‘We waren nieuws over de hele wereld’
In de interviewserie Kamerveteranen spreekt Leon Verdonschot het geheugen van onze democratie: de langstzittende Tweede Kamerleden. Waar de omloopsnelheid van parlementariërs steeds groter wordt, bestaan er uitzonderingen: de Kamerleden die al zo’n tien jaar of langer in ons parlement zitten. En die dus als weinig anderen weten of, en zo ja hoe onze parlementaire democratie het laatste decennium is veranderd. De vierde in deze serie: Esther Ouwehand (45), fractievoorzitter van de Partij voor de Dieren, en Kamerlid sinds 2006.
Waren Marianne Thieme en u voorbereid op het Kamerwerk, toen jullie in 2006 met de PvdD debuteerden in de Tweede Kamer?
‘Anders dan bij nieuwe Kamerleden van zittende partijen was voor ons echt álles nieuw. We voelden ons een beetje Alice in Wonderland, we konden zelfs de wc niet vinden in dat hele Kamergebouw. Wij kwamen als activisten de politiek in, vanuit een beweging die al veel lang langer gaande is en op de schouders van wiens voorvechters we staan. Het is de beweging die zegt dat we anders moeten omgaan met dieren, en dat we als mensen moeten inzien dat we onderdeel zijn van de natuur. Daar was een klein beetje aandacht voor bij enkele van de gevestigde partijen, maar die pakten nooit door.’
Inmiddels zijn er meer partijen voor de dieren in de wereld. Toen nog geen enkele?
‘We waren niet de eerste Partij voor de Dieren ooit opgericht; er was al een Tierschutzpartei in Duitsland. Maar we waren wel de eerste die in een parlement werd verkozen. Dat was nieuws over de hele wereld. Mensen die in andere delen van de wereld vochten voor dierenrechten zagen dat en dachten: je kunt deze strijd dus ook het parlement intrekken. Inmiddels zijn er negentien zusterpartijen, waarvan ook enkele zijn verkozen in het parlement, afhankelijk van het kiessysteem in dat land.’
‘Soms moesten we uitleggen dat we niet met koeien en kippen de vergaderzaal in zouden komen’
Was er een groot verschil tussen benadering van de internationale en de Nederlandse pers?
‘Aanvankelijk was de scepsis in Nederland heel groot. De buitenlandse journalisten kregen ons pas in de gaten toen we al in de Tweede Kamer gekozen waren, dus hun benadering was iets anders, maar ook bij hen was de verbazing en soms zelfs verbijstering groot: we moesten soms uitleggen dat we niet met koeien en kippen de vergaderzaal in zouden komen. Dat het ons gaat om het fundamentele besef dat we de aarde delen met levende wezens, en dat je je moet afvragen waar je het recht vandaan haalt om ze weg te stoppen in potdichte stallen. Die morele vraagtekens begrijpen mensen vaak al snel, omdat iedereen intuïtief wel aanvoelt dat we moeten stoppen met de bio-industrie.’
In eerste instantie moesten jullie uitleggen wat jullie níét waren?
‘Ja, in het begin wel. Inmiddels hebben mensen ons vijftien jaar in de Tweede Kamer aan het werk gezien, en ook veel meer meegekregen van wat onze omgang met dieren voor onszelf betekent, bijvoorbeeld voor onze gezondheid. Corona is daarvan het meest pregnante voorbeeld. Mensen zien die samenhang inmiddels veel beter.’
Scheelde het dat jullie wel meteen met zijn tweeën waren?
‘In mijn eentje lijkt het me echt heel zwaar, dus ik heb echt wel te doen met bijvoorbeeld Sylvana Simons. Samen kun je elkaar steunen, het af en toe even van elkaar overnemen.’
Jullie kwamen terecht in een sterk veranderde Tweede Kamer. De SP was enorm gegroeid naar 25 zetels, de PVV kwam nieuw met negen zetels in de Tweede Kamer. Merkten jullie die nieuwe verhouding meteen?
‘En vergeet D66 niet: dat was opeens een partijtje van nét drie zetels, terwijl wij op een haar na onze derde zetel hadden gemist. Drie zetels: dat is superklein voor een partij als D66. Die uitslag gaf een heel nieuwe dynamiek. We waren echt nét beëdigd en kenden de procedures nog niet, toen Wouter Bos al een debat aanvroeg over het generaal pardon, omdat hij gezien had dat de verhoudingen in de Kamer waren verschoven. Alle ogen waren meteen op ons gericht, want wij waren opeens de doorslaggevende stem. Er stond gewoon in ons verkiezingsprogramma dat we voor het generaal pardon waren, maar toch kwamen de hele dag journalisten en Kamerleden van andere partijen naar het vergaderhoekje ergens aan het eind van een lange gang waar we waren weggestopt, om te vragen wat we gingen doen. Voor ons was dat zo klaar als een klontje: het stond namelijk in ons programma. Wat dachten ze: dat we op dag één onze idealen al gingen laten varen? Maar kennelijk vonden anderen dat heel spannend. Rita Verdonk had door onze stem meteen een motie aan haar broek: dat ze het generaal pardon moest uitvoeren. En vervolgens een motie van wantrouwen, als minister van een toch al demissionair kabinet. De allereerste politieke spotprent over ons was dan ook die van een heel dikke bulldog met een ketting waarop de naam PvdD stond, en uit zijn mond steken twee voetjes en daar stond op ‘Rita Verdonk’. De pay-off was: de kop is ervan af.’
Was u verbaasd over de belangstelling voor uw standpunt, terwijl het in uw verkiezingsprogramma stond?
‘Ik weet tot op de dag van vandaag niet of mensen ons zo weinig serieus namen dat ze ons programma niet hadden gelezen, of dat ze zijn gewend aan partijen die iets in hun programma zetten, waarbij je er niet op hoeft te rekenen dat ze dat automatisch ook dóén. Voor ons was dat in ieder geval gesneden koek.’
Hoe reageerden andere partijen op uw komst in het parlement? Het CDA, bijvoorbeeld?
‘Het CDA zat traditioneel in het voormalig ministerie van Justitie. Toen ze nog heel groot waren, was dat hún gebouw. Toen wij onze fractiekamers kregen aangewezen, bleken die in hetzelfde gebouw te liggen, ergens achterin. Een CDA’er reageerde daarop in De Telegraaf met de grap dat hij extra broodkruimels had gestrooid, zodat we meteen een muizenprobleem hadden. Dat was exemplarisch voor hun benadering van ons. Op de vooravond van onze installatie zat ik in een radioprogramma met twee andere Kamerleden die zouden worden geïnstalleerd. Een van die anderen was Sybrand Buma, en hij vroeg mij in de uitzending of ik in een kippenpak naar de Kamer zou komen. Het grapjes maken en lacherig doen veranderde toen ze merkten dat de uitwerking van onze prioriteit voor bescherming van natuur en milieu betekende dat we heel actief werden op de Landbouw-portefeuille. Die werd in Den Haag gezien als niet eens een B- maar eerder misschien wel een C-portefeuille. Daar keek nooit iemand naar, alleen de agrarische pers. Ik denk dat het CDA het stiekem eigenlijk wel waardeerde dat mede dankzij ons de aandacht voor landbouw groter werd. Vanwege stikstof werd die aandacht later nog veel groter.’
‘We komen altijd met de ongemakkelijke onderwerpen, en daar houden mensen doorgaans niet van, ook niet in de politiek’
En de linkse partijen?
‘De SP had net 25 zetels binnengehaald, volgens mij vind je dan alles wel even best, haha. Ik denk niet dat ze toen dachten: die twee hadden we ook nog willen hebben. De SP is zelf ook begonnen met twee zetels. Jan Marijnissen heeft toen Marianne Thieme zelfs nog advies gegeven. Dat advies luidde: houd je focus. Je bent gekozen met een heel expliciete boodschap aan de kiezer, je hoeft je niet onder druk gezet te voelen om de oppositieleider te worden op álle terreinen. Precies die tip over de noodzaak om keuzes te maken en je te beperken tot je kernmissie heb ik zelf nu aan Sylvana Simons gegeven. Inmiddels is er ook wel iets veranderd, ook door de openheid van Pieter Omtzigt over zijn burn-out. Mede daardoor is er nu meer samenwerking tussen partijen met wat minder zetels, die af en toe op sommige terreinen het woord voeren mede namens een andere partij.
GroenLinks vond het wat moeilijker in het begin. In aanloop naar die campagne hadden ze een lijst gepresenteerd met vijftig prioriteiten, en niet een daarvan ging over dieren. Toen de campagne eenmaal was begonnen en wij opkwamen in de peilingen, kwamen ze opeens met een nieuwe top tien, en toen stond ‘dierenrechten in de grondwet’ op één. Inmiddels zijn ze aan ons gewend, maar in die tijd noemde hun partijleider Femke Halsema ons nog een decadent verschijnsel.’
Wisten jullie meteen wat voor parlementaire strategie en stijl jullie gingen volgen?
‘Aanjagen, en zo de boel in gang brengen – dat wisten we. Toen wij in de Kamer kwamen, werd daar niet over dierenrechten gesproken. Dus de noodzaak was: agenderen. Dat was onze opdracht. Als wij niet in actie kwamen, waren er geen debatten over dierenrechten of zoönosen. Dan ontwikkel je als vanzelf een expressieve stijl, want je wilt aandacht voor onderwerpen waar het al die tijd níét over is gegaan. Dat is voor een deel nog steeds zo: wij komen altijd met de ongemakkelijke onderwerpen, en daar houden mensen doorgaans niet van, ook niet in de politiek. Dat betekent dus ook niet bang zijn het anders te doen, bijvoorbeeld door in 2008 41 moties in te dienen bij de Nota Dierenwelzijn van toenmalig Landbouwminister Verburg. We hadden al in de gaten dat je wel in debat kunt met een minister in die 12 minuten spreektijd die je als kleine partij hebt voor dat hele debat, om dan nietszeggende antwoorden te krijgen en klaar te zijn. Dus we dachten: we draaien het eens om, we gebruiken maar 1 minuut van die twaalf in onze eerste termijn om aan te kondigen dat we veel kritiekpunten hebben, en de rest gebruiken we om moties in te dienen. Dat leidde tot veel consternatie, en het erbijhalen van de handboeken, overleg tussen de voorzitter en de griffier over de vraag of dit wel mocht, Boris van der Ham van D66 die zijn stoel naar achteren gooide en zei dat als het zo moest, hij niet meer mee zou doen. Maar wij wisten: wij moeten het hebben van de Tweede Kamer, niet van de minister. Dus ja, het was ongebruikelijk, maar we waren niet bang voor de reacties. Je moet dat natuurlijk niet te vaak doen, maar het was een weloverwogen keuze om zo via uitspraken van de Kamer het dierenwelzijnsbeleid te verbeteren. Inmiddels, jaren later, worden er niet alleen veel meer moties ingediend, maar is het instrument van ongebruikelijke dingen doen veel gebruikelijker geworden, met bijvoorbeeld Wilders die bij een debat over de regeringsverklaring of Miljoenennota in eerste termijn al een motie van wantrouwen indient.’
Uw maidenspeech ging over een actueel onderwerp: stikstof.
‘Over het ammoniakgat, om precies te zijn. Het was een bijzondere periode omdat het kabinet was gevallen, en de oude Kamer had besloten dat de helft van de begrotingen nog door de oude Tweede Kamer zou worden behandeld, en de andere helft na de verkiezingen door de nieuwe. Toen wij werden gekozen, stonden er dus nog oude begrotingen op de agenda. Niemand had denk ik verwacht dat wij in de Kamer zouden komen, want ze hadden de Landbouwbegroting ná de verkiezingen gepland. De minister beklaagde zich erna ook: het ging de hele tijd over dieren! Vroeger gingen die debatten over de kentekenbewijzen van tractoren en zo. Ik deed van die oude begrotingen ook VROM en VWS, en VROM was mijn maidenspeech. Pas later merkte ik dat veel Kamerleden die speech gebruiken voor een persoonlijk verhaal over hun motivatie, over waar ze zijn opgegroeid en wat hun oma altijd tegen ze zei. Ik vind dat altijd leuk om te horen, maar ik begon met een heel technisch verhaal over de ammoniakuitstoot van de veehouderij in Nederland, haha!’
Wat is het moeilijkste aan het eerste jaar in de Tweede Kamer?
‘Iedereen die ergens nieuw begint, moet wennen aan de mores in een bedrijf, en het ecosysteem. Maar in de Tweede Kamer duurt het gewoon écht even voor je alles onder de knie hebt, waar je moet zijn als je debatten wilt aanvragen, hoe je iets agendeert. En voor ons nog meer, omdat we niet konden meelopen met een bestaande fractie. Wij dachten nog dat we in de maling werden genomen toen we op onze eerste werkdag werden voorgesteld aan de griffier: Linda Kip.
Ik denk dat dat voor partijen die nu in de Kamer komen nog steeds zo is, en ook het aftasten hoe goed andere woordvoerders zijn, hoe goed de minister, wat de voorgeschiedenis is van beleid. Ik ben een groot voorstander van langer dan één termijn in de Tweede Kamer zitten, omdat mijn observatie is dat je pas echt effectief wordt in je tweede, of misschien helemaal aan het eind van je eerste.’
Veranderde er veel bij het wisselen van de macht: van Balkenende naar Rutte?
‘Dat vond ik eigenlijk niet. Bij Rutte weten we, omdat dat vaak zo expliciet is gebleken, dat hij ervoor kiest om de waarheid gewoon niet te vertellen als die problematisch kan zijn voor zijn kabinet. Maar op zichzelf is dat niks nieuws, dat deden ze bij het CDA ook, dat is gewoon een dominante reflex van degene die aan de macht is. Dat is erg aan Rutte gaan kleven, ook door het goede werk van journalisten, en het is ook terecht dat dat aan hem kleeft. Onder hem is dat gedrag gewoon nog verder geperfectioneerd. Wat wel een verschil was: van zeggen dat je de natuur beschermt, maar eigenlijk helemaal niets doet, zoals Henk Bleker, die daar geen enkel misverstand over liet bestaan: de natuur, die schuiven we aan de kant. 70 procent budget ervan af, Limburgse boeren gewoon oproepen om de wet te negeren. Wat daarvoor besmuikt was, werd nu heel expliciet.’
Wat heeft uw voorkeur: doen alsof je om natuur en dieren geeft, of eerlijk zeggen dat het je niet kan schelen?
‘Met alles dat er verschrikkelijk aan was, vond ik dat wel verfrissend aan Bleker: het was in ieder geval duidelijk voor iedereen. Vóór Bleker werkten natuurorganisaties zelf, ongewild en min of meer daartoe gedwongen, mee met beleid dat helemaal niet deugde. Door Bleker werd ineens duidelijk waar het bij het CDA en de VVD echt om draait. Het vervelende is wel dat de bezuinigingen op natuur nog steeds doorwerken. Dat geldt ook voor de bezuinigingen op cultuur. Onder Rutte-II moesten we de hele tijd warme woorden over natuur en cultuur aanhoren, maar wat koop je voor warme woorden alleen? De budgetten voor natuur en cultuur waren nog steeds flink lager dan voor de periode Bleker. Als je dan kritisch bent, loopt je het risico dat je altijd als Rupsje Nooitgenoeg klinkt.’
‘We dachten nog dat we in de maling werden genomen toen we op onze eerste werkdag werden voorgesteld aan de griffier: Linda Kip’
Inmiddels telt de Tweede Kamer twintig fracties. Hoe anders is dat vergeleken met de Kamer waarin de PvdD debuteerde?
‘Het gevoel bij de parlementaire journalistiek en misschien ook wel in het land is: werkt dat nog wel, kunnen al die partijen met vaak weinig zetels nog wel de regering controleren? En natuurlijk, er is in praktische zin wel iets veranderd: het is moeilijker om de tijd en orde te bewaken met twintig fracties. Maar het kabinet controleren heeft meer te maken met politieke wil dan met aantallen zetels. Wij waarschuwden destijds met onze twee zetels dat het stikstofbeleid zou gaan vastlopen. Het CDA en de PvdA, toen allebei nog met tientallen zetels, hebben dat beleid willens en wetens doorgevoerd, ook al wisten ze dat internationale afspraken daarover juridisch bindend waren, en dat het dus zou gaan vastlopen. Dat lag niet aan hun beperkte mankracht, maar puur aan politieke wil. En nogmaals: die kleine partijen kunnen gewoon samenwerken. Neem Pieter Omtzigt: die zit goed op de belastingwetgeving. Als hij iets naar boven haalt, dan steunen wij hem daarin, want hij heeft veel expertise op dat dossier en voert daar zijn controlerende functie uit. Datzelfde geldt voor Renske Leijten van de SP in de toeslagenaffaire.
Voor ons is vooral die puur agenderende functie veranderd. Het bewustzijn op onze kernmissie is inmiddels in de Tweede Kamer ook bij andere partijen gegroeid. Dat het aantal dieren drastisch omlaag moet, of dat de bio-industrie moet worden afgeschaft: het begint normaal te worden dat je dat geluid in de Kamer hoort, anders dan van ons. Dat betekent dat we op dat vlak af zijn van de noodzaak van alleen de agenderende rol, en ons meer kunnen concentreren op het doen van concrete voorstellen om de boel de goede kant op te krijgen. We hebben laatst een hoorzitting in de Tweede Kamer kunnen organiseren over zoönosen en de vogelgriep die nu rondgaat. Dat hadden we een paar jaar geleden echt niet voor elkaar kunnen krijgen. Zoals we tijdens de coronacrisis ook een meerderheid kregen voor onze motie over het voorkomen van zoönosen.’
Net als de SP heeft de PvdD scherpe systeemkritiek. Daar horen doorgaans ook scherpe bewoordingen bij. Hoe kijkt u aan tegen voorstellen om de taal in de Tweede Kamer meer te reguleren, naar aanleiding van bedreigingen en opmerkingen over tribunalen?
‘Ik denk dat het goed is om oog te houden voor het feit dat wat als radicaal wordt ervaren, zeer afhankelijk is van de bestaande normen. En dat je Kamerleden dus ook de ruimte blijft geven om te zeggen wat ze willen om die bestaande normen te veranderen, een ruimte die ze ook krijgen van de Grondwet. Nu worden onze ideeën soms als radicaal gezien, over vijftig jaar geldt het misschien als radicaal dat we ooit een bio-industrie hebben gehad. Ik denk dat het goed mogelijk is om een belangrijk deel van de zorgen over de toon van het debat te reguleren met behoud van de vrijheid van parlementariërs om hun punt te maken. De voorzitter moet een grens trekken bij de Grondwet, bijvoorbeeld bij racisme. Als iemand zich zorgen maakt over de gevolgen van migratie, moet je dat punt maken zonder te raken aan artikel 1 van de Grondwet over discriminatie Je zult het nooit tot achter de komma kunnen vastleggen, je zult altijd schuring houden tussen de bescherming van de rechtstaat en de grondwettelijk vastgelegde vrijheid van parlementariërs door mensen die precies die schuring willen. Maar het blijkt belangrijk om dingen te kunnen benoemen, ook wat er gebeurt in de varkenshouderij: dat van pasgeboren biggetjes hun staart wordt afgebrand, en dat dat volgens de Nederlandse wetgeving dierenmishandeling is. Dan is het verwijt dat wij boeren “wegzetten”, omdat wij niet meegaan in het eufemistische taalgebruik. Wij spreken boeren juist níét daarop aan, het is de regering die dit goed vindt, en ondernemers maken gewoon gebruik van de ruimte die de overheid ze geeft.’
Is dat na al die jaren niet vermoeiend? U gebruikt die term ‘dierenmishandeling’, weet dan al dat het CDA en nu ook de BBB zal protesteren tegen die term met het verwijt dat u boeren wegzet en u geeft daarop dan opnieuw dit antwoord. In zekere zin een rituele dans: iedereen doet precies wat de ander al verwacht.
‘Ik krijg die vraag wel vaker, hoe ik dit volhou omdat het lang duurt voor we verandering zien, en of dat niet ontmoedigend is. Maar ik wéét dat er een massief, conservatief blok bestaat van oude gevestigde belangen. Ik vind het vooral heel vervelend voor de dieren dat het zo lang duurt, want ik vind al dat de bio-industrie moet worden afgeschaft vanaf het moment dat ik wist wat die inhoudt. Maar ik ben nooit naïef geweest, ik heb me altijd gerealiseerd dat dit een lange strijd ging worden. En dat het aanvankelijk veel weerstand zou oproepen, wat juist een teken is dat we blijkbaar een gevoelige snaar raken, dat we hier als samenleving een verandering in moeten doormaken.’
Maar het verloop van veel Kamerdebatten kunt u inmiddels toch wel uittekenen?
‘We zullen het bewustzijn moeten veranderen, en daar hoort bij dat we het discours moeten veranderen. Dan moet je het “ruimen” van dieren gewoon noemen was het is: doden, vergassen. En moet je het dus niet hebben over “gewasbeschermingsmiddelen”, maar het gewoon noemen wat het is: landbouwgif. Wat ik dan wel grappig vind, is dat die term de vervanger is van “bestrijdingsmiddelen”, en ik geregeld woordvoerders van CDA en VVD in de war hoor raken als ze het hebben over “gewasbestrijdingsmiddelen”.’
Veel strijd is ook táálstrijd?
‘Zeker. Dat moeten we bij die discussie over de toon van het debat ook duidelijk in ons achterhoofd houden: de zittende macht heeft belang bij eufemistisch taalgebruik. Een kabinet zal nooit in een Miljoenennota schrijven ‘we gaan keihard bezuinigen op de zorg’, het heet altijd een ‘ombuiging’ of ‘taakstelling’. Je moet het wel zuiver houden en het over feiten blijven hebben.’
Heeft de coronacrisis veel consequenties gehad voor uw werk als Kamerlid?
‘Het heeft veel van onze andere werkzaamheden gewoonweg weggedrukt. Corona eiste veel aandacht op, wat normaal is bij een crisis, maar nu was het permanent het geval. Iedere dag de discussie over de juiste aanpak, waarbij je zeker in het begin wel accepteert dat er soms geen tijd is voor het parlement om mee te beslissen omdat er een acute gezondheidscrisis was. En dan steeds dringender de vraag of het kabinet wel zorgvuldig omgaat met terreinen die raken aan onze grondrechten. Dus de discussie was heel complex. Zijn noodmaatregelen wel nodig? Is het legitiem dat we die pas achteraf beoordelen? Heel erg crisismanagement. Terwijl politiek natuurlijk niet moet gaan om crisismanagement, maar om fundamentele keuzes. En veel zaken die niet met corona hadden te maken, zijn in die tijd blijven liggen. Corona vroeg de hele tijd onze aandacht.’
Er ligt nu een eerste evaluatie van dat coronabeleid door Dijsselbloem, en de eerste reactie erop van met name minister Hugo de Jonge was enorm defensief. Had u dat verwacht?
‘Ik vind het vooral zo onverstandig. In die coronacrisis zijn heel ingrijpende besluiten genomen. Ik vind het belangrijk dat je erkent dat dat precies is wat er gebeurt als we in een zoönotische pandemie terechtkomen: dan zijn we dus allemaal bang dat we ziek worden of onze geliefden besmetten, en moet de overheid allerlei maatregelen nemen om die enorme gezondheidscrisis een beetje onder controle te houden. En ja, daar komen natuurlijk ook maatregelen uit waar veel weerstand tegen bestaat. Ik vind het onverstandig dat het kabinet in die defensieve houding schiet, want mensen hébben al zo weinig vertrouwen. Kijk dan tenminste open, en zeg: dít konden we niet anders doen want het was crisis, en dít hadden we achteraf beter kunnen doen, en hier hebben we echt op heel glad ijs gestaan. Dan krijgen mensen weer een beetje vertrouwen terug, als je laat zien dat je hun zorgen serieus neemt, over bijvoorbeeld het maar vasthouden aan 2G als optie. Zo’n enorme inperking van grondrechten kun je niet zomaar in je instrumentariumkistje houden. Durf dat los te laten. Voor het vertrouwen van mensen in de besluitvorming is het niet goed om zo defensief te reageren op kritische rapporten. Iedereen zal begrijpen dat je fouten hebt gemaakt.’
Is het alleen maar een voordeel om zo lang Kamerlid te zijn?
‘Ik denk dat het goed is om lang Kamerlid te zijn, omdat je dan sterker staat tegen het kabinet, dat met drieduizend ambtenaren brieven stuurt waar jij en je ene medewerker zich in moet vastbijten. Ik zie vooral voordelen. Wat zouden nadelen zijn?’
Dat je bijvoorbeeld te veel gaat relativeren. Of dat je het parlementaire spel zó goed speelt, dat dat bijna een doel op zichzelf wordt.
‘Ja, dat zou kunnen. Voor mijn partij zie ik dat nog niet. Ik denk dat het goed is dat mensen langer meelopen in de Tweede Kamer, dat maakt ons sterker. De Tweede Kamer is het hoogste orgaan in de parlementaire democratie. Je taak daar is ontzettend belangrijk, hoe meer je geoutilleerd bent, hoe beter. Onder meer door ervaring. Dat is niet de enige factor, maar het helpt wel enorm.’
Ben jij ook zo iemand die graag haantje de voorste is? Mooi. Volg Nieuwe Revu dan op Facebook, dan krijg je de interviews als eerste te zien.
- Maarten Albrecht