Bolland & Bolland: ‘We zitten weer in dezelfde rolverdeling’

Rob (66, rechts op de foto) en Ferdi Bolland (65) veroverden als muzikanten, zangers, componisten en producers de hele aardbol met meer dan 65 miljoen verkochte platen. In 2000 ging het mis: de broers kregen bonje en spraken elkaar twintig jaar niet. Toen Rob ongeneeslijk ziek bleek, kon verbroedering niet uitblijven. Ferdi: ‘Het bericht dat hij was uitbehandeld voor kanker, kwam snoeihard aan.’

bolland

Mannen, we zitten hier in Wisseloord Studios in Hilversum, een soort tweede thuis voor jullie. Waarom zijn we hier?

Ferdi: ‘We hebben de afgelopen decennia in heel veel studio’s gewerkt, maar hier zijn we sinds 1980 kind aan huis. We hebben hier heel wat –voor ons belangrijke – albums opgenomen, waaronder bijvoorbeeld The Domino Theory waar onder meer You’re in the Army Now op staat. Later gingen we naar onze eigen Bolland Studio’s in Blaricum, maar dat pand hebben we in 2016 verkocht en sindsdien zijn we weer kind aan huis in Wisseloord. Hier hebben legendarische bands en zangers gewerkt: Rolling Stones, Simply Red.’

Rob: ‘Sting, The Police.’

Jullie hebben een imposante carrière achter de rug. Wat zullen jullie nooit meer vergeten?

Rob: ‘Natuurlijk ons debuut bij Willem Duys in 1972, toen we onze single Summer of ’71 live speelden. Je had maar twee zenders destijds, dus je had te maken met kijkcijfers van zes, zeven miljoen mensen!’

Ferdi: ‘Omdat die single een hit werd, was onze carrière daarmee gestart: we waren 15 en 16 jaar.’ Rob: ‘En het was een eigen liedje. We zetten gelijk de toon, dat we met eigen materiaal wilden komen. In zeven landen werd onze versie van You’re in the Army Now een hit, waaronder in Noorwegen, Zweden en Italië. We gingen touren met een band, dat was ook nieuw.’

Ferdi: ‘Een ander hoogtepunt was de hit Rock Me Amadeus uitgevoerd door de Oostenrijkse zanger Falco, die in 1986 op nummer 1 stond in Amerika en Engeland en enorm goed scoorde in veertig landen. Toen kwam datzelfde jaar de Status Quo-versie van You’re in the Army Now, die in dertig landen een grote hit werd. Het leuke is, dat dit ook de grootste hit in de hele carrière van Status Quo is. En het grappige is dat wij zijn opgegroeid in Zuid-Afrika en toen we naar Nederland verhuisden, was een van de eerste platen die we zelf kochten van Status Quo: Pictures of Matchstick Men. Later nam die band onze song op en werd het een hit. Het was een historische cirkel.’

Hoe typeren jullie elkaar als muzikant?

Rob: ‘Het is de combinatie van het produceren, componeren, schrijven, musiceren, zingen. De dingen die ik zelf niet heb bedacht in liedjes, maar waarvan ik denk: fuck, da’s goed, die waardeer ik zo in Ferdi. Bijvoorbeeld het thema dat Ferdi bedacht over vermiste kinderen die in Amerika op melkkartonnetjes werden afgebeeld: naar aanleiding daarvan hebben we samen de hit Jeanny van Falco geschreven. Als we vroeger gitaar speelden, was Ferdi altijd heel stringent met akkoordenschema’s en zo, hij had alles heel goed in zijn hoofd. Ferdi had een andere werkethiek dan ik.’

Ferdi: ‘Dat is precies waarom we samen zo goed waren. Ik heb een gestructureerde werkwijze, zo doe ik alles: ik heb schema’s, ik hou alles bij en zo werk ik ook in studio’s. Rob werkt meer vanuit instinct. Rob is ad hoc, Rob is nu. Puur creativiteit en dan aan de slag gaan. Hij laat zich niet leiden door modelletjes, maar alleen door zijn gevoel. Dat is een heel bijzondere kwaliteit. Ik ken veel mensen in de muziek, maar niemand is zoals hij. Dat kun je ongeorganiseerd noemen, maar zo zie ik dat niet: hij weet precies wat hij doet, maar hij volgt zijn eigen Rob-stramien. Dat is zeer valide, maar je moet het wel onderkennen. Dat is de grote kracht in onze samenwerking altijd geweest.’

Jullie grote kracht is dus jullie diversiteit. Is er ook rivaliteit onderling?

Rob: ‘Dat is een kernterm in hoe wij gefunctioneerd hebben. John Lennon en Paul Mccartney hadden dat ook. Schreef Mccartney de hit Penny Lane, kwam Lennon met Strawberry Fields Forever. Paul Mccartney geeft nog steeds af op John Lennon! Dat afvangen van vliegen, het komen met een nieuw dingetje, dat stimuleert enorm.’

Ferdi: ‘Rob is iets ouder dan ik. We hebben dat al sinds ik erbij kwam op de wereld.’

Rob: ‘Toen werd de wereld al wat minder.’

Ferdi: ‘Die onderlinge rivaliteit heeft dus altijd bestaan bij ons. Dat was met alles, ook met meisjes en dat ging zo maar door. Dus ook met muziek. Maar tegelijk waren we ook sterk in frontvorming: wij met z’n tweeën tegen de rest. We waren altijd een beetje de buitenbeentjes, ook in de muziekindustrie.’

Rob: ‘En ook vroeger op school. We waren altijd de nieuwelingen, we moesten veel reizen.’

Jullie leggen de begrippen diversiteit en rivaliteit tussen jullie als broers met veel respect voor elkaar uit. Over die broederschap gesproken: wat vinden jullie leuk aan elkaar?

Ferdi: ‘Robs persoonlijkheid is ook zijn manier van muziekmaken. Dat onstuimige, dat onverwachte wat hij heeft. Hij is absoluut niet op één A4’tje samen te vatten, door helemaal niemand. Ook mensen die hem al heel lang kennen, zijn soms verbaasd door een onverwachte wending, waardoor je denkt: je kent Rob nog niet. Het is verrassend, verfrissend en soms word je echt gek van hem. Maar hij wordt ook gek van mij.’

Rob: ‘Wat ik net schetste over zijn aanpak van muziek, dat waardeer ik in hem. Dat hij de boel op orde heeft, in de gaten houdt. Maar tegelijk stoor ik me er ook aan dat hij alles op orde heeft. De uitleg die Ferdi over mij geeft, heb ik trouwens nog niet eerder gehoord, maar het bevalt me wel. Hij wijst me erop dat mensen mij soms een beetje gek vinden, omdat ze geen grip op me krijgen. Ik hou mezelf scherp door mezelf te verrassen, door ineens anders te denken. Ik ben verschrikkelijk eerlijk; voor sommige mensen té eerlijk.’

Rob, wat is het grootste compliment dat je aan Ferdi zou kunnen geven?

Rob: ‘Dat weet hij: ik ben heel blij dat we weer communiceren na zo’n lange periode dat we elkaar niet spraken. Dat hij zonet wat te drinken voor me haalde, dat was voor het eerst! Dat soort kleine dingen, die vind ik mooi. Natuurlijk zijn we nog steeds scherp als we straks samen iets voor een project moeten doen. Dan gaan de hoorns weer naar voren en zijn we weer in gevecht, bij wijze van spreken. Momenten zoals dit, dat we elkaar analyseren, dat ik hem hoor praten over mij, dat waardeer ik in hem.’

Rob, kun jij je compliment aan je broer Ferdi ook in één zin aangeven?

Rob: ‘Ik wilde eigenlijk zeggen dat ik van hem hou. Dat was eigenlijk mijn korte antwoord. Maar dat vond ik een beetje, het klinkt wel een beetje, mmm...’

Vind je het moeilijk om dat te zeggen tegen iemand?

Rob: ‘Blijkbaar, want ik lul er eerst een half uur omheen. Het lijkt ook een beetje corny, maar het is niet corny, want het is zoals het is. Over dat gevecht aangaan als we moeten samenwerken, dat is juist aantrekkelijk, want daar knappen we van op.’

Ferdi: ‘Het is de dynamiek tussen ons. Af en toe word je helemaal knettergek van elkaar, maar het werkt wel. Je kunt nooit 100 procent je zin krijgen als je samenwerkt.’

Rob, je zei net dat je van je broer Ferdi houdt, maar toen keek je mij aan. Zeg je het ook weleens tegen hem als je hém aankijkt?

Rob: ‘Nee. Dat vind ik echt te ver gaan. Maar dat ik van hem hou, houdt alles samen, ondanks alle dingen die er tussen ons speelden. Dat gevoel blijft, dat is onaangetast.’

Lees de rest van het interview in de nieuwste Revu of op Blendle.

De broers praten in dit interview over de band met elkaar en over de naderende dood van Rob. ‘Ik had gedacht dat ik de vorige zomer al niet zou halen. Daar had ik me op voorbereid. Nu zeg ik dat ik de komende zomer nog graag wil meemaken, dat zou ik te gek vinden’

Interview
  • Andries Jelle de Jong