Mijn therapeutische tocht langs ’s lands meest in het oog springende buitenbeentjes, paradijsvogels en vrijdenkers bracht me in de afgelopen drie jaar in alle uithoeken van het land. Van voormalig gekraakte Amsterdamse loodsen die begin jaren 90 als provisorische dansvloeren dienden, tot kleine bootjes in Rotterdamse binnenhavens. Iedere locatie en ieder buitenbeentje had een eigen verhaal. En een eigen levensles.
Het pad van een gemiddeld buitenbeentje is, op zijn zachtst gezegd, doorgaans niet ingelegd met smaragden en diamanten. Het zijn strijders, vechters en doorzetters met een leven vol vallen en nog veel meer opstaan. Het leven buiten de kaders is meestal niet het makkelijkste pad. Maar het is ook een leven waar ze niet zonder kunnen, of überhaupt zonder zouden willen.
Van ieder buitenbeentje leer ik een andere les. Al die levenslessen samen maakt deze tocht inspirerend, bij vlagen schrijnend, altijd onweerstaanbaar humoristisch en vooral leerzaam. Therapeutisch zelfs. Van Lucky Fonz III leerde ik anders kijken en omgaan met mijn depressies. Van hardcore-pionier Ilja Reiman leerde ik hoe je na iedere keer vallen gewoon weer op moet staan, met De Likt-frontman Jordy Dijkshoorn discussieerde ik over de strijd die volwassen worden heet en van ex-profvoetballer Björn van der Doelen leerde ik dat echt niet alles nu hoeft (behalve als je cardioloog bent); er kan best veel wachten tot morgen.
We hadden ons volgens hem allemaal maar wijs gemaakt dat alles nu moet, het was hoog tijd om gewoon weer normaal te gaan doen. ‘Dan hedde ok ni zûveel burn-outs mir,’ vertrouwde hij me met een diepe stem en een onvervalst Brabants accent toe. En toen kwam Bas van Hout. Een gesprek met Bas van Hout zit vol levenswijsheden, al zal hij dat waarschijnlijk niet zo zien. Het leven is immers gewoon zoals het je wordt voorgeschoteld: het gaat erom hoe je ermee omgaat. Toch hoor ik in de weken na het interview de stem van Van Hout nog regelmatig over mijn schouder. Sterker nog: ik herhaal ze tegen vrienden alsof het mijn eigen wijsheden zijn. Zo adviseerde ik een vriend wat afstand te nemen van het probleem waar hij mee in zijn maag zat, want met zijn neus bovenop het probleem had hij amper overzicht op wat er speelde. ‘Onder de zendmast heb je het slechtste ontvangst.’ Tegen mezelf hoor ik me op een helse donderdagochtend zeggen dat het nu een shitshow is. ‘Het is nu wat het is. Ik moet vooral zien hoe ik hiermee omga. Ik moet het beste ervan maken.’ Het zijn de levenslessen van Van Hout die me nog lang bijblijven.
Bijna neergestort
Bas van Hout uit 1959, geboren in het gebied tussen Nieuwmarkt en Warmoesstraat. Hij groeide op op de Wallen van de jaren 60 en 70, misschien wel Nederlands laatste vrijstaat. De jeugd van Van Hout beschrijven als erbarmelijk is met recht een understatement te noemen. In zijn jonge jaren dopte hij zijn eigen boontjes. Wat hij van zijn moeder ontving, was slaag en dagenlange opsluiting in de koude zolderkast.
Als kind leert hij zichzelf te redden met het verkopen van krantjes aan hoeren en penoze totdat ‘Zwarte Joop’ de Vries, ook wel gezien als de laatste penoze koning van Amsterdam, zich over hem ontfermt. Hij geeft de dan 10-jarige Van Hout veiligheid, een dak boven zijn hoofd en geld in zijn zak. Hij werkt zijn jeugd lang voor De Vries op de Wallen, maar besluit dat het leven als en tussen de penoze niet het zijne is.
In zijn jonge jaren dopte van hout zijn eigen boontjes. Wat hij van zijn moeder ontving, was slaag en dagenlange opsluiting in de koude zolderkast
Vanaf zijn twintigste ontwikkelt Van Hout zich tot een van Neerlands meest gewaardeerde en besproken misdaadjournalisten. Hoewel hij de Wallen in zijn twintiger jaren verlaat, hebben de taal, de mores en de wetten van de Wallen Van Hout nooit in de steek gelaten. Daar maakt hij als journalist dan ook dankbaar gebruik van. Wanneer je Bas van Hout over zijn leven, jeugd en werk hoort praten, dan zou je haast denken dat je tegenover de bakkerszoon op de hoek zit, met een baan als crediteurenadministrateur bij de plaatselijke fietsengroothandel. Het verhaal over zijn leven vertelt Van Hout met een rust, een eenvoud en een vanzelfsprekendheid alsof het gaat over het volgende negen-tot-vijf-bestaan van de stoffige buurman in Borculo. Alleen is dat geenszins het geval. Het leven van Van Hout speelt zich af alsof het een film is. Tijdens ons interview rijgen de scènes zich aaneen. ‘Drie dagen later lag hij plat op zijn buik op het Gelderlandplein’, ‘Waren we dus bijna met dat vliegtuig neergestort op Schiphol. Maar het werd de beste landing die ik ooit maakte, onder de moeilijkste omstandigheden’, ‘Die casinowinsten bracht ik in mijn auto mooi naar Zwitserland, reed ik daar in dat gele wagentje door het Zwitserse berglandschap’. Scène na scène flitsen voorbij op zo’n rustige en vanzelfsprekende toon, dat je het als toehoorder bijna zelf allemaal ook als de normaalste zaak van de wereld gaat zien. Bijna, maar niet helemaal. Er volgt een vraaggesprek aan de eetkamertafel.
Wat is je favoriete deugd?
‘Onvoorwaardelijkheid. Ga nu eens in je eigen omgeving en leven na: wanneer is iets onvoorwaardelijk? Zelfs in de relatie naar je kinderen zit nog iets voorwaardelijks, want je wil ook dat ze hun eigen kamer opruimen. Wat is er totaal onvoorwaardelijk? Onvoorwaardelijkheid is per definitie vrijwel altijd voorwaardelijk. In mijn nieuwe relatie zit ik zo dicht tegen onvoorwaardelijkheid aan, dat ik bijna zou zeggen dat het onvoorwaardelijk is. Dat geeft me zoveel rust.’
Wat is je favoriete zonde?
‘Ik heb niet veel ondeugd, eigenlijk ben ik vrij degelijk. Ik kom uit de hoerenbuurt, maar ik moet er niet aan denken om ooit naar de hoeren te gaan. Ik weet dat ik op eieren loop. Ik weet dat ik me geen marges kan veroorloven buiten het pad dat ik loop. Ik kan wel heel dicht langs de rand van het pad, of de vulkaan, lopen, maar ik weet dat als ik iets te ver ga, ik over de rand flikker en in een lavabad terechtkom. Ik heb altijd vrij deugdelijk geleefd. Op de absolute grens, maar wel deugdelijk. Ik heb voor mezelf een adagium: ik zal niets ten koste van een ander doen om mezelf er beter van te maken.’
Begrijp je dat jouw wereld voor de ‘normale sterveling’ aanvoelt als een film?
‘Het is voor mij altijd zo geweest. Van jongs af aan is het een organisch proces geweest. Ik kende de mores, de mensen, de taal en de kleur van de straat. Die kleur heb ik op een gegeven moment wel afgedaan. In de maatschappij heb ik een andere kleur aangenomen, maar ik kan hem nog steeds wel terugvinden. Hij zit nog in een laatje waar ik er veilig bij kan. Maar het is ondertussen ook geen act geworden. Als ik met een Sam Klepper sprak, of met een Willem Holleeder spreek, dan ben ik wel wie ik ben. Voor mij is het geen film, maar gewoon mijn leven.’
Je zei dat je leeft met weinig zonden, omdat je langs de afgrond loopt.
‘Dat klopt, ik kan me geen zonden permitteren.’
Je zou ook kunnen zeggen, ik ga wat verder van de afgrond vandaan. Is dat een optie?
‘Ja, dat zou een optie kunnen zijn.’
Je zegt het op een manier alsof dat wel de allerlaatste optie voor je zou zijn.
‘Ik kan er niks mee. Als je te ver van die afgrond af loopt, dan is het leven toch wel wat saaiig.’
Je komt uit 1959, bent de zestig voorbij. Waarom ga je niet lekker achterover hangen in plaats van lopen langs die afgrond?
‘Je hebt de keuze om plat water te drinken, of met een bubbeltje. Ik hou wel van dat bubbeltje. En dat hoeft niet veel te zijn, maar genoeg om het water een beetje levendig te laten zijn. Dat bubbeltje zoek ik mijn hele leven al, in steeds andere vormen.’
Als ik in je leven en verleden duik dan rijst het beeld op van iemand die al zijn gehele leven in een georganiseerde chaos vertoeft. Een hele heftige thuissituatie.
‘In alle eerlijkheid: ik heb het niet als heftig ervaren. De perceptie van mijn jeugd is heel anders geweest. Het was wat het was. Ik ben ermee omgegaan op de manier die nodig was om te overleven. Maar niet met het oordeel “o help, wat is het koud en er zitten muizen in mijn schoenen”. Dit was de situatie en daar heb ik het beste van gemaakt. Toen mijn moeder me in de kast opsloot, heb ik dat niet als traumatisch ervaren. Dat was de situatie, en daar moest ik het beste van maken. Zo ben ik altijd met de dingen in mijn leven omgegaan. Ook van de pittige dingen, juist van de pittige dingen, heb ik gewoon altijd het beste gemaakt. Dat is de enige manier om ermee om te gaan. Ik heb best dingen meegemaakt die in potentie traumatisch hadden kunnen zijn.’
Zoals?
‘Joop de Vries had me vlieglessen gegeven. Op een gegeven moment kwam ik met mijn vliegtuig in een noodsituatie terecht. We waren met helder weer van Schiphol vertrokken en kwamen in een onverwachte krankzinnige storm terecht. Alles was zwart om ons heen, we hadden geen idee meer wat onder of boven was. Toen ben ik maar teruggevlogen naar Schiphol, maar omdat ik mijn radiotelefoniebewijs nog niet had, mocht ik eigenlijk nog geen contact opnemen met de toren van Schiphol om ons binnen te loodsen. Normaal moet je met tegenwind landen, maar ik had wind mee en niet zo’n beetje ook. Mijn eerste instinct was: wat er ook gebeurd, ik moet nu landen. Ik ga niet nog een keer een rondje maken. Vanuit de toren hoorde ik: “U moet nu de baan zien.” Ze hadden alle lampen aangedaan, maar ik zag helemaal niets. Zo slecht was het weer. Over die radio hoorde ik: “U moet nu de baan kunnen zien, anders moet u een doorstart maken.” Maar ik zag niets, en ik had rugwind en daarmee veel te veel snelheid om te landen. Op het laatste moment zag ik die baan in wit en rood licht voor me opdoemen en het enige wat ik dacht, was: wat er ook gebeurd, al moet ik een buiklanding maken, ik ga die kist aan de grond zetten. En toen kreeg ik me toch een uitbrander van die verkeersleiding. Ik denk dat ik dat van vroeger wel heb meegekregen, want ik was totaal kalm in een in potentie levensbedreigende situatie.’
Als je te ver van de afgrond afloopt, dan is het leven toch wel wat saaiig
Hoe zag jouw jeugd eruit?
‘Ik heb geen normale jeugd gehad. Maar toen was het voor mijn gevoel wel normaal. De Wallen in Amsterdam, de penoze, daar ben ik tussen opgegroeid. Dat waren allemaal stuk voor stuk hele bijzondere mensen. Veel aardige mensen, maar er zaten natuurlijk ook krengen tussen. Vooral als ze een slok op hadden. Neem een Chris Dolman, dat was een hele bijzondere man. Intellectueel begaafd, maar ook een van de meest roemruchte penoze-Amsterdammers die je je kunt voorstellen. Dat is een van de weinigen met wie ik nu nog steeds contact heb. Joop de Vries was ook een bijzonder mens, ook van een ander niveau. Anders had hij op de Wallen in die tijd niet zo groot kunnen worden.’
Hoe kwam Joop de Vries op je pad?
‘Als jongetje van een jaar of negen liep ik over de Wallen, hij kwam daar kwartiermaken, zijn territorium afbakenen, zijn geurspoor neerleggen. Ik werkte als barjongen in café Cul de Sac. Opeens vloog daar de deur open. In het tegenlicht stond er een groot silhouet in de deuropening. Dat was Joop de Vries, een oermens. Joop was op oorlogspad. Het hele café, vol met gerenommeerde penoze met grote pistolen en nog grotere reputaties, viel doodstil. Hij was op zoek naar twee mannen, echt mannen van naam en faam, maar die krompen in elkaar. Ze hadden Joop belazerd, en hij kwam het oplossen. “Wij gaan het vandaag uitvechten met zijn drieën, in de zandbak.” Er is die dag niet gevochten, Joop kreeg netjes betaald. En bij het verlaten van Cul de Sac riep Joop ten overstaan van de hele kroeg: “Hier staat de enige echte man.” Wijzend naar mij. Ik groeide, want ik kreeg nooit een compliment. Er was nooit iemand die iets positiefs over mij zei. En ik groeide daar ter plekke een centimeter of tien.’
Hij zou uitgroeien tot je pleegvader.
‘Zo zag hij mij, ja. Maanden na de ontmoeting in Cul de Sac stond ik met een groep buurtvriendjes op een brug op de Wallen en toen kwam Joop aangereden in een blauwe Jeep. Hij riep me bij zijn auto en toen zag ik pas dat naast hem Wim Ruska, meervoudig olympisch en wereldkampioen, en Jan Dieke zaten. Toen vroeg hij of ik mee wilde rijden. Wim Ruska was mijn held, de enige die ik ooit in mijn leven heb gehad. Met zijn vieren reden we die dag met de jeep naar Zandvoort, over het strand, door de zee. Ik had überhaupt nog nooit in een auto gezeten. Dat was de mooiste en belangrijkste dag van mijn leven. Een tijdje later werd ik door de manager van Casa Rosso ontboden: ik moest op audiëntie komen. Joop riep mij boven en vroeg me wat ik per dag verdiende. Hij bood me het dubbele. Maar wel onder een aantal voorwaarden. “Je gaat naar school, je moet sporten, je houdt de sportschool schoon en je doet boodschappen. Maar als ik er ooit achter kom dat je je met criminaliteit inlaat, dan breek ik je baanders.” Ik had geen idee wat baanders waren, maar kon wel aanvoelen dat het niet gunstig was als ze gebroken werden. Ik voelde aan alles dat dit mijn ticket naar een ander en beter leven was. Vanaf dat moment heb ik niets meer met mijn moeder te maken gehad en verhuisde ik naar een woonboot van Joop aan de Prinsengracht.’
Op je achttiende vroeg De Vries je zijn imperium over te nemen, maar jij weigerde.
‘Dat leven zag ik niet zitten, dat voelde als een doodlopende weg. Een plek waar ik me niet zou kunnen ontwikkelen tot wie ik wilde zijn. Tot die tijd had ik alleen maar onderlinge intriges meegemaakt. Er was zoveel afgunst, omdat iedereen die positie bij Joop wilde die ik had. Dus ik weigerde zijn bedrijf over te nemen. Via Joop kwam ik uiteindelijk bij Anton Veldkamp terecht, de chef-fotoredactie van De Telegraaf. Die krant gaf mij een kans, en die kans heb ik volledig omarmd.
Daar heb ik jarenlang keihard gewerkt om de achterstand die ik sociaal, intellectueel en qua opleiding had in te halen. Toen ik bij De Telegraaf begon had ik nog niets, ik was amper naar school geweest. Ik was praktisch een analfabeet in het epicentrum van de journalistiek. Dat moest ik allemaal eerst goedmaken. De meeste mensen op de Wallen ontwikkelen zich horizontaal. Maar ik heb altijd het gevoel gehad dat kennis dé manier was om hogerop te komen en het beste uit je leven te halen.’
Het lijken allemaal losse scènes in het leven van Bas van Hout.
‘Van een jonge jongen die met een gele mini en een van vuilniszakken gemaakte geldbuidel om zijn middel met een automaatje naar Zwitserland reed om de vele miljoenen aan casinowinsten van Joop de Vries en zijn Amerikaans-Italiaanse partners op de bank onder te brengen, naar een praktische analfabeet op de Telegraaf-redactie. Dat is ook een bizarre surrealistische tijd geweest. Af en toe denk ik eraan terug. Heb ik dat echt meegemaakt? Het was waanzinnig, waanzinnig leuk vooral. Alles kon, alles mocht. Eigen wetgeving. Binnen de grenzen van de Nieuwmarkt en de Warmoesstraat begon onze wereld, die daarbuiten bestond niet.’
Was het voor jou niet logischer geweest om de criminaliteit in te gaan, in plaats van de journalistiek?
‘Daar moet je een bepaalde mentaliteit voor hebben, en die mentaliteit heb ik niet. Ik wil geen mensen schade berokkenen. Ik denk dat ik het goed had gekund, dat ik er goed mee weg had kunnen komen. Maar zo wil ik niet mijn geld verdienen, dat is niet mijn levenswandel. Natuurlijk is het makkelijk om de criminaliteit in te gaan, maar het leidt maar tot één ding. Een betonnen kist, of een houten.’
Waarom trekt de criminaliteit dan zoveel mensen?
‘De dood of de gevangenis komt bij heel veel criminelen niet in hun paradigma voor. Dat bestaat helemaal niet in hun leven. Als er één soort mens spiritueel is, dan is het een crimineel wel. Want er leeft niemand zoveel in het nu als een crimineel dat doet. Die leeft niet gisteren, niet morgen, maar alleen vandaag. Noem het spiritualiteit op een donkere manier.’
Is er een levensles die er voor jou het meeste uitspringt?
‘Het is de laatste herinnering die telt. Als jij je hele leven in vrijheid hebt geleefd, maar je laatste week in een cel, dan is dat je laatste herinnering. En daar ga je mee je kist in. Ik wil dat mijn laatste herinnering er één is van harmonie, liefde en onvoorwaardelijkheid is.’
WIE OF WAT IS ELITEPAUPER?
Van Nieuwe Revu kwam het verzoek of ik in 200 woorden wilde uitleggen wie ik ben en wat Elitepauper is. Nu denk ik dat ik aan 2000 woorden nog niet genoeg heb, maar ik ga het toch proberen. Adformatie noemde me recent: ‘de Messias van slipper dragend en shag rokend Nederland’. Daar kon ik me wel in vinden, dus laten we dat maar zo houden. Rond mijn debuutroman Elitepauper – die ik schreef als ode aan de misfits, de cowboys, de zwarte schapen, de nozems, de paradijsvogels, de buitenbeentjes en de vrijdenkers – ontstond een ware hype. Onze movement, zoals we dat noemen. Vanuit die beweging ben ik begonnen met mijn Ekte Verhalen Podcast, een podcast voor, door en over misfits, cowboys... u raadt het al. Voor Ekte Verhalen interview ik maandelijks succesvolle paradijsvogels en vrijdenkers. Over vallen, opstaan en weer doorgaan. Want het levenspad van het gemiddelde buitenbeentje is doorgaans niet ingelegd met diamanten en smaragden. Deze week in Nieuwe Revu en op de online streams van Elitepauper mijn gesprek met Bas van Hout. Over zijn leven als een film, de lessen des levens en de laatste herinnering die telt.
Freek van Kraaikamp
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Paul Tolenaar, ANP, Mirjam van der Linden