Stef Bos: ‘Op vrouwen­gebied ben ik een notoire sukkel’

In zijn liedteksten verdrinken we aangenaam in thema’s als donker/licht, verbeelding/werkelijkheid en reizen/thuiskomen. Maar in het werk van Stef Bos (60) zien we ook heel mannelijke thema’s als drank en vrouwen. Alle reden om de populaire chansonnier eens aan de tand te voelen over deze onderwerpen. ‘Je kunt je laten leiden door wat er in je broek zit, maar ik ben altijd blijven communiceren met mijn jongeheer: rustig aan, ík bepaal hier wat er gaat gebeuren.’

Stef Bos:  ‘Op vrouwen­gebied ben ik een notoire sukkel’

Stef, je bent een van de meest productieve Nederlandse artiesten met een ongekende uitstort van albums, dvd’s, vinyl, singles, boeken, dichtbundels en partituren. Je meest recente uitgave is de schitterende hardcover Achtbaan met dromerige beelden van kunstenaar Peter van Straten en gedichten van jou. Hoe ontstaat zo’n bundel?

‘Om je het grotere verhaal erachter te vertellen: rond 2001 kreeg ik een stembandontsteking. Toen kon ik niet meer zingen. Ik raakte in paniek, dat heb ik niet zo gek vaak. Maar ik werd heel slecht behandeld door een specialist, die dacht dat ik knobbels had, maar dat was niet zo, het was verhard snot. Daar kwamen ze pas een half jaar later achter. Ik zat wel opeens in de lappenmand en dat was zo rond mijn veertigste: een periode waarin ik een beetje crashte. Ik was veel te hard doorgegaan. Ik zat thuis, mocht niet praten, en dat is al een hele opgave voor mij. Op een dag dacht ik: wat ga ik doen als ik nooit meer kan zingen? Dan ga ik toch zeker wel dingen schrijven. Toen begon ik aan een reeks ongezongen woorden. In mijn hoofd, daarna in een mapje. Ik begon dingen te schrijven die niet per se gezongen hoeven te worden. Poëzie zou ik het niet willen noemen, want dan kom je gelijk in een heel ander bad terecht. Ik vind dichters leuke mensen, maar ze kunnen mekaar wel te lijf gaan, dat wil ik uitsluiten.

Er ontstond het idee om die ongezongen woorden gepaard te laten gaan met beelden, alsof die de muziek enigszins konden vervangen. In eer-ste instantie was het plan om die teksten te laten begeleiden door totaal verschillende beeldend kunstenaars, die in de loop der jaren toevallig op mijn pad zouden komen en met wie het zou klikken.’

Maar in het geval van Achtbaan werd dat er dus maar één.

‘Ja, maar dat had wel een leuke aanloop. Onze zoon Kolya (11) en dochters Lorelei (9) en Vonkie (4) zijn alle drie ter wereld gekomen in een opblaasbad dat ik moest opblazen. Dus tijdens het bevallingsproces had ik een functie, ik had iets te doen. Ik moest ook de watertemperatuur controleren. Het bad stond bij ons in Kaapstad naast de piano; onze kinderen zijn allemaal in die kamer geboren en met behulp van dezelfde verloskundige, een topwijf. Ze heet Ciska van Straten en dan voel je ’m al aankomen.

Maar voordat ik dat onderwerp aantik: die bevallingen maakten mij superbewust van mijn mannelijkheid én van het verschil tussen mannen en vrouwen. Mijn vrouw raakte in een soort trance, gepaard met een type ademhaling dat je als man denkt: dit is een andere planeet. Dan komt ineens dat leven tevoorschijn en dat zijn samen met het sterven van je dierbaren en bepaalde muzikale hoogtepunten toch de meest intense momenten in je leven.

Ciska deed dat zo fantastisch... zij is er gewoon voor geboren. Ze gaf me een rol tijdens de bevalling. In het Afrikaans zei ze tegen me: “Stef, jy moet nou in die fokking bad klim. Jy moet nou agter jou vrou gaan sit sodat sy jou kan vas knyp.” Nou, dat heb ik geweten. Maar opeens ben je als man in een vrouwenwereld. Dat bad was best groot en had een voorgevormd stoeltje erin, dat dus mee opgeblazen was. Een speciaal bevallingsbad. Ik dacht er verder niet bij na en was toen waarschijnlijk ook die nuchtere Nederlander, maar ik klom er gewoon in mijn blote piemel in. Terwijl zij als Afrikaanse dacht van: wat maak jy nou? Ik zei: “Ons es allemaal door God geskep en ek klim daar so in.”

Ik voelde de oerkracht waarmee mijn kinderen ter wereld kwamen. Mijn vrouw Varenka deed dat fantastisch, mede door Ciska. Zij begeleidde dat proces op een manier zoals we samen kunnen spelen met muzikanten, iets wat voor mij trouwens vooral een mannending is. Want, een kleine zijstraat: Boudewijn de Groot vroeg mij ooit waarom ik nooit een vrouw mee heb op het podium. Ik heb daar vaak genoeg over nagedacht, maar ik ken ook de gevolgen ervan. Toen ik Boudewijn namelijk vroeg wat zijn ervaringen daarmee waren, kreeg ik verhalen over onderling gerommel, onder meer met de violiste. Maar goed, het werk van Ciska van Straten deed mij denken aan het loslaten van je ego als je met z’n allen een song aan het maken bent. Het is niet hetzelfde, maar het heeft wel die magie.

Na de eerste bevalling die ze met ons deed, vroeg ik wat haar man deed. Ze zei: “My man es ’n skilder.” Wij waren rond die tijd echt toe aan een flinke schilderbeurt voor ons huis en ik informeerde meteen naar de mogelijkheden, maar ze bedoelde een kunstschilder. Ze liet dingen van hem zien en ik had zoiets van: holy shit. Er zit humor in, spiritualiteit, surrealisme en het is tegelijkertijd heel karikaturaal. De voorkant van ons boek is een mannetje met een ijskar dat zichtbaar op de Noordpool staat, met zijn hoofd treurig naar beneden gebogen, want hij gaat natuurlijk geen ijs verkopen op die plek. Ik hou van dat soort humor, een soort schoonheid van de teloorgang of eenzaamheid. Ik leerde Peter van Straten kennen via Ciska en hij is een zeer interessante gast. Geestig, grappig, het jongetje nog in zich bewaard. Wij zijn soms nog kinderlijker dan onze kinderen. Mensen hebben van mij vaak het beeld van een redelijk rustige jongen, maar als je mij loslaat tussen kinderen of met zo’n gast... Peter kijkt naar de wereld en ziet de vormen in de wol- ken, niet de mogelijke regen die erachter schuilt. Tien jaar geleden, toen ik hem leerde kennen, wist ik al dat dat ooit ergens toe zou leiden. Ik vond zijn beelden aanvankelijk te sterk, ik wist niet goed wat ik ernaast moest zetten.

In coronatijd in Zuid-Afrika hebben we de koppen bij elkaar gestoken. De titel Achtbaan had ik al in mijn kop, mede als referentie aan de idiote periode die we meemaken. Ik realiseerde me dat ik zijn thema’s los moest laten en ben gaan surfen op zijn beelden. Op een nacht in het vliegtuig tussen Amsterdam en Kaapstad, met twee cognacs en een koffie, ontstond ineens tak-tak-tak de grondstructuur van het boek.’

Behalve met een nieuw boek, kom je ook met een gigantische tour. Je doet ook je geboorteplaats Veenendaal aan, maar je woont in Zuid-Afrika en België. Voel jij je nog weleens ergens thuis?

‘Ik ben een zwerver, dat klopt. Ik heb me dat ook weleens afgevraagd, waar mijn thuisgevoel nou precies zit. De weg die ik heb afgelegd, is een toevallig traject geweest van de provincie Utrecht naar Antwerpen en daarna veel reizen. Veel naar West- en Zuid-Afrika. Dat deed ik vroeger trouwens al, dat rondtrekken. ’s Zomers nam ik eerst een vakantiebaantje om daarna anderhalve maand te gaan reizen. Door de muziek werd het reizen alleen maar meer. Totdat ik een Zuid-Afrikaanse vrouw tegenkwam en onze kinderen in Kaapstad werden geboren. Toen ik mezelf eens afvroeg waar ik thuis ben, heb ik geconcludeerd dat ik me thuis voel waar mijn taal wordt gesproken en waar de degenen zijn om wie ik geef. Als ik mijn kinderen te lang niet zie, ontaard ik. Thuis is waar de mensen zijn van wie ik hou en waar ik een taal hoor die ik versta.’

Over taal gesproken: in je songteksten schrijf en zing je vaak over drank. Is alcohol een belangrijk thema in je leven?

‘Vroeger in Veenendaal werd er nauwelijks gedronken, of het gebeurde stiekem. Mijn eerste heftige confrontatie met drank was op m’n vijftiende. Ik ging voor een uitwisseling naar Zweden en ben in die tijd voor het eerst verschrikkelijk verliefd geworden, op een Amerikaans meisje. Op diezelfde reis ben ik verschrikkelijk ziek van de drank geworden. Ik zat in een treincompartiment tussen Puttgarden en Rødby, dat is de overgang van Duitsland naar Denemarken. De trein reed gewoon de boot op en even later stond ik naast een Finse zeeman, die vroeg: “You want some Stroh rum?” Ik wist helemaal niet wat dat was, maar wilde blijkbaar indruk maken, ook op dat meisje natuurlijk, en nam een paar slokken van dat spul. Ik had niet in de gaten hoe sterk dat was – 80 procent alcohol – en proestte het uit. Maar dan passeert het goedje wel je neocortex, het buitenste gedeelte van je hersenen. Ik kreeg instant een delirium tremens. Ik voelde me niet goed, ging naar het toilet en hallucineerde dat ik bloed op alle muren zag uiteenspatten terwijl ik aan het overgeven was. Ik was dus vijftien en realiseerde me toen al dat je met drank heel goed moet weten tot hoever je kunt gaan.

Het kortstondige mo­ment van euforie als je een fantastisch lied hebt gemaakt, is mis­schien wel vergelijk­ baar met klaarkomen

‘Een levensles geleerd door een Finse zeeman, maar daarna werd het wel feest. Want als je weet tot hoever je kunt gaan, kun je ervan genieten. In België komen ze pas los na een paar Duvel en in Albanië heb ik meegemaakt dat drank – net als in Rusland – deel is van de onderhandeling. Ik zat tussen de zigeuners en er kwam een halfvol limonadeglas raki op tafel, op een zondagochtend. Om te weten of je te vertrouwen bent, moet je eerst aardig wat drank op hebben. Want als je net iets te veel hebt gedronken, laat je het achterste van je tong zien, is de gedachte. Heel mooi hoe alcohol op die manier ingezet kan worden. In de muzikantenwereld wordt er best stevig gedronken. Ik heb een drummer van ons eraan zien overlijden; puur alcoholisme en er niet meer vanaf kunnen blijven. Een echte kerel laat het niet zover komen. Alcohol is de meest vernietigende drug die er bestaat, dat heb ik wel om me heen gezien. Je kunt nog beter heroïne pakken, daar kun je in een afkickcentrum eventueel nog wel vanaf komen, maar door een drankverslaving blijf je voor de rest van je leven een alcoholist. Sinds die ene keer op mijn vijftiende ben ik nooit meer zó dronken geweest. Heus weleens waggelend naar huis in Antwerpen door al die sterke Belgische biertjes, maar ik weet tot hoever ik kan gaan. En om terug te komen op je vraag over de drank in mijn liedjes, moet ik Tom Waits citeren, die in een interview heeft gezegd dat als je liedjes wil schrijven over alcohol, je goed moet kijken naar andere mensen die drinken, niet zelf beginnen te drinken want dan krijg je op een gegeven moment geen woord meer op papier. Een voorbeeld daarvan is het lied Wodka van mijn eerste plaat. Ik zag een aangeschoten acteur die helemaal losging op een vrouw, zoveel zin in seks had hij. Dat was een observatie, dat was ik niet zelf.’

Benieuwd naar de rest van het artikel? Je leest 't in de nieuwste Revu!

In de rest van het interview vertelt Stef onder andere meer over de schoonheid van vrouwen, zijn drank-gerelateerde teksten, of hij zijn grenzen kent en wanneer zijn laatste kater was. ‘Dat was Nieuwjaarsdag 2020. We waren met vrienden van ons in Kaapstad oud en nieuw aan het vieren en op een gegeven moment stapten ze over op whisky en dat drink ik eigenlijk nooit. Het duurde anderhalve dag voordat het een beetje rustig werd in mijn hoofd. Dat was niet de beste manier om het nieuwe jaar te beginnen.’

Showbizz
  • Inge Kinnet