‘Vuurpijlen schoten over en weer elkaars vakken in, een wolk zwarte rook dreef over het veld’
Na vier jaar werd er weer eens een echte IJsselderby gespeeld op de illustere Adelaarshorst. Edwin Struis was erbij. ‘Het was hemeltergend slecht, met name aan Zwolse kant, waar elk samenspel op toeval berustte en elke pass uitkwam bij een imaginaire medespeler.’
Zelf zou het niet zo snel in me opkomen. Ik weet wat clubliefde is, heb er ondanks het verscheiden van mijn geliefde HFC Haarlem er af en toe nog last van, maar ik zou mezelf zondagochtend vlak na tienen niet graag terugvinden op de stoep van een onderhavig etablissement met een grote fles bier in m’n handen terwijl m’n trommelvliezen gemarteld worden door keiharde house. Ook aan clubliefde zit een grens. Op zondagochtend is er maar één ding wat ik langs m’n huig zou willen gieten en dat is koffie, liefst zo sterk mogelijk.
Maar soms roept de plicht ook op dermate onchristelijke tijden dat ik mezelf onlangs terugvond op de Veenweg in Deventer waar de zondagsrust danig werd verstoord door een groep van pakweg twintig man. Ja, er lieten ook mensen hun hond uit, maar ze gingen met een grote boog om deze, laten we het supporters noemen, groep heen. De Veenweg zegt u hoogstwaarschijnlijk niets, maar als ik u vertel dat een van de zijweggetjes luistert naar de naam Vetkampstraat, dan komt de voetbalfan in u tot leven. Want ja, hier huist dat gezellige Go Ahead Eagles op die illustere Adelaarshorst.
Ik was er al een tijdje niet geweest en dwaalde rustig rond in de straatjes rond het openluchtvoetbalmuseum. Aan de Adelaarshorst geen tierlantijnen, geen winkels, geen bedrijvenpark in de buurt, geen wokrestaurant of casino te bekennen, gewoon een voetbalstadion. Lekker midden in een woonwijk. Uit sommige huizen stak een geel-rode Go Ahead-vlag en ondanks het vroege tijdstip waren al heel wat mensen op de been om langzaam maar zeker wat IJsselderbysfeer te creëren dan wel op te snuiven. Want de gehate streekgenoot PEC kwam na vier jaar weer eens op bezoek, en dat mocht natuurlijk niet ongemerkt voorbijgaan. De zwakke Zwolse broeders stonden onderaan, dus men zag mogelijkheden.
Ik probeerde ze ook te zien, die mogelijkheden, maar ik zag ze niet. Ja, mogelijkheden op verstikking, toen de uitfans besloten dat je met stoelen meer kunt doen dan er enkel op zitten. Je kunt ze loswrikken en op het veld gooien, bijvoorbeeld. Of in de fik steken. Tot twee keer toe moest arbiter Blom de wedstrijd onderbreken om onze gedegenereerde medemens uit te laten razen. Vuurpijlen schoten over en weer elkaars vakken in, een wolk zwarte rook dreef over het veld. En tussendoor werd er zowaar nog gevoetbald ook, althans men deed een poging ertoe, want het was hemeltergend slecht. Met name aan Zwolse kant, waar elk samenspel op toeval berustte en elke pass uitkwam bij een imaginaire medespeler. Het gaf de thuisploeg zoveel moed, dat het nog scoorde ook. Een overwinning die uitbundig werd gevierd, ook twee uur na de IJsselderby stond het op het stadionplein nog zwart van de mensen die de bierpompen geen enkel moment van rust gunden.
Op de terugweg naar de auto keek ik vanaf een afstandje nog even naar het pandje op de Veenweg, en verdomd, daar stonden ze weer. Of nog? Met dezelfde flessen in de hand en op dezelfde a-ritmische housebeat. Zouden ze daar soms de hele dag hebben gestaan, ook tijdens de wedstrijd? Ik durfde het ze niet te vragen.
- ProShots