Mijn laatste ontmoeting met Bob Thissen (36) was twee jaar geleden. Onze speurtocht in een van de laatste actieve kolenmijnen van het Duitse Ruhrgebied was zojuist faliekant mislukt. In de kraag gevat door twee Sicherheitsbeambter tijdens een kort sprintje van de ene fabriekshal naar de andere. In het kantoortje van de opperbeveiliger keken Thissen en ik elkaar koortsachtig aan, terwijl drie humorloze agenten onze paspoorten voor de derde keer uitvoerig oplazen aan de lokale Kommissar. Bovenop de boete van 150 euro en een mogelijke vervolging had ik wat uit te leggen aan National Geographic. ‘Schrijf dat maar niet op in je verhaal, Ryan. Dat zullen onze lezers niet zo waarderen.’
Op de terugweg vertelde Thissen mij dat hij die dag voor de eerste keer in zijn leven op de bon was geslingerd in zijn onwaarschijnlijke, 14-jarige carrière als urban explorer. Aanvankelijk lachte ik hem uit. ‘Grapjas’, noemde ik de grootste avonturier van de Lage Landen. ‘Op de heenweg vanochtend vertelde jij me nog doodleuk hoe je alle red zones in Fukushima de baas was geweest, overnachtte in een topgeheime, actieve spaceshuttlebasis in Kazachstan en op de Britse opsporingslijsten stond wegens het inbreken bij meerdere booreilanden. En nu wil jij mij vertellen dat jij pas vandaag, met mij, net over onze eigen landsgrens, je eerste daadwerkelijke boete kreeg? Na veertien jaar van illegale, levensgevaarlijke en totaal onverantwoorde expedities?’ Thissen knikte droogjes. Ik wist niet of ik erom moest lachen of huilen. ‘Wel godverdomme. Dan breng ik wel hele domme pech met me mee. Ik kan maar beter nooit meer met jou op pad, Bob.’
Ik ben al een half jaar depressief. Door dat schijtvirus kon ik nergens meer heen. Het hele exploren lag op zijn gat
Die vervolging is er nooit gekomen, de boete heb ik allang verdrongen en door corona lag elke vorm van recreatie lange tijd op zijn gat. Een nieuwe ontdekkingstocht met Thissen lonkte. Op de vooravond van mijn herkansing, twee jaar na onze aanvaring met de Duitse mijnwerkers, stuurt Thissen me een appje. ‘Laat je jouw pech morgen thuis, Ryan?’ Ik reageer met een lachende emoticon, maar wel één met kiespijn. ‘Wat is het risicogehalte voor onze locatie van morgen?’ stuur ik direct terug. Thissen reageert zoals hij is; koeltjes en met een flinke dosis schijt.
‘Tja, lastig te zeggen. We zien wel joh, komt goed. Beetje spanning hoort erbij, toch?’
Klamme handjes
Met een diepe zucht leg ik mijn telefoon opzij. De volgende ochtend trein ik met klamme handjes naar Sittard, waar Thissen me oppikt in zijn sportieve bolide. ‘Mooi hè, mijn corona-auto.’ Op ons ritje naar de Belgische grens tikt zijn snelheidsmeter met vlagen de 180 kilometer aan. ‘Zo, hebben wij er zin in?’ vraag ik mijn gids, enigszins vrezend voor mijn leven. ‘Ja sorry, beetje de frustratie eruit rijden, hè? Ik zat godverdomme al een jaar thuis. Ik ben al een half jaar depressief. Dit gezeik moest niet veel langer duren. Door dat schijtvirus kon ik nergens meer heen. Het hele exploren lag op zijn gat. Ik dacht zelfs al dat ik iets anders zou moeten verzinnen voor de kost.’
De laatste veertien jaar wist Thissen, voor zover bekend als enige Nederlander, op knappe wijze een carrière op te bouwen als urban explorer –‘urbex’ in de volksmond. De definities daarvan lopen nogal uiteen; Thissen beschrijft zichzelf het liefst als een moderne avonturier met een uit de klauwen gewassen interesse in vervallen en ontoegankelijke gebouwen en gebieden. Als er een plek op deze planeet onbereikbaar, verboden of afgedankt is, heeft de amicale Limburger daar al lang en breed fluitend rondgewandeld en adembenemende foto’s gemaakt.
75 naties vinkte hij al af, waar hij alles bezocht wat de gemiddelde toerist met een grote bocht mijdt: gestalde oorlogsschepen, stoffige theaters, unheimische spookdorpjes, vergeten gevangenissen, afgedankte psychiatrische inrichtingen, gesloten seksmusea, leegstaande hotels, afgeschreven voetbalstadions, you name it. Met een handycam en een dure Nikon-fotocamera op zak, bovenop een volledig arsenaal aan survival-middelen, trekt Thissen er driehonderd dagen per jaar op uit. ‘Ik wil plekken zien en vastleggen waar niemand anders durft te gaan.’
Zelfs tijdens zijn ‘vakanties’ moet de vriendin van Thissen eraan geloven. ‘Dan laat ik haar bij het zwembad liggen, terwijl ik er een paar dagen tussenuit knijp om het dichtstbijzijnde spookresort uit te kammen.’
Thissens ontdekkingsdrift ontstond in zijn tienerjaren, toen hij in een nieuwsgierige bui een verlaten kerkje bezocht nabij zijn ouderlijke huis. ‘Het was een mysterieus plekje waar niemand meer kwam. Dat trok mij aan. Toen ik er rondliep, hing er een spookachtig sfeertje. Het gevoel om rond te dwalen op zo’n plek is onbeschrijf lijk. Mijn fantasie slaat op hol. Wat is hier allemaal gebeurd? Hoelang staat het al leeg? Waarom is het verlaten? Vaak zie je dat de natuur het op den duur weer overneemt, als gebouwen en dorpen lang genoeg verlaten zijn geweest. Dat fenomeen laat zich geweldig fotograferen.’
Musea zonder mensen
Naast de kick van het avontuur en ‘rondlopen in musea zonder mensen’, beschouwt Thissen het als zijn missie om verborgen historie te documenteren, voordat het verloren gaat. Als fotograaf, YouTuber, locatiescout, expert en tal van andere benoemingen mag Thissen zich de enige betaalde verkenner van Nederland noemen. Op zijn socialmediakanalen genaamd Exploring the Unbeaten Path kijken 400.000 fans steevast met hem mee. Onder mede-urbexers geniet Thissen een heldenstatus, geroemd om zijn fanatisme en de gigantische risico’s die hij rauw lust. Termen als toestemming en bevoegdheid geven hem ‘jeukende ballen’.
‘Dan is de lol er voor mij al snel vanaf,’ zegt hij. ‘Urbex draait juist om de rush die je krijgt als je ontoegankelijke plekken binnendringt.’ Wie het als eerste flikt om op een prachtige, geheime of ingewikkelde locatie binnen te dringen, mag binnen urbex-kringen rekenen op eindeloos respect. ‘Verboden terrein maakt de uitdaging alleen maar groter en leuker. Niet gepakt worden hoort bij het hele spelletje.’
In dat opzicht is Thissen een levende legende. Niemand gaat zover als hij. ‘Ik leg de lat voor mezelf steeds hoger. En ik heb geen kinderen, dat helpt om schijt voor de risico’s te hebben.’ Dat de geroutineerde polderversie van Indiana Jones nog nooit de binnenkant van een cel zag, mag een klein wonder heten. Al twee jaar nadat Thissen zijn eerste meters maakte, speurde hij op Russische internetfora naar een beruchte lanceerbasis. ‘Toen ik drie satellietfoto’s van dat complex zag, zag ik meteen dat er iets niet pluis was. Ik zag gigantische gebouwen middenin de woestijn. Daar verbergen de Russen iets, dacht ik. Voertuigen, ruimte-apparatuur, misschien wel shuttles? Op internet speculeerde de voltallige urbex-community er druk over, maar niemand had nog de ballen gehad om het zelf uit te gaan zoeken. Het was een gigantische gok, maar na jaren van uitstel vloog ik met drie andere explorers naar Kazachstan. Daar reden wij 1400 kilometer in een huurautootje en nog eens honderden kilometers off-road, op weg naar die vermeende raketbasis. Toen we op spijkermatten stuitten, wisten we dat we op het juiste spoor zaten. De laatste 30 kilometer was het zwoegen door de snikhete woestijn. We konden de ruimtebasis al zien toen we ineens in de verte drie geweerschoten hoorden. Wij schrokken ons rot en verscholen ons in het zand. Na zoveel bloed, zweet en tranen was terugkeren geen optie, dus na drie uur vervolgden we in het pikkedonker onze missie. Twee uur later liepen we rond in een zwaarbeveiligde, reusachtige hangar. Daar troffen wij de allergrootste denkbare beloning: twee kolossale spaceshuttles uit de Koude Oorlog. De gewapende beveiligers en camera’s maakten het ons niet makkelijk, maar we flikten het om te overnachten op een loopbrug boven een van de shuttles. Ik ben nog nooit zo gelukkig wakker geworden. De volgende ochtend maakten we ons uit de voeten voordat de zon opkwam.’
Radioactieve deeltjes
Fukushima is het tweede hoogtepunt uit Thissens omvangrijke carrière. Drie keer keerde hij er terug, na zijn eerste bezoek in 2017. Om de vele ramptoeristen de baas te blijven, dook Thissen diep in de red zones, ofwel streng verboden gebied, waar de straling van de kernramp uit 2011 nog levensgevaarlijk hoog aanwezig was. ‘Ik moest constant op mijn hoede zijn,’ blikt Thissen terug. ‘Gepakt worden zou een flinke gevangenisstraf betekenen. Ik verborg me veel in de bosjes. Zodra de kust weer even veilig was, sloop ik rond door de kille, verlaten spookstraatjes en leegstaande supermarkten, scholen en ziekenhuizen. De sfeer was onbeschrijf lijk. Alsof ik in een levensechte horrorfilm speelde. In een klaslokaal lagen de pennetjes en open schriftjes van de kindjes nog op de tafels. In de straten lagen skeletten van huisdieren op de grond. De impact van de kernramp was zes jaar na dato nog overal zichtbaar. Mensen waren halsoverkop gevlucht en gedwongen hun hele leven achter zich te laten. Dat greep me meer aan dan ik vooraf had verwacht.’
In een zwaarbeveiligde, reusachtige hangar troffen we de allergrootste denkbare beloning: twee kolossale spaceshuttles uit de Koude Oorlog
Thissen vermoedt dat hij radioactieve deeltjes, die zijn kans op onder meer kanker aanzienlijk verhoogt, heeft ingeademd. ‘Ik heb lang niet altijd beschermende kleding aangehad. Misschien laat ik mij nog eens testen in een Oekraiense kliniek. Een Nederlandse huisarts zou me vreemd aankijken, maar in Oekraïne zijn testen op radioactiviteit in je lichaam heel gebruikelijk sinds de Tsjernobyl-kernramp.’
Telkens weer flikte Thissen het om ongezien te blijven. Beveiligingscamera’s, lokale politie en terreinbewakers werden keer op keer met speels gemak omzeild. Thissen: ‘Dat gaat altijd wel goed. Nou ja, bijna altijd.’
Voor het binnendringen van meerdere booreilanden voor de Schotse oostkust staat de Nederlander nog steeds op de Britse opsporingslijst. Kort nadat Thissen zijn filmpje online zette, waarin hij doodleuk een barbecue aansteekt in een inactief boorplatform, kregen drie verwante oliemaatschappijen lucht van zijn ‘inbraak.’
‘Twee dagen later las ik bij de BBC dat de politie een onderzoek naar ons was gestart. Toen heb ik de video maar direct offline gehaald.’ Vier jaar later heeft Thissen er niks meer van gehoord.
‘Maar het lijkt me verstandig om Schotland voorlopig nog even te mijden.’ In Oekraïne ging Thissen er al eens vanuit dat hij zijn laatste avontuurtje had beleefd. ‘Ik was gepakt op een terrein met oude vliegtuigwrakken. Samen met een vriend zaten we vast in een verhoorkamertje op het lokale politiebureau. De agenten voerden pittige, onverstaanbare discussies met elkaar. We verstonden er niks van, maar het klonk niet best. Ik legde mijn telefoon met Google Translate op tafel, om er iets van op te pikken. Die gaf aan dat ze ons als spionnen van de Krim bestempelden, die beelden hadden gemaakt van geheime, militaire objecten. Levenslange gevangenisstraffen, riepen ze. Er kwamen rechercheurs langs en we werden urenlang verhoord. Waar de fok ben ik eigenlijk mee bezig, dacht ik toen bij mezelf. Ik dacht echt dat mijn leven daar zou eindigen.’
Aangifte
Ook op eigen bodem wordt het Thissen weleens te heet onder de voeten. Vorige zomer deed een Maastrichtse cementfabriek aangifte van wederrechtelijk binnendringen. Die zaak loopt nog. Het kan Thissen, na een leven van randjes opzoeken, weinig schelen. ‘Ze vrezen dat mijn beelden van hun gebouw mijn kijkers “op verkeerde ideeën zal brengen”. Bullshit natuurlijk.’
Maar nog niet eerder was Thissen zo nerveus als nu. De Italiaanse autoriteiten willen de urbexer achter slot en grendel zien, nadat hij vorig jaar zijn bezoekje aan een geheime, militaire staatsbunker met zijn fans deelde. Deze keer lijkt het menens, zegt hij. ‘In een Italiaanse krant las ik dat “alles al in werking is gezet” om mij te pakken. Ze willen me vijf jaar opsluiten voor spionage. Een of andere hoge majoor heeft me aangeklaagd. Ik wacht het af.’
In de tussentijd richt Thissen zich op uitstapjes in eigen land. Of, zoals vandaag, net over de grens van de zuiderburen. In de vroege middag arriveren wij in Oupeye, een roemloos dorpje ruim 10 kilometer ten noorden van Luik. We slaan een doosje budgetbier in – ‘daar houden wij urbexers wel van’ – en parkeren in een woonwijk, grenzend aan een natuurgebied. We volgen een wandelpad langs een flinke heuvel. ‘Hier moeten we even overheen,’ zegt Thissen. Na drie keer onderuit glippen staan we boven, met uitzicht op onze eindbestemming in de verte: de gigantische staalfabriek Heavy Metal van ArcelorMittal, de grootste staalproducent ter wereld. De vraag naar staal stortte na de economische crisis van 2008 in, waarna het concern hun omvangrijke productie in heavy metal tien jaar geleden stillegde. Sindsdien zijn de kolossale hallen, massieve hoogovens en robuuste machinerie de speeltuin van Thissen en zijn concullega’s.
‘Er heerst een fijn, luguber sfeertje,’ glimlacht Thissen. ‘Tienduizenden arbeiders verloren hier in 2011 hun baan. Enkelen keerden terug om er zelfmoord te plegen. Ze leefden voor hun werk en vielen in een gat. Kom, we gaan kijken!’
We volgen het spoor van de goederentrein naar een zij-ingang van de staalwalserij. Ik vraag Thissen over rondrijdende beveiligers en eventuele camera’s. Hij wijst naar een klein heuveltje. ‘Daar achter rijden beveiligers rond. Hopelijk blijven ze nog even aan de goede kant rondrijden. Verder valt het qua activiteit hier wel mee, denk ik. Ik ben hier pas één keer gepakt. En voor zover ik weet, lopen hier geen waakhonden.’ Allesbehalve gerustgesteld wurm ik me onder een uitgestrekt hek door, waardoor we ons officieel op onbevoegd terrein vinden. We trekken korte sprintjes om de open vlaktes snel te overbruggen. De fabriek komt rap dichterbij.
Na een laatste spurt lopen we via een open deur naar binnen in een reusachtig oerwoud van machines, loopbruggen en trappenstelsels. Ondanks de eindeloze afmetingen van de apocalyptische hal is het muisstil. Onder een soundtrack van ons eigen gehijg en regendruppels die via grote gaten in het roestige dak hoog boven ons hoofd naar binnen kletteren, verkennen we meter voor meter de complexe routes van een van de grootste werkplaatsen van België. Er is meer dan genoeg te zien. Elektriciteitskabels in plassen water, operatiekamers die de sfeer van Tsjernobyl ademen, kluisjes met volledige outfits van werknemers en een verzameling industriële lampen, bureaus en stoelen die niet zouden misstaan in de showroom van Loods 5. Thissen wijst naar een roestige hanglamp. ‘Daar vang je zo 1800 euro voor op Marktplaats.’ Hij zou het nooit doen, want stelen is in strijd met de ongeschreven wetten van urbex. Leave nothing but footprints, take nothing but pictures, zo luidt het urbex-credo. ‘Anders ben je een simpele dief. Maar ik zou liegen als ik zou zeggen dat ik op dit soort plekken nooit even rondkijk en denk: hier zou ik stinkend rijk van worden.’
De Italiaanse autoriteiten willen me vijf jaar opsluiten voor spionage. Een of andere hoge majoor heeft me aangeklaagd. Ik wacht hetaf
Thissen is niet de enige. Na zes pittige trappen, drie loopbruggen en talloze hallenstelsels vinden we een drietal zwaar vervuilde, stinkende kantoorkamers. Op de grond liggen rottende matrassen en bergen smoezelige kleding. ‘Hier slapen de koperdieven,’ legt Thissen uit. ‘Die gasten komen met busjes uit Oost-Europa om de boel hier te plunderen. Ze slapen en werken hier wekenlang rond de klok om al het koper leeg te trekken. Aan het einde lopen ze volledig zwartgeblakerd naar buiten en rijden volgeladen terug naar huis.’
Een zakje met vrij vers stokbrood, het enige in de kamer waar geen besmettelijke ziekte op lijkt te groeien, verraadt dat de koperdieven zeer recentelijk nog actief waren, of nog zijn. ‘Dat wordt oppassen,’ waarschuwt Thissen. ‘Die gasten kunnen schrikken of erg agressief worden als ze ons tegenkomen. Soms zijn ze bewapend.’
Mede-urbexers
Na twee uur rond speuren komen we geen linke koperdieven tegen, maar wel twee mede- urbexers: Joost en Martijn, vrienden van Thissen. In niets lijken ze op Thissen, stelt Joost. ‘Zo gek als Bob zijn wij niet. We bezoeken dit soort locaties één of twee keer per maand. Voor ons is urbex gewoon een leuke hobby. Ik heb er nog nooit een euro mee verdiend. Het gaat me puur om de ervaring. Sommigen mensen spelen graag tennis, ik sta graag op een doordeweekse dag middenin een opgeheven staalfabriek. Dat ik om 11.00 uur mijn werk kan afsluiten en hier vervolgens een biertje sta te drinken; dat is toch geniaal? Zeker tijdens corona koester ik dit soort tripjes.’
Een carrière als dat van Thissen zou Joost nooit aandurven, schat hij. ‘De risico’s zijn enorm.’ Op een krakende loopbrug, 50 meter boven de grond, proosten Thissen en zijn vrienden met betaalbaar pils op weer een succesvolle ontdekkingstocht. Diezelfde avond bewerkt de avonturier zijn geschoten foto’s en monteert hij een kort filmpje van de bewegende beelden voor YouTube.
Met de opkomst van social media, waarmee Thissen een deel van de schoorsteen laat roken, kent hij een haat-liefdeverhouding. ‘Social media verziekt onze sport. Enerzijds inspireren onze foto’s en filmpjes via Facebook en Instagram een groot publiek om exploren eens uit te proberen, maar in de praktijk zie je daardoor dat het elk jaar drukker wordt op veel urbex-locaties. Verschrikkelijk. Je wilt juist zo min mogelijk mensen tegenkomen. Bij sommigen plekken denk je echt: ik kon beter een weekendje Rome doen. Binnen urbex-kringen is het de regel dat je de locaties discreet houdt en niet snel prijsgeeft. Voor het socialmediatijdperk was dat nog eenvoudig. Maar nu delen beginnende en amateuristische urbexers alles doodleuk via Facebook en Instagram en ligt alle informatie op straat. Voor je het weet, krijgt de eigenaar in de gaten dat zijn locatie als ideale urbex-locatie op het internet staat. Dan wordt het een no-gozone en is het einde oefening. Ik maak regelmatig mee dat er tijdens mijn tweede of derde bezoek aan een spot ineens waakhonden of beveiligingscamera’s waren aangeschaft.’
Het fenomeen groeide de laatste jaren zo hard, dat reisbureaus en tourgidsen hier op inspringen met georganiseerde urbex-tours. Als ik Thissen naar deze ontwikkeling vraag, begint zijn scrotum alweer jeukverschijnselen te vertonen. ‘Laat me niet lachen. Wannabe-avonturiers die een gids volgen langs een uitgestippelde route? Totale bullshit. Urbexen betekent juist nieuwe plekken ontdekken en risico’s nemen. Welk risico loop je als je niet eens over een hekje durft te klimmen?’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Bob Thissen