Peter R. de Vries: ‘Ik wil over de rand in het diepe zwarte gat kijken’

Peter R. de Vries vecht momenteel voor zijn leven, nadat hij dinsdagavond in Amsterdam op straat is neergeschoten. Max Moszkowicz interviewde de misdaadjournalist eind 2017 voor Nieuwe Revu. ‘Ik ben een journalist die beroemd is geworden, maar ik ben geen artiest. Als ik mijn bekendheid zou kunnen inleveren, zou ik het doen.’

Peter R. de Vries

We beginnen bij het begin. Waar ben je geboren?

‘Ik ben geboren in Aalsmeer in 1956, meer dan zestig jaar geleden dus, een hele andere tijd. Ik kom uit een gezin van zes kinderen. We hebben het nooit slecht gehad, maar het was elf jaar na de oorlog toen ik geboren werd – ik was ook nog eens de vierde van zes kinderen – er was nog niet veel. Ik kreeg de trui en de fiets van mijn oudere broer, nooit iets nieuws. Mijn ouders waren christelijk gereformeerd dus was ik verplicht om mee te gaan naar de kerk. Daar verzette ik me altijd enorm tegen. Ik was gewoon niet gelovig, van jongs af aan al niet. Ik was de enige in het gezin die niet wilde gaan. Soms hadden de andere kinderen ook geen zin, maar die schikten zich toch in dat lot.’

Leidde dat thuis tot conflicten met je ouders?

‘Ja, dat is tijdens mijn jeugd wel echt een ding geweest.’

Was jij de tegendraadse van het stel? De rebel?

‘Ik kan rustig stellen dat dat voor mij wel een beetje de sfeer verpest heeft. Het is geen tijd waar ik met heel veel plezier op terugkijk. Je moet je als kind schikken in de mores van een gezin, maar ik voelde me niet happy destijds. Dat zorgde ervoor dat ik me rebels begon te gedragen, ik gooide op verschillende fronten mijn kont tegen de krib. Ik weigerde bijvoorbeeld goed mee te doen op school.’

Ik kijk niet met veel plezier terug op mijn jeugd. Ik gooide mijn kont tegen de krib, weigerde goed mee te doen op school

Wanneer begon je interesse voor misdaad? Was die er in je jeugd al?

‘Ja! Ik deed het op school niet goed en dat hoorde bij het afzetten tegen mijn ouders. Vooral niet doen wat er van je gevraagd wordt. Huiswerk en zo, dat deed ik dus niet. Maar ik las, in tegenstelling tot mijn klasgenoten, altijd de krant. Ik las alles over de moorden op Martin Luther King, Robert Kennedy en John F. Kennedy. Als leraren mij overhoorden over de topografie van de provincie Groningen gaf ik niet thuis, maar over de Kennedy-moorden wist ik van alles. Daar bleek in feite al mijn interesse voor misdaad uit.’

Wat fascineerde je aan de misdaad?

‘Nou ja, als je het over misdaad hebt, sta je vaak aan de afgrond van het leven. Ik wil graag over die rand in dat diepe zwarte gat kijken. Mijn interesse gaat vooral uit naar de psychologie achter een misdaad, niet de daad zelf. Die is helemaal niet zo interessant. Het is meer dat ik erachter wil komen waarom een man een vrouw kan vermoorden waar hij jarenlang van heeft gehouden en kinderen mee heeft gekregen. Hoe komt dat? Wat drijft iemand daartoe?’

Was er een misdrijf die indruk op je heeft gemaakt toen je opgroeide?

‘Nou en of. Dat was de moord op Ada Lansbergen door de Delftse Wurger in 1971. Ik was toen 14 jaar. Deze vrouw werd in haar huis vermoord aangetroffen, ze was gewurgd. Die zaak greep mij toen enorm, want wat gebeurde er: de politie startte een onderzoek en de dader nam via de media contact op met de politie. Hij tartte ze met opzet; hij schreef ze brieven, belde naar de krant en zei dan dingen als: “Ik ben de moordenaar en ik ga nog meer moorden plegen en jullie krijgen me nooit te pakken.” Dat vond ik allemaal uitermate fascinerend. Ik trok iedere ochtend meteen de krant van de mat om te kijken of er nog nieuws over de Delftse Wurger was. Toen dacht ik: tjonge, je zal maar journalist zijn en zo iemand neemt contact met je op! Dat leek me de ultieme kick. Vandaag de dag denk ik weleens: jongens laat me toch eens met rust, al die moordenaars die me maar blijven bellen. (lacht hard) Die Delftse wurgzaak heeft mijn interesse in de misdaadjournalistiek doen ontkiemen, zou je kunnen zeggen.’

Hoe oud was je toen je als leerlingjournalist bij De Telegraaf begon?

‘Ik was 20 toen ik solliciteerde, had er alles voor over. Aanvankelijk was het heel moeilijk om binnen te komen, ik begon op de afdeling waar ze de advertenties plakten. Mijn doel was om vanuit die positie zo snel mogelijk op de redactie terecht te komen. Dat zei ik ook toen ik daar binnenkwam vlak na mijn diensttijd, en dan reageerde men zo van: ja, dat willen we allemaal wel. Ze gaven me weinig kans. Totdat er een leerlingjournalist werd gezocht op de Haagse redactie. Ik solliciteerde op die positie en mocht langskomen. De chef vond het wel grappig dat ik zo gedreven was om bij De Telegraaf te werken dat ik op de advertentie-afdeling werkzaam was in de hoop om zo verder te komen. Hij nam me aan, uiteindelijk heb ik maar twee maanden tussen de advertenties gezeten.’

Hoe ontvouwde je prille carrière als misdaadjournalist zich daar op die Haagse redactie? Kan je het moment nog herinneren dat je naam maakte?

‘Het was gewoonte op die Haagse redactie dat er iemand om 10.00 uur naar het politiebureau moest om de persconferentie bij te wonen, die daar iedere ochtend werd gehouden. Eigenlijk was dat voor de lokale Haagse kranten bedoeld, maar wij gingen ook. Nou, daar hadden de gearriveerde journalisten van De Telegraaf helemaal geen zin in. Die zagen dat echt als corveedienst. Op een gegeven moment ging ik ook mee en ik vond het meteen interessant. Ik hoorde over inbraken, overvallen, berovingen en ga zo maar door. Ik zei onmiddellijk tegen mijn collega’s: “Jongens, jullie hoeven dat niet meer te doen, ik doe het wel voortaan.” Nou, dat lieten ze zich geen twee keer zeggen, en ik was er blij mee. Ik zocht contact met politievoorlichters, recherchechefs en vroeg ze het hemd van het lijf en ik wilde dingen graag zien. Zo is het begonnen.’

Vertel eens over je eerste moordzaak. Maakte dat indruk?

‘Het ging om een oud Haags vrouwtje van in de zeventig dat in stukken gehakt werd gevonden in vuilniszakken. Dat maakte natuurlijk diepe indruk op me. Clara van Engers heette ze, ik zal het nooit meer vergeten. Dat was een zeer brute moord die de grote kranten haalde, en toen kwam mijn naam er dus bij te staan. (lacht breed) Dat was mijn eerste moordzaak en ook nog meteen een heel lugubere. Als 21-jarige wist ik eigenlijk nog helemaal niets van misdaad, dus dacht ik: welke brute sadist heeft dat arme bejaarde vrouwtje in stukken gesneden? Uiteindelijk werd de zaak opgelost en ik schreef daar natuurlijk over, maar het bleek dus niet een brute slager te zijn, maar een meisje van 19 jaar uit India dat amper 45 kilo woog. Dat zogenaamde lieve omaatje bleek op een van haar buitenlandreizen dat meisje te hebben meegenomen en haar ouders te hebben beloofd dat zij hier een goede opleiding zou krijgen. Ze gebruikte dat kind echter gewoon als een soort slavin. Tijdens een ruzie heeft het meisje in een impuls een broodmes van tafel gepakt en tante Clara gestoken. Ze was op slag dood, maar dat tengere meisje kon dat lijk natuurlijk niet verplaatsen en ongezien het huis uit krijgen, en dus heeft ze die vrouw noodgedwongen, zeg maar uit praktische overwegingen, in stukken moeten snijden. Die zaak herbergde voor mij een enorme les: niet alles in de misdaad is wat het lijkt. Ik heb mezelf later nog vaak voorgehouden: denk aan de zaak-Clara van Engers.’

Je betrekt de kijker in het onderzoek en maakt ze verantwoordelijk, als getuigen. Is dat de succesformule van Peter R. de Vries?

‘Ik zag in een vroeg stadium in dat televisie een heel machtig medium zou worden dat goed te gebruiken is voor lopende onderzoeken. In 1991 begon ik met Jaap Jongbloed het programma Crimetime en toen ontdekte ik eigenlijk de kracht van het medium. Niemand deed dat toen, het was volstrekt nieuw. Er kwam zelfs een brief uit Den Haag naar alle politiebureaus met de instructie om niet met ons samen te werken. Nu is het volledig normaal geworden en zijn er legio programma’s die deze werkwijze hebben geadopteerd. Wij waren destijds wel echt pioniers.’

Je hebt spraakmakende zaken verslagen, zoals de Puttense moordzaak. Maar was het de Heineken-ontvoering die jouw naam echt op de kaart zette?

‘Ik had toen al behoorlijk wat grote zaken gedaan en daardoor kreeg ik ook de Heineken-zaak op mijn bord. Ik had in de journalistiek al wat naam gemaakt, maar het grote publiek kende me nog niet. Natuurlijk heeft Heineken me een enorme impuls gegeven waardoor mijn naam wel echt werd gevestigd.’

Je was niet de enige die bekend werd door die zaak. Ik doel op mijn grootvader Mr. Max Moszkowicz sr.

‘Het komt in de beste families voor! (lacht hard) Ik wil je toch wat vertellen: jouw grootvader heeft een grote rol gespeeld in mijn carrière. Ik zie hem als een van mijn belangrijkste leermeesters. Toen ik 23 was, leerde ik hem kennen. Ik timmerde destijds hard aan de weg. Ik was ambitieus en hij was de topadvocaat in die tijd. We kwamen in contact met elkaar en we hadden meteen een klik. Dat leidde ertoe dat we eenmaal per week met elkaar afspraken in Amsterdam en ergens gingen lunchen. Pas achteraf gezien begrijp ik hoe bijzonder dat was. Ik was eigenlijk maar een snotneus en behoorlijk nat achter de oren, maar ik denk dat hij iets zag in mij. Natuurlijk schreef ik ook graag over hem.’

Mijn moeder vertelde dat als jij in Maastricht bij mijn grootvader was, je de deur niet uit mocht voordat je al zijn sausjes en eten had geprobeerd. Klopt dat?

‘Dat klopt, ja. Hij bracht mij heel veel bij. Ik was toen nog een jongen die vrij zwart-wit dacht over schuld en boete, levenslang of doodstraf, weet je wel. Hij bracht me de nuance bij en hield me een spiegel voor. Hij gaf me vele voorbeelden ter illustratie van die nuances. Op een gegeven moment kwam Bram door ook bij, die is maar drie jaar jonger dan ik en we konden het meteen goed vinden met elkaar. Ik zal nooit vergeten dat Bram aan tafel zei “Ja, maar Peter” en dat Max zei: “Bram! Het is meneer de Vries! Jij studeert nog, Peter heeft al heel wat bereikt.” Maar goed, ik beschouw Max Moszkowicz sr. als een van mijn grote mentoren.’

Kenmerkend voor jou is dat je maanden en zelfs jaren aandacht kan besteden aan een en dezelfde zaak. Wordt zo’n zaak op een gegeven moment een obsessie voor je?

‘Ja, als je het doet, moet je het goed doen. Als je de zaak op een bepaalde manier ziet en anderen ontkennen dat of werken het tegen, dan wil ik het tegendeel bewijzen. Ik ga dan echt niet over tot de orde van de dag. In de Puttense moordzaak zaten mensen onschuldig in de gevangenis. Dat was echt zo, maar niemand geloofde dat. Er waren zat mensen die zoiets hadden van: hou toch eens op over die Puttense moordzaak. Maar toen dacht ik: ben jij misdaadverslaggever? Ik wil mezelf ’s ochtends in de spiegel aan kunnen kijken. Als mijn overtuiging is dat mensen onschuldig vastzitten dan laat ik ze niet aan hun lot over.’

Er zijn verschillende soorten typen criminelen. Een Cor van Hout bijvoorbeeld was een crimineel, maar geen psychopaat, een Joran van der Sloot was geen crimineel, maar wél een psychopaat. Heb jij een antenne voor wat voor soort crimineel vlees je in de kuip hebt?

‘Joran is natuurlijk een exemplarisch voorbeeld. Dit is nou een man – en dat zeg ik niet snel want dat heb ik van je opa geleerd – waarvan ik zeg: die is echt slecht. Cor was weliswaar een boef, maar die was niet door en door slecht. Die had ook hele menselijke, goede eigenschappen die ik kon waarderen. Joran is iemand die totaal gewetenloos is en een totaal gebrek aan empathie heeft. Daardoor is hij in mijn ogen eigenlijk veel gevaarlijker dan bijvoorbeeld een Cor van Hout. Ik ben geen voorstander van levenslange gevangenisstraffen, maar bij Joran vind ik het niet misplaatst dat hij tot 28 jaar cel is veroordeeld.’

Verdiep jij je ook in de psychologie achter misdaden en misdadigers?

‘De daad zelf interesseert me niet zo, maar de psyche erachter, het waarom, dat boeit me het meest. Wat gebeurt er in een mensenleven? Waardoor ontpopt iemand zich tot een moordenaar? Wanneer je duizend kinderen op de lagere school vraagt wat ze later willen worden, dan zal niemand zeggen dat hij of zij moordenaar wil worden. Dan zal je brandweerman, piloot en dokter horen. Maar toch wordt één op de duizend bij wijze van spreken een moordenaar. Waarom? Wat gebeurt er in dat leven? Wat was het keerpunt? Ik bezit een hele bibliotheek met boeken over dit onderwerp. De psyche achter de daad.’

Heb je die naamsbekendheid eigenlijk altijd al geambieerd?

‘Als je jong bent, zie je bekendheid als een soort erkenning van je kunde, dus dat vind je dan wel heel mooi als dat gevalideerd wordt. In het begin was ik er wel trots op als ik ergens binnenkwam en men wist wie ik was. Maar als ik die bekendheid nu met terugwerkende kracht weer kon inleveren, dan is de kans wel groot dat ik dat zou doen.’

Waarom?

‘Omdat het ook een enorme inbreuk is op je privacy, op je gezinsleven. Veiligheid is ook altijd een ding geweest. Je wil niet dat je gezin daaronder lijdt, natuurlijk.’

Heeft je gezin er onder geleden?

‘Mijn gezin heeft er naast de gemakken ook last van gehad. Het brengt vaak ook ongewenste aspecten met zich mee. Je wordt achtervolgd, lastiggevallen, besmeurd, belasterd of wat dan ook. Het is niet alleen maar glamour.’

Je hebt wat dat betreft een unieke positie. Je bent onderdeel van de glamour, maar je werk zit in de onderwereld.

‘Ik zeg zelf altijd: ik ben een journalist die beroemd is geworden, maar ik ben geen artiest. Een artiest geniet meer van het in de spotlights staan. Dat zit in zijn aard.’

Maar je bent een beetje de Keith Richards onder de misdaadjournalisten.

‘En wat wil jij daarmee zeggen, Moszkowicz?’

Je bezit een rocksterrenstatus in de journalistiek.

‘Nou ja, zo heeft zich dat nou eenmaal ontwikkeld. Ik geef toe dat ik daar echt wel voordelen van ondervind, maar de keerzijde is af en toe zeer duister in mijn geval.’

Ik denk weleens: jongens, laat me toch eens met rust, al die moordenaars die me maar blijven bellen...

Je bent ooit eens uit je rol gestapt toen je een onconventionele vriendschap met een boef ontwikkelde: wijlen Cor van Hout. Hoe is die vriendschap ontstaan?

‘Toen die ontvoering plaatsvond, was ik 27 jaar en hij ook. Dat was al een punt. We waren even oud, we waren allebei Amsterdammer, we waren allebei Ajacied, we hielden van sport, we zagen ook allebei een mooie vrouw wel staan. We hadden dus behoorlijk wat raakvlakken. Onze wegen kruisten elkaar door de zaak-Heineken en dat werd de zaak van mijn leven. Hij speelde daar een hoofdrol in en gaandeweg, ook omdat ik samen met hem een boek over de ontvoering schreef, ontwikkelden we een vriendschap. Als je zo’n boek met iemand maakt, moet je je ook wel openstellen voor hem, natuurlijk. Wat me enorm fascineerde was hoe het kon dat die jongen die hemelsbreed nog geen tien kilometer van mij vandaan opgroeide in de ruwe Staatsliedenbuurt, een ontvoerder werd en ik journalist. Even oud, zelfde interesses, maar een totaal andere weg ingeslagen. Daar heb je dus weer de psychologie. Die vraag blijf ik interessant vinden dus was ik uitermate geïnteresseerd in Cor. Na jaren van contact en doordat we dat boek hebben gemaakt, moest ik onderkennen dat er een vriendschap tussen ons was ontstaan. Dat heb ik ook nooit onder stoelen of banken gestoken. Jouw grootvader mocht Cor ook heel graag. Hij was een van de weinige cliënten die hem Max mocht noemen.’

Je hebt weleens compassie voor slachtoffers getoond op televisie, zoals met Beth Holloway, de moeder van Natalee. Kan je nog wel je werk goed doen als je zo emotioneel betrokken bent?

‘Een beroemde oorlogsfotograaf zei ooit toen hem werd gevraagd hoe hij met al dat leed om zich heen zijn werk nog kon doen: “Met tranen in mijn ogen kan ik niet goed scherpstellen.” Compassie tonen is prima, maar het moet je niet te veel leiden. Maar ik vind wel dat je iets mag voelen, want als je niets voelt dan ben je gewoon afgestompt.’

Wat kunnen we binnenkort van jou verwachten?

‘Voor SBS ga ik een nieuw programma maken dat De Raadkamer heet. Het zal een crime-talkshow worden waar ik met deskundigen aan tafel zit om over actuele zaken in de misdaad te spreken. Anders dan voorheen ga ik nu niet meer zelf op onderzoek uit, maar bespreek ik de zaak aan tafel met advocaten, journalisten, rechters en justitie.’

Tot slot een aantal steekvragen. Wat betekent Ajax voor jou?

‘Een eeuwige liefde bij wie je nooit vreemdgaat.’

Van wie hou je?

‘Van mijn kinderen natuurlijk, en van mijn vriendin.’

Wat ontroert je?

‘Ook mijn kinderen. Maar ook wel de zaken die ik meemaak. Het verdriet van anderen.’

Wat maakt je kwaad?

‘Weer onrechtvaardigheid. De Puttense moordzaak is het beste voorbeeld, denk ik.’

Wat drijft je?

‘Een gevoel voor rechtvaardigheid of gesignaleerde onrechtvaardigheid. Ik haal dan graag mijn favoriete spreuk aan: All that is necessary for the triumph of evil is that good men do nothing.’

NIEUWE REVU ONTMOET PETER R. DE VRIES

Waar?

Restaurant Porterhouse in Naarden.

Iets genuttigd?

Twee thee, twee prikwater, twee koffie en twee caesarsalades.

Verder nog iets?

Peter ging akkoord met het interview omdat hij en de familie Moszkowicz ver teruggaan. En omdat hij vroeger ook nog weleens wat voor Nieuwe Revu heeft geschreven.