James Worthy

‘Ik voel aan alles dat ik hem kan pakken en ga pakken’

Toen de telefoon van James Worthy midden op straat werd gejat, besloot hij direct in de achtervolging te gaan. 'Dit is de eerste keer in mijn leven dat ik iemand achtervolg. Mensen gaan aan de kant en vragen zich af wat er aan de hand is.'

James Worthy

Een man met haast botst tegen me aan. Zijn telefoon valt op de grond. Hij gaat door zijn knieën en wrijft met een vinger over zijn telefoonscherm. Er zitten drie grote barsten in het glas. De man raakt in paniek.

‘Ik moet mijn vrouw bellen. Ik moet mijn vrouw bellen,’ zegt hij. Zijn telefoon gaat niet meer aan.

‘Mag ik even met jouw telefoon bellen?’ vraagt hij en ik geef de man mijn telefoon. Aan de ene kant vertrouw ik hem, maar aan de andere kant weet ik bijna zeker dat ik straks achter hem aan moet rennen om mijn telefoon terug te krijgen.

De man toetst een telefoonnummer in en brengt mijn telefoon naar zijn linkeroor. Niemand neemt op.

‘Dit is natuurlijk een onbekend nummer voor mijn vrouw. Daarom neemt ze niet op. Ze heeft vertrouwens-issues. Ik probeer het nog een keer, oké?’ Op het moment dat ik instemmend wil knikken, rent de man weg. Verdomme, had ik maar eens een keer vertrouwens-issues.

Ik achtervolg de man en het voelt goed. Dit is de eerste keer in mijn leven dat ik iemand achtervolg. Mensen gaan aan de kant en vragen zich af wat er aan de hand is. Wat ons verhaal is.

De man is snel, maar hij ziet er ongezond uit. Ik voel aan alles dat ik hem kan pakken en ga pakken, en hij voelt het ook. Daarom gooit hij het over een andere boeg. Hij begint risico’s te nemen. De man springt van een fietstunnel af. Ik kijk naar beneden en zie de man liggen. Hij probeert op te staan, maar het lukt niet.

Ik loop naar beneden en pak mijn telefoon uit zijn hand. Ik druk op het scherm en zie een foto van mijn vrouw en ik. We zien er zo gelukkig uit. Zij draagt een jurkje en ik draag een hoedje. Het is zomer op de foto.

‘Zou ik je telefoon nog heel even mogen lenen? Ik denk dat ik een ambulance moet bellen,’ zegt de man. Ik geef mijn telefoon aan hem. Hij gaat niet meer wegrennen. Ik vertrouw hem.

Maar dan opeens staat hij op. Het is een wonder. Dit soort dingen zie je normaliter alleen in de zendtijd van Amerikaanse televisiepredikers. In zijn witte trainingsbroek zijn diverse bloedvlekken verschenen, maar hij rent hard. Harder dan voor de fietstunnel. Adrenaline is een merkwaardig goedje.

Ik ren achter hem aan. Over voetbalveldjes en langs terrassen. Af en toe kijkt hij achterom.

‘Waarom ben je zo fit? Je ziet er helemaal niet fit uit,’ zucht de man, terwijl hij het Vondelpark in rent.

‘Ik heb een hometrainer voor Vaderdag gekregen,’ zeg ik.

Na een achtervolging van zeven minuten ploft de man neer op een bankje. Ik ga naast hem zitten.

‘Was je telefoon al stuk voordat je hem op de grond liet vallen?’ vraag ik.

De man knikt.

‘Mag ik vragen waarom je je telefoon die tweede keer ook nog aan me overhandigde?’

‘Omdat je schenen volledig naar de klote zijn. Kijk dan.’

‘Maar je vertrouwde me.’

‘Ik vertrouw je nog steeds.’

‘Waarom?’

‘Jij hebt pas twee keer tegen me gelogen. Dat is nog altijd dertig keer minder dan Rutte.’

Column
  • iStock