Edwin Struis

‘Er zijn maar weinig zinnen die uit hem opstijgen zonder het woordje ‘ik’ erin’

Afgelopen weekend werd Edwin Struis voor het eerst in z'n leven met Formule 1-commentator Olav Mol geconfronteerd. 'Ik heb het vermoeden dat er circuits om hem heen zijn gebouwd terwijl hij zat te egotrippen in een microfoon.'

Edwin Struis

Zappend langs wat kanalen bleek er eentje gevuld met brullende bolides aan een startlijn. Ik twijfelde nog even, maar nam toen toch het besluit om voor het eerst van mijn leven een Formule 1-race van begin tot eind uit te zitten en daarbij te luisteren naar het commentaar van Olav Mol en zijn pitspoes, ene Jack. Er zijn fans die tijdens de eerste zogenoemde ‘vrije training’ de tv inschakelen om die een kleine week later pas weer uit te zetten als Mol ze een fijne nacht heeft toegewenst uit een of ander oord.

Dit keer waren ze neergestreken in het verderfelijke land dat Saoedi-Arabië heet en waarvan de kroonprins het nodig vond om een criticaster van het regime in mootjes te laten hakken. Je ziet het Amalia niet zo snel doen. Dat we sporters afvaardigen naar dit soort landen is al een gotspe op zich, maar een grote zak geld smoort blijkbaar alle kritiek, als die er al zou zijn binnen sportbonden. Lewis Hamilton had tenminste nog de ballen om in het hol van de leeuw wat kritische geluiden te laten horen, uit het amoebe-brein van Max Verstappen steeg enkel ‘vroem vroem’ op.

Afijn, de optocht begon en werd dus begeleid door Olav Mol. Ervoor kende ik de man alleen van horen zeggen. Ik had weleens een interview met hem gelezen waarin hij aangaf het leuk te vinden om keihard door plassen te rijden om zo degenen die te dicht bij de stoeprand stonden nat te spatten. Zo’n type dus. Eentje die het stiekem eigenlijk wel grappig vindt dat het Saoedische regime niet zo scheutig is om rijbewijzen te verstrekken aan vrouwen, want ja, dat inparkeren, hè.

Mol loopt al zo lang mee in de racewereld, dat ik het vermoeden heb dat er circuits om hem heen zijn gebouwd terwijl hij zat te egotrippen in een microfoon. Er zijn namelijk maar weinig zinnen die uit hem opstijgen zonder het woordje ‘ik’ erin. Het andere slechte nieuws: de man slikt van alle woorden die hij uitkraamt minimaal de helft in. Dit in tegenstelling tot zijn collega in de pits (Jack) die het liefst monosyllabisch antwoordt met een lichte voorkeur voor ja en nee. Die man heeft werkelijk geen idee wat er om hem heen gebeurt.

Dat treft: ik ook niet. Er wordt kwistig met raceterminologie gestrooid, maar ik als leek had geen idee wat er gebeurde. ‘Td vr d vrtul sfty cr,’ hoor je Mol in zijn beste imitatie van oom Momfer murmelen, een moment dat de rijders terugschakelen van vijf naar twee, vanwege wat afval op de baan, in Saoedi-Arabië vaak een lichaamsdeel. En dan gaat de fanfare weer verder.

Komend weekend schijnt het laatste kunstje voor Mol en Jack te zijn, omdat de uitzendrechten komen te liggen bij een organisatie die wél voor goed ingevoerde en verstaanbare reporters kiest. Iedereen roept ach en gut en wee, ik roep: yo hé, yo ho, yo fucking hurray!