Premium

Acteur Raymond Thiry: 'Ik ben geen zeikerd'

Het succes van Raymond Thiry (64) kwam pas later in zijn carrière, maar inmiddels is de acteur niet meer weg te denken van de Nederlandse televisieschermen en bioscoopzalen. Onlangs nam hij zelfs nog een mooie carrièreprijs in ontvangst.  

Raymond Thiry

Deze maand ontvangt Raymond Thiry de Career Achievement Award van het Film by the Sea Festival in Vlissingen. Doorgaans een prijs voor spelers in de winter van hun loopbaan, maar in de carrière van Raymond is het nog volop zomer. Zijn televisiegangsters in Penoza en Undercover leverden hem nationale roem op, en voor de fijnproevers kan hij wijzen naar twee Gouden Kalveren op z’n eettafel.

Raymond ontvangt thuis in de Amsterdamse Pijp, in dezelfde benedenwoning waar hij 64 jaar geleden geboren werd. ‘Het is wel een beetje een jongenshuis,’ zegt hij bijna verontschuldigend. ‘Meisjes hebben het liever wat gezelliger.’ Dat valt reuze mee. Er hangt een bokszak en overal ligt gereedschap, maar het is er knus als in een scheepskajuit. De deur naar de dichtbeplante tuin staat open zodat hond Eddie in en uit kan lopen.

Als er al een prima donna in huis woont, is het Eddie, voor wie altijd op de filmset een plekje wordt gereserveerd. ‘Ze is heel makkelijk hoor,’ introduceert Raymond zijn huisgenote. ‘Behalve bij Bloed, zweet & tranen. Daar draaiden we in het Concertgebouw en mocht ze niet naar binnen! Toen heeft ze twee dagen op een stoel buiten voor de ingang gezeten, mijn jas in de gaten houdend. Kom niet aan die jas, dan laat ze haar tanden zien.’

Overal in huis de stille getuigen van Raymonds liefde voor handenarbeid. Zo kun je op zijn toilet kiezen uit wel zeven wc-rolhouders. ‘Mijn vriendin vond een wc-rolhouder tuttig, dus heb ik er een stel omheen gemonteerd. Moest nog best wat bouwmarkten af om dezelfde te vinden.’

Tegen de wanden in zijn huiskamer staan de stukken hout die hij overhield na klussen, of die hij op straat heeft gevonden. ‘Moet je deze plank eens voelen, bijna niet te tillen. Toch? Ongelooflijk wat mensen zomaar op straat zetten. Ja, het is hier een beetje een weeshuis voor hardhout.’ Zo ligt op de vloer het massieve parket dat ooit dienstdeed in de grote zaal van Frascati.

Vilein

Directe aanleiding voor het gesprek is de release van twee nieuwe speelfilms: De jacht op Meral Ö en Witte flits. Zijn aandeel in Meral Ö is beperkt tot twee scènes, maar het is een interessante, atypische vertolking. Als chef van een afdeling die uitkeringsfraude moet opsporen, probeert hij de titelheldin te betrappen door haar te laten volgen. In de rol laat Raymond zich van zijn vileinste kant zien, al vindt hij dat zelf reuze meevallen. ‘Ik kreeg na afloop van de opnamen een appje van iemand die zei: “Wat speel jij daar een klootzak!” Maar ik heb hem helemaal niet als een naar mannetje gespeeld. Ik bekijk zo iemand puur vanuit het personage. En dat is gewoon een ambtenaar die zijn werk goed doet. Dit zijn de regels, zo doen we het.’

Als Meral ten einde raad zegt: ‘Moet ik dan maar op mijn rug gaan liggen?’ antwoordt jouw personage: ‘Dat kan, zolang u het maar aangeeft.’ Dat is toch best harteloos?
Hij grinnikt. ‘Dat is natuurlijk een rotopmerking. Ik zei ook nog dat ze zich dan in moest schrijven bij de Kamer van Koophandel, maar dat hebben ze er in de montage uit gelaten. Maar vergis je niet: die mensen krijgen de ene oplichter na de andere aan het loket, want iedereen loopt wel een beetje te sjoemelen. Ik heb zelf ook wel lulverhalen zitten ophangen voor een uitkering. Dat was in de tijd dat mensen in een taxi kwamen voorrijden bij de sociale dienst, het stof van hun overall klopten en zeiden: “Kan het een beetje snel, want ik moet naar mijn werk.”’

Raymond kiest zijn rollen zorgvuldig, want ze moeten op een bepaalde manier wel bij hem passen. ‘Ik speel altijd mezelf, vreemd genoeg. Als ik een rol overweeg denk ik eerst: is het voorstelbaar dat ik dit zou kunnen doen? Dus van negen tot vijf bij de sociale dienst een afdeling runnen? Of is het voorstelbaar dat ik een hersenchirurg zou kunnen zijn geweest? Als ik mijn school had afgemaakt en het had mijn belangstelling gehad, ja. Ik heb niet de indruk dat als ik met universitair geschoolde mensen praat, ik met een totaal andere wereld in aanraking kom.’

Die praktische instelling komt wellicht voort uit het feit dat hij geboren werd met twee rechterhanden. Technische problemen zijn er om op te lossen. Hij vertelt hoe hij laatst een vriend met een slecht gebit vergezelde naar de tandarts. ‘Ik wilde graag voor hem betalen. De tandarts die mij wel een beetje kent zei: “Dus jullie zijn goed bevriend? Vul jij die kies dan.” En hij liep weg. Gelukkig bleef de assistent erbij en was mijn vriend inmiddels verdoofd. Dus ik boren en die meuk erin proppen, onder toeziend oog van de assistente. Ik vertel je dit omdat ik altijd bij mezelf denk: zou ik dit kunnen?’

‘Als een scenario goed is en je moet iemands lul opeten die gebakken op een bordje ligt: dat kan voor mij’

Thiry’s cv is lang en vooral breed. Het bevat komedies (Bro’s Before Ho’s) en kostuumfilms (Nova Zembla, Bankier van het verzet), internationale producties (Interlude in Prague) en heel veel korte films. Een enkele keer zegt hij nee. ‘Wat ik niet zou kunnen spelen? Als er een naar scenario voorbijkomt waarin ik kinderen misbruik. Heb ik dan wel zin om een luikje bij mezelf open te trekken waarbij die passie een dominante rol speelt? Niet omdat ik niet als zodanig geassocieerd wil worden, maar omdat ik die scènes niet wil spelen. Dan betreed je echt een schimmig gebied. Echt last heb ik als kind nooit gehad, maar er waren wel voetbaltrainers die veel te dicht tegen je aanduwden. Dat je aan alles voelt: dit is te dichtbij. Als een scenario goed is en je moet iemands lul opeten die gebakken op een bordje ligt: dat kan voor mij. Maar er is een grensgebied dat ik niet wil oversteken.’

Methode Thiry

De tweede film met Raymond die op korte termijn verschijnt is Witte flits. Daarin speelt hij Toon, de zwijgzame vader van een jongeman die zo getroebleerd is dat hij uit het leven wil stappen. Hij gaat een euthanasietraject in, maar zijn ouders gaan elk heel anders om met die doodswens. Witte flits is geen vrolijke film, maar het zware onderwerp kent een tegenwicht in het ontroerende echtpaar, zo effectief neergezet door Raymond en Renée Soutendijk. ‘Dat ging eigenlijk vanzelf. Renée is heel vrolijk en goedgemutst en ik neem ook altijd bijna als verplichting mijn goede humeur mee naar de set. Ik ben geen zeikerd. Als je samenwerkt moet je gewoon een beetje leuk de dag doorkomen. Het leuke aan spelen met goede tegenspelers als Renée of Monic Hendrickx is dat het soms echt tot leven komt.’

Dus zo’n somber onderwerp werkt niet door op zijn humeur? ‘Totaal niet. Tot aan het woord “actie” sta ik nog grapjes te maken, ook als het een emotionele scène is. Ik heb altijd een klein stepje bij me, en bij Witte flits stepte ik alle gangen van dat psychiatrisch ziekenhuis door. Even bij de regie kijken, of bij de dames die achter de monitor zitten. Dan hoor ik op een gegeven moment: “Thiry, waar zit je?” en gaan we weer wat doen. En vanaf “actie” schiet ik er gelijk in. Ik heb dan wel een idee hoe zo’n scène gespeeld moet worden, absoluut, maar daar hoef ik geen lange aanloop voor te nemen.’

Hier naderen we de kern van de Methode Thiry: hou het klein. ‘Het leuke van film is dat je niet heel veel hoeft te doen. Je ziet weleens acteurs met een notitieboekje waarin dan precies staat waar hun personage op de middelbare school heeft gezeten. Dan is dan hun houvast. Prima, maar ik heb dat nooit zo geleerd en heb het ook niet nodig. Voor mij is acteren meer een optelsom van duwboten naar het publiek toe: de info die een goed script je aanreikt. Ik hoef daar niet zoveel aan toe te voegen. Het gaat alleen maar om de scène. Het personage is al genoeg aangekleed.’

Hij staat op om koffie te maken, maar praat rustig door. ‘Ik ga er altijd van uit dat het publiek een heel rijke verbeelding heeft. Dat heb ik wel gemerkt in de loop der jaren, mensen geven jou veel meer body dan jij hun ooit kan aanreiken. Neem dat hele loyale en kwaaie wat Luther (uit Penoza, red.) heeft in de ogen van veel mensen. Dat dames opveren in restaurants: “O, ik hou van slechte mannen.” Dat is allemaal projectie, want ik heb hem niet zo gespeeld. Ik ben gewoon onderdeel van dat verhaal en de kijker vult het zelf aan de hand van de scènes die ze gezien hebben. Waarom zou ik daar allemaal niet-gespeelde scènes aan toevoegen in mijn hoofd?’

‘Die eerste keren film vond ik wel eng, je kop zó groot op een scherm. Alles wat je te veel doet, ziet iedereen. Daar heb ik wel mee geworsteld’

Technisch denken

Toen Raymond Thiry in 1986 zonder vooropleiding begon bij toneelgroep Alex d’Electrique was zijn ingetogen persona ook een manier om niet door de mand te vallen. ‘Je moet echt wel een goede acteur zijn om zoiets als een bourgondische kok te spelen, en met schaterlach de zaal te vullen. Daar heb je een goede allround acteeropleiding voor nodig, die ik niet had. Alex was mijn eerste job, daar kon je van alles doen. Omdat er geen spelregie was, hadden we altijd de vrijheid om van alles uit te proberen. Het is heerlijk wanneer je een voorstelling al 140 keer hebt gespeeld om te zien dat je er nog zoveel mee kan.’

Dertien jaar speelde Raymond met de andere Alexen (zijn podiumnaam was Alex Spannet). Uniek aan het gezelschap was de inzet van apparaten en attributen. Omgebouwde stofzuigers, roestige kookplaatjes en liters smurrie zorgden, jaren vóór Waardenberg en De Jong, voor een vrolijke chaos op het toneel. De werkplaats van het gezelschap bleek ook een belangrijke bron voor zijn tweede job: als uitvinder Gert Jan van Rossum in de jeugdserie Roos en haar mannen op Villa Achterwerk. ‘Roos was een soort uitverkoop van Alex. Dan hadden we een voorstelling gemaakt met meubilair dat kon branden. De regisseur van Villa Achterwerk, Ben van der Meyden, wilde altijd aan het einde van de uitzending een soort uitsmijter hebben. Een stunt of een ontploffing, dus gaf ik hem dat brandend meubilair uit de werkplaats. Speelden we in het weekend met Alex en gingen we op maandag vijf afleveringen van Villa opnemen.’

Bij Villa Achterwerk en Alex d’Electrique leerde hij de waarde van perfecte timing. The hard way. ‘Als je steeds maar weer snoeihard valt of klappen op je kanis krijgt, en toch altijd een vrolijk gezicht moet houden, ontwikkel je vanzelf een technisch denken over acteren. Had ik als Van Rossum een weerballon vol met butagas gevuld. Ik wist dat als ik op een knop drukte, de elektrische ontsteking van die ballon af zou gaan. Dan moest ik precies op tijd voorover duiken om niet geschroeid te worden, terwijl ik ondertussen mijn tekst bleef zeggen. Zo leer je wel timen. Acteren is feitelijk niet meer dan je verbeelding de ruimte geven. De rest is vormgeving.’

Vanaf 2006 dook Thiry steeds vaker op in speelfilms. Zijn eerste optreden als bokstrainer in Langer licht was direct goed voor een Gouden Kalf-nominatie. ‘Die eerste keren film vond ik wel eng, je kop zó groot op een scherm. Alles wat je te veel doet, ziet iedereen. Daar heb ik wel mee geworsteld. Ik moest een keer spelen dat ik de weg kwijt was. Werd me gevraagd alleen even opzij te kijken, en in die blik moest dan mijn verslagenheid zitten, of zo. Maar hoe doe je dat? Zag ik in mijn blikveld een stapeltje tijdschriften, met bovenop de Nieuwe Revu. Las ik bij “actie!” gewoon de koppen op de voorpagina, maar op beeld was het precies wat de regisseur wilde. “Ja, goed!” Haha.’

Doen andere acteurs daar dan te interessant over? ‘Voor het personage maakt het helemaal geen reet uit waarover je nadenkt, dan is alles goed. Less is more. Gemakkelijk gezegd, maar het is wel zo. Soms zit je naar een acteur te kijken en denk je: ja, hij is een goede speler, maar veel liever had ik zitten kijken naar een onnadrukkelijk personage die het verhaal verder brengt.’

Thiry noemt Draadstaal-spelers Jeroen van Koningsbrugge en Dennis van de Ven als voorbeelden van acteurs waar hij zelf graag naar kijkt. ‘Dat zijn zulke begenadigde acteurs, ze gaan vol in die personages. Ik herken dat wel uit Villa Achterwerk. Natuurlijk moet het materiaal ook wel echt komisch zijn, maar goed gespeelde karikaturale comedy, daar neem ik mijn pet voor af. Zoals Jeroen altijd zijn vrouw zit af te zeiken wanneer zij de aardappels schilt, en ondertussen de ene na de andere taalverhaspeling oplepelt. Dat is een manier van spelen waar ik veel respect voor heb.’

Kalasjnikov

Een van zijn meest memorabele set-ervaringen had Raymond in Bosnië. Voor de internationale coproductie Quo vadis, Aida? kroop hij in de huid van Dutchbat-majoor Rob Franken. De officier was tijdens de evacuatie van de Dutchbat-enclave in Srebrenica feitelijk eindverantwoordelijk, omdat Thom Karremans niet langer aanspreekbaar was. De set van Quo vadis, Aïda? lag midden in het destijds bestreden gebied. ‘We zaten in zo’n klein Bosnisch dorpje waar je de kogelgaten nog in de gevels van de flatgebouwen zag zitten. De huizen van de Serviërs die daar ooit woonden, stonden totaal vergaan tussen de opgeknapte huizen van de moslims. Want de Serviërs zouden terug kunnen komen voor hun eigendom, dus lieten ze het maar zo. Die oorlog was nog steeds zo dichtbij, je had het gevoel dat er maar dít hoefde te gebeuren en de vlam sloeg opnieuw in de pan.’

Tijdens de opnamen konden lokale figuranten hem exact uitleggen waarom de Joegoslavische versie van de kalasjnikov beter was dan de Russische. ‘Dat zal je hier op een set niet snel meemaken. Dan liepen we met die bewapende mannen de compound op en moest de scène herhaaldelijk stil worden gelegd omdat vrouwen van rond de veertig opeens in huilen uitbarstten. Die dachten voor 7,50 euro een leuke draaidag te hebben, om vervolgens emotioneel door het lint te gaan omdat toen ze vijftien waren er de vreselijkste dingen met ze was gebeurd. De helft van de crew stond ondertussen achter de monitor te huilen. Ik kon het ook niet van me afzetten als ik ’s avonds op mijn hotelkamer zat.’

Positief aan de ervaring was wel dat hij weer eens op een set kon staan met een serieus budget. Voor zijn belangrijkste scène, een confrontatie met de tolk waar de film om draait, kreeg hij alle ruimte. ‘Ik heb die scène op allerlei manieren kunnen spelen. Terwijl ik in huilen uitbarstte tegen die vrouw, of dat ik juist hard wegliep. Dat was op verzoek van de regisseur die er zelf ook nog niet helemaal uit was wat ze wilde. Zoveel ruimte krijgen is zo fijn. Nadat we een vergadering met de lokale bevolking hadden gefilmd, moesten we dezelfde scène nog eens doen, maar dan alleen denkend. Er werd dan niet gesproken, we dáchten de tekst naar de ander toe. Dan krijg je een vergaarbak aan blikken die je anders niet gehad had, en die je op een ander moment erin kunt snijden. Zo’n vergadering kun je in de montage dan veel rijker maken.’

Op Nederlandse filmsets is de laatste jaren zoveel bezuinigd dat vijftien draaidagen inmiddels heel normaal is geworden. Een doorsnee Hollywood-productie hanteert al snel drie keer zoveel. Maar ook in België is veel meer mogelijk. ‘Dat zie je al bij Undercover, wat natuurlijk gewoon een Belgische productie is. Daar doen ze een hele ochtend over één scene, en laten ze er vaak ook nog even een drone overheen vliegen. Het wordt van zoveel kanten aangeschoten, dan kun je in de montage zoveel meer kersen plukken. Oorlogswinter, daar was wél een fatsoenlijk budget. Dat begon al met het honorarium: hé, verdien ik zoveel? Dus dat is eigenlijk normaal? Dan zie je op een gegeven moment een heel Duits leger met een wagenpark op een plein staan, en zit je te eten met vijfhonderd man. En denk je: het kan dus wel hier.’

Te lelijk

Hij wil niet klagen, want er zitten genoeg fijne aspecten aan het werken in Nederland. ‘Zo vond ik het heel prettig dat bij Witte flits de crew grotendeels uit vrouwen bestond. Camera, regie, vormgeving; allemaal vrouwen. Het is echt fijn als er niet te veel testosteron in het rond vliegt. Film is geen militaire operatie. De Nederlandse filmindustrie was ook een van de eerste om een intimiteitscoach in te voeren. En een aanspreekpunt voor wangedrag. Dat op het callsheet staat: als je lastig wordt gevallen, kun je hier terecht. En misschien was dat ook wel nodig, hoor. Ik heb gelukkig nooit een relatie of ook maar een scharrel op een set gehad. Ik bent daar ook helemaal niet mee bezig, ik kom gewoon om te werken.’

‘Ik loop niet over van zelfvertrouwen. Wanneer iets geen succes is geworden, ben ik de eerste die zal zeggen: dat zal dan wel aan mij liggen’

Hij vertelt over een bekende Oostenrijkse actrice, die toen ze zeventien was voor een Duitse serie een rol speelde naast Harvey Keitel. ‘Alleen vond hij haar te lelijk voor iemand met wie hij een relatie kon hebben. Dat zei hij haar gewoon in haar gezicht. Hij wilde dan ook niet met haar spelen, zodat in scènes waar ze allebei zaten de over-the-sholder-shots telkens met een stand-in werden gedraaid. Dus als zij in beeld was, zag je niet hem van achteren maar een dubbelganger, en andersom. En zij is een grote naam in Oostenrijk, hoor. Als je met haar door Wenen liep, tilden mannen klassiek hun hoed op.’

Misschien is dat ook wel onderdeel van Thiry’s succes. Hij is niet wezenlijk veranderd toen de grote doorbraak eenmaal een feit was. ‘Ik loop niet over van zelfvertrouwen. Wanneer iets geen succes is geworden, ben ik de eerste die zal zeggen: dat zal dan wel aan mij liggen. Niks is vanzelfsprekend. Het verbaast me nog steeds dat ik carrière heb gemaakt in film en televisie. Het weerhoudt me niet om goed mijn werk te doen, maar het kan me soms in de weg staan. Ik heb wel tegen een casting director gezegd die me wilde: “Zijn die en die niet veel geschikter voor deze rol?” Dat je in eerste instantie jezelf wegcijfert. Wat best raar is voor iets wat je echt ambieert. Maar dat meen ik dan oprecht.’

Het helpt hem met beide benen op de grond te blijven staan. Want het sterrendom doet vreemde dingen met je, zag hij in het buitenland. ‘Mensen gaan zulke rare eisen stellen. Dat je de afmeting van je trailer in je contract laat vastleggen, omdat je absoluut geen kleinere trailer wil dan de andere hoofdrolspelers. Dat doen die agenten allemaal, maar het zijn wel eisen van hun sterren. Zodat als je een rol als The Joker speelt, je niet wordt afgeleid door allerlei ongein die types als ik juist opzoek. Dan wil je inderdaad onder begeleiding die trailer uitkomen, terwijl geroepen wordt: ‘Talent on the set!’ en iedereen zijn rug naar je moet toekeren. Als ik echt emotionele scènes heb, loop ik trouwens ook niet te bullshitten, hoor. Ik ben niet helemaal gek. Maar het is veel leuker om gewoon met een stepje rond te kunnen rijden dan zulk sterrengedag.’

Op zondag 8 september ontving Raymond Thiry de Career Achievement Award op het Film by the Sea Festival in Vlissingen. Witte flits is op 20 september de openingsfilm van het Nederlands Film Festival.

Raymond Thiry: succesvolle laatbloeier dankzij ‘die kop’
Voor filmliefhebbers leek Raymond Thiry in 2006 uit het niets te komen. Hij was al halverwege de veertig toen hij opviel als de getroebleerde bokstrainer in Langer licht, wat pas zijn eerste speelfilm was. Die onbewogen kop suggereerde een wereld van emotie. Het leverde hem direct een Gouden Kalf-nominatie op en rolde de rode loper voor hem uit bij Nederlandse casting directors. Thiry werd een veelgevraagd karakterspeler. Een standvastige burgermeester in Oorlogswinter. Schrijver P.C. Hooft in Nova Zembla. De vader van André Hazes in Bloed, zweet & tranen. Een verzetsman in Bankier van het verzet. Een afkeurende vader in De belofte van Pisa. ‘Ik ben nog nooit een regisseur tegengekomen die me tegenstond. Het zit al heel gauw goed voor mij. Het is gewoon niet zo moeilijk. Je leest het scenario, dat ademt een bepaalde sfeer, je begrijpt waarom je gecast bent voor die rol, dat breng je mee.’

Hoofdrollen waren schaars. Zijn gepensioneerde gangster in de misdaadkomedie Black Out (2012) had een bioscoophit verdiend, maar helaas bleef het bij een cultsucces. Het was de televisie die Raymond zijn grootste bekendheid gaf. Als de ondoorgrondelijke adjudant Nicolaas Luther werd hij de steun en toeverlaat van gangstermoeder Carmen van Walraven (Monic Hendrickx) in de razend populaire dramaserie Penoza (2010-2017). Er volgde een speelfilm én een eigen spin-off: Doodstil. In de Vlaams-Nederlandse Netflix-serie Undercover (2019), waarin hij de rechterhand speelt van drugscrimineel Ferry Bouman (Frank Lammers), bouwde hij het kille, ongenaakbare imago verder uit, tot en met de twee bioscoopfilms rond dezelfde Ferry. ‘En ik heb nu eenmaal die kop. Daar kan ik zelf ook vrij weinig aan doen.’

Hij heeft met vrijwel alle bekende Nederlandse filmregisseurs gewerkt, en dook zelfs op in buitenlandse producties als recent de Oostenrijks/Britse serie The Net (2023). Daarin is hij te zien als de nietsontziende voorzitter van een fictieve mondiale voetbalbond. Is hij weleens onder de indruk van een andere acteur? ‘Ik had een keer een lezing met John Malkovich, toen voelde ik me wel geïntimideerd. De rust waarmee die man zijn stem gebruikte. En dat je direct merkte hoe hij meteen de spijker op de kop sloeg in zijn tekstbehandeling. Als ik mezelf tot Ajax zou rekenen, zou hij Barcelona zijn.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct