlaamse acteur Jeroen Perceval (Borgman, Red Light) de rol van legerpredikant Janssen, die is meegestuurd om als geestelijk verzorger bijstand te verlenen aan de soldaten.

‘Die man is in de film echt overal bij. Hij is daar om de moraal van de jongens hoog te houden, maar hij is ook bij de gruwelijke executies die de Turk uitvoert. Dat de kerk daar bij staat, is voor die jongens een extra motivatie: wij doen hier het goede. Ik denk dat Janssen symbool staat voor de ambiguïteit van de kerk, die in het Westen eeuwen aan heeft geschurkt tegen de regerende machten. In het geval van Belgisch Kongo was er ook sprake van bekeringsdrift, waarbij de kerk heeft weggekeken van allerlei misstanden. Dat is, denk ik de zwakke schakel van de mens. Ik geloof dat iedereen in de kern goed is. Maar zodra de meeste mensen van bovenaf bevelen krijgen, kunnen zij de meest gruwelijke daden verrichten. In naam van het goede. Jim Taihuttu laat dat heel goed zien. De Turk zegt op en gegeven moment: “Wij moeten hier vrede en rust brengen.” In naam van vrede creëert hij echter oorlog en horror.

Het is een deel van de Nederlandse geschiedenis dat ik totaal niet kende. Ik vroeg me op de set weleens af: willen de Indonesische acteurs dit wel spelen? Het was zo heftig om te zien hoe mensen in een massagraf werden gegooid. En omdat de artdirection zo goed gedaan was, zag het er levensecht uit. Dat was best confronterend. Jim zal hen wel goed hebben uitgelegd dat hij ook hun verhaal wil vertellen over wat er echt is gebeurd. Ik heb er in elk geval veel van geleerd.

Ontmenselijking is zeker een thema. Ik heb zelf nooit in een oorlogssituatie verkeerd, maar ik kan me voorstellen dat je op een gegeven moment gevoelloos wordt van de daden die je doet. Toch zie je in de film Johan ook worstelen met zijn moraal, waardoor hij uiteindelijk in opstand komt. Die ontmenselijking zit ook in de ander: de lokale bevolking. Door hen een etiket op te plakken: terrorist. Dat zie je vandaag de dag bij veel moslims gebeuren. Met een woord als “transmigrant” ontmenselijk je ook. Het wordt door extreemrechts als scheldwoord gebruikt. Dan heb je het niet meer over mensen.

De generatie van Jim en mij heeft over onderwerpen als Indonesië en Kongo niet veel op school geleerd. Pas de laatste jaren begint men daar bewust van te worden. In Oostende staat bijvoorbeeld een heroïsch standbeeld van koning Leopold II, en mijn generatie is de eerste die hardop zegt dat dit eigenlijk niet kan. Er is dus een bewustwording aan de gang, en ik denk dat de eerste regisseur die daar in België iets mee gaat doen wel onderweg is. Ik denk dat zo’n film ook nodig is, zoals De Oost een belangrijke film voor Nederland is. En misschien is De Oost daarom ook wel een belangrijke film voor België, want mij zet het in elk geval aan tot nadenken over het Belgisch koloniaal verleden.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Oorlog
  • New Amsterdam, Mark van den Tempel, Bruno Press