Premium

GeenStijl-hoofdredacteur Frank Tieskens (38): 'We hoeven niet per se serieus genomen te worden'

Sinds 2023 staat Frank Tieskens aan het roer van het even geliefde als verguisde GeenStijl. Hoe reilt en zeilt de website, wat is het belangrijkste doel en hoe zou de hoofdredacteur GeenStijl zelf de maat nemen?

Frank Tieskens GeenStijl-hoofdredacteur

Nieuwe Revu ontmoet Frank Tieskens
Frank Tieskens werkt sinds 2016 voor GeenStijl. Eerst als redacteur, daarna als adjunct-hoofdredacteur en sinds de zomer van 2023 als hoofdredacteur. Eerder werkte hij onder meer als datajournalist op de onderzoeksredactie van RTL Nieuws en als redacteur van verschillende actualiteiten- en sportprogramma’s van RTL. Tieskens studeerde enige tijd wiskunde, maar voltooide uiteindelijk een studie politicologie. In 2007 was hij winnaar van de kennisquiz Met het mes op tafel.

Waarom waagde je enige jaren terug de overstap van RTL naar GeenStijl?
‘Het werken op de onderzoeksredactie van RTL Nieuws was interessant en ik werkte met leuke mensen, maar ik vond het lastig dat ik maar een klein radertje in een groot geheel was. Ik had de behoefte om zaken uit te zoeken die ik zelf interessant vond, in plaats van dingen waarvan ik dacht dat het publiek ze interessant vond. Daarnaast wilde ik graag schrijven in een stijl die dichter bij mezelf ligt, en meer naar buiten treden met mijn eigen blik op de wereld. GeenStijl is daarvoor het perfecte platform.’

Speelde er ook een ideologisch motief mee in je overstap?
‘Eigenlijk niet echt. Het heeft me aan GeenStijl altijd aangetrokken dat er geen taboes zijn, dat je in principe alles moet kunnen zeggen. Achteraf denk ik dat ook Theo van Gogh voor mij een grote rol heeft gespeeld. Hij was enkele weken voordat hij werd vermoord op een discussiebijeenkomst van de Universiteit van Amsterdam. Hij ging daar in debat over de islam en de vrijheid van meningsuiting, onder andere met Khalid Kasem, die toen nog niet bekend was. Ik was er als jonge student politicologie bij en was diep onder de indruk van Van Gogh.

Toen hij vlak daarna vermoord werd, was dat een grote schok voor mij. Ik geloof dat ik mij nog steeds kan vinden in zijn hartstochtelijk pleidooi voor de vrijheid van meningsuiting. In het voorjaar van 2014 heb ik als vrijwilliger meegedaan aan GeenPeil, een initiatief om de uitslag van de Europese Parlementsverkiezingen sneller in kaart te brengen dan dat de officiële uitslag naar buiten mocht. Zo leerde ik de mensen van GeenStijl een beetje kennen. De ontspannenheid, vrijheid en zelfstandigheid spraken me meteen aan en dat telt voor mij zwaarder dan de ideologie.’

Jullie zijn in totaal met zes redacteuren. Hoe voer je zo’n team aan?
‘Het is gewoon één grote bende, natuurlijk. Iedereen die voor GeenStijl schrijft, gaat over zijn eigen stukken. Je moet in staat zijn om zelf onderwerpen te kiezen en een toon aan te slaan die bij het platform past. Natuurlijk overleg je weleens ergens over, maar ik ben meer meewerkend voorman dan directief leidinggevende. Ik plan in wanneer welk stuk verschijnt en houd in de gaten of er onderwerpen zijn waarmee we nog iets moeten. Maar ik ben voornamelijk bezig met het schrijven van mijn eigen stukken. Ik probeer iedere dag een leuk, slim of grappig stukje te schrijven.’

Een hoofdredacteur is ook verantwoordelijk voor de redactionele lijn. Hoe zit dat bij GeenStijl?
‘GeenStijl is sinds de oprichting in 2003 behoorlijk geëvolueerd. In de begintijd waren er nog geen sociale media en vervulden eigenlijk de reactiepanelen onder de artikelen die functie. Als je de stukken van toen terugleest, waren we een stuk grover dan nu. Het was alleen maar schoppen en slaan. Maar het internet van toen was ook anders dan nu: toen zat er een soort anarchistische hoogopgeleide voorhoede die dat soort ironie op waarde kon schatten. Maar nu zit iedereen erop en van die ontwikkeling zijn wij hoe je het ook wendt of keert onderdeel. Soms gaan we er nog met gestrekt been in en we provoceren nog altijd graag, maar ik denk dat we stiekem wat inhoudelijker zijn dan vroeger. Nadat MH17 werd neergehaald, zat ik nog bij RTL en verschenen er op GeenStijl allerlei doorwrochte stukken over het politieke gekonkel na die aanslag. Op de onderzoeksredactie vroegen we ons verbaasd af: waarom hebben wij dit niet? Ook over andere onderwerpen verschenen er op GeenStijl serieuze stukken die op een leuke manier waren opgeschreven en hout sneden. Dat is het GeenStijl waarbij ik me het meest thuis voel.’

‘Wij schoppen overal tegenaan. Soms blijft iets dan staan, soms dondert er iets in elkaar’

Wat is de kern van GeenStijls identiteit?
‘We zijn altijd de luis in de pels van politiek, media en cultuur geweest en dat doen we op een satirische, scherpe of boze manier. Daarin is niets veranderd. Ik kan niet ontkennen dat we aan de rechterkant van het politieke spectrum zitten, al is dat zeker niet ons uitgangspunt. Het is meer een reactie op de wereld van media en cultuur, waarin veel mensen werken die, nou ja, nogal links van het midden zitten. Dat is volgens mij een gevolg van het feit dat dergelijke beroepen aantrekkelijk zijn voor mensen voor wie het leven niet zozeer draait om het verdienen van bakken met geld. En als de sfeer in media en cultuur heel erg links is en je daar tegenaan wilt schoppen, kom je snel aan de rechterkant terecht.’

In 2017 riepen allerlei bekendheden uit media en cultuur op tot een advertentieboycot tegen GeenStijl, nadat er op de site een foto van de Volkskrant-journalist Loes Reijmer verscheen met de vraag ‘Zou u haar doen? Graag alleen antwoorden met seksuele complimentjes.’ Zou zoiets ook onder jouw hoofdredacteurschap kunnen gebeuren?
‘Zeker, het is niet zo dat zoiets niet nog eens kan gebeuren. De ophef was nog heel erg een botsing van het oude internet met een nieuwe mediamoraal en is nogal uit de hand gelopen: wij kregen heftige aanvallen en reageerden daar ook weer heftig op. Ook nu zou het zeker kunnen gebeuren dat iemand bij ons iets schrijft waarover iemand anders boos wordt, en dat kan dan weer een tegenreactie uitlokken.’

Soms lijkt GeenStijl op een ordinair roddelkanaal als de Mediacourant.
‘Ja, dat hoort ook bij ons. We hebben allemaal enigszins gewichtige kritiek op politiek, media en cultuur, maar we zijn uiteindelijk ook maar zes gasten die schrijven wat in ze opkomt. Dat kan ook betekenen dat we een grappig stukje schrijven over Jack van Gelder. Het is niet de bedoeling dat je van tevoren al weet wat je gaat krijgen op GeenStijl.’

Regelmatig worden op GeenStijl bekende of minder bekende Nederlanders tot de grond toe afgebrand. Recentelijk bijvoorbeeld nog schrijver Doortje Smithuijsen en illustrator Jip van den Toorn. Hoe serieus bedoelen jullie dat?
‘In zijn algemeenheid is dat een lastige vraag om te beantwoorden, ook omdat ik die stukken niet heb geschreven. Zowel Smithuijsen als Van den Toorn zijn mediafenomenen, die kennelijk ergernis opwekken. Het is wel een gestileerde ergernis, die in deze gevallen gewoon een heel leuk stuk oplevert. Dat is voor mij het belangrijkste. Je hoeft na het lezen van zo’n stuk niet te denken: nu moet Doortje Smithuijsen kapot. Het is prima dat Doortje Smithuijsen doet wat Doortje Smithuijsen doet. Maar het is volgens mij gezond om zo iemand niet alleen maar op handen te dragen als een geweldig talent dat allemaal verbazingwekkende inzichten over de samenleving deelt, maar ook na te gaan of die inzichten nou echt zo verbazingwekkend zijn. Wij schoppen overal tegenaan. Soms blijft iets dan staan, soms dondert er dan iets in elkaar. In zo’n geval heeft de keizer geen kleren aan, en moet iemand dat roepen. Dat zijn wij dan.’

Door die soms keiharde artikelen wordt GeenStijl misschien niet altijd even serieus genomen.
‘We hoeven niet per se serieus genomen te worden. Maar toch gebeurt dat regelmatig, vooral als wij dingen doen of schrijven die nergens ander te lezen zijn. Neem bijvoorbeeld onze liveblogs over de Hamas-terreuraanslag op 7 oktober 2023 en de nasleep daarvan. In de eerste uren kon je duidelijk zien dat de onlineverslaggeving bij veel andere media daar niet adequaat op reageerde, dus wij zijn in dat gat gesprongen. Dat hebben Thijs Post (pseudoniem Mosterd) en Timon Dias (pseudoniem Spartacus) heel goed gedaan, daar ben ik trots op.

Bij veel andere media was er na 7 oktober in eerste instantie een grote terughoudendheid om beelden van de gruwelijkheden van Hamas door te plaatsen of er op zijn minst melding van te maken. Maar toen het er kort daarop op leek dat Israël een Palestijnse school had gebombardeerd, was er niets meer van die terughoudendheid te bespeuren. Er was een enorme gretigheid om te laten zien dat Israël naast slachtoffer ook dader is. Toen bleek dat Israël niet de dader van dit specifieke bombardement was, werd dat slechts schoorvoetend toegegeven. Het heeft me wel echt verbaasd hoe het misging bij andere media, zeker de eerste anderhalve week na 7 oktober. Maar ook daarna vond ik dat veel media allemaal dezelfde kant op kijken: er leek veel meer begrip voor het Palestijnse leed dan voor het Israëlische.’

Andere media de maat nemen is vaste prik op GeenStijl. Zo zaten jullie er bovenop in de zaak rondom Jan van de Beek. De wiskundige en etnoloog doet onderzoek naar de kosten van migratie en zit daarom al jarenlang in de taboesfeer, maar werd eind oktober toch geïnterviewd door de Volkskrant. In het gesprek beweert Van de Beek onder meer dat asielmigratie uit het Midden-Oosten en Afrika een grote kostenpost is voor het ontvangende gebied. In de opiniepagina’s van dezelfde krant verscheen daarna een kritische reactie van socioloog Hein de Haas en historicus Leo Lucassen, waarin ze Van de Beek voor de voeten wierpen dat zijn visie niet gesteund wordt door de feiten. Jullie wezen erop dat die reactie bomvol denk- en rekenfouten zat.
‘Van de Beek heeft een op cijfers gebaseerde opinie over migratie en met zijn zienswijze kun je het natuurlijk oneens zijn. Maar de kritiek op hem was niet: we zijn het niet met je eens. Nee, het was: Van de Beek gebruikt cijfers die niet kloppen. Iemand die een linkse mening heeft en zegt die op cijfers te baseren, zal niet zo snel op die manier aangevallen worden als Van de Beek werd aangepakt. Die dynamiek is gewoon ontzettend ongezond voor het publieke debat, blijkbaar is het nog altijd te moeilijk om normaal te discussiëren over een belangrijke politieke kwestie. Het geval Van de Beek vind ik tekenend, hij werd door Peter-Hein van Mulligen van het CBS een cherrypickende charlatan genoemd.

Dan denk ik: dan is iedereen die cijfers gebruikt om een betoog te ondersteunen een cherrypickende charlatan! Het bericht van Van Mulligen is verwijderd en hij heeft zijn excuses aangeboden, maar het was een absurde aanval. En in plaats van dat de eindredactie van de Volkskrant de fouten uit de reactie van De Haas en Lucassen haalde, bleek die juist meer onjuistheden te hebben toegevoegd. Ook de rectificatie die de krant plaatste over het stuk van De Haas en Lucassen klopte van geen kanten en moest weer worden gecorrigeerd. Deze gang van zaken heeft er denk ik deels mee te maken dat die redactie zelf links is, maar ook met een gebrek aan kennis over cijfers. De Volkskrant weigerde de reactie van Van de Beek op De Haas en Lucassen te plaatsen, dus dat hebben wij gedaan. Dat is blijkbaar ook een functie van GeenStijl. Een paar dagen later verscheen er wel een artikel van datajournalist Xander van Uffelen in de krant, waarin hij stelt dat asielcijfers niet dicteren wat het beste beleid is. Prima stuk en dat is natuurlijk zo, maar dat artikel had de Volkskrant vóór alle ophef moeten publiceren.’

‘Het komt vaak voor dat ik iets schrijf, op publiceren druk en er binnen twee minuten een betere grap in de reacties staat. Dat is wel confronterend’

Zijn er, naast dat er in de media veel mensen werken die een linkse voorkeur hebben, nog andere verklaringen te bedenken waarom veel andere media dezelfde kant op kijken? Zou het bijvoorbeeld ook zo kunnen zijn dat veel media bepaalde zaken niet willen benoemen uit een soort piëteit?
‘Daar zit wel wat in. De Amerikaanse cultuurcriticus Freddie deBoer schreef daar laatst een stuk over met de kop Deference politics: de politiek van de eerbied. Over het algemeen heb ik de indruk dat de enorm verlichte idealen die bij grote delen van de politieke en culturele elite leven – antiracisme, antikolonialisme, enzovoorts – niet zo heel doorleefd zijn. Vaak hebben deze mensen zelf niet zo goed nagedacht over die zaken, hebben ze om zich heen alleen maar andere witte mensen en schrikken dan op: o shit, hoe zit het eigenlijk met racisme?! Het gevolg is dat ze de eerste de beste boze antikoloniale denker met allerlei marxistische ideeën omarmen, bukken en zeggen: jij hebt gelijk, wij geloven wat jij zegt. Zo geven ze over allerlei belangrijke onderwerpen het debat uit handen aan extreem ideologische, absurde denkers. Of, nou ja: als je er wat beter naar kijkt, blijken het vaak geen denkers maar activisten.’

Het zou mooi zijn als er een kabinet zou zijn dat in staat is om zulke extreem ideologische standpunten een beetje intelligent te kunnen ontmantelen.
‘Ik heb niet de indruk dat er iemand in het kabinet zit die daar ook maar een beetje bij in de buurt komt en dat is jammer. Dit kabinet gaat geen kant op. Voortdurend wordt er wat geroepen, teruggenomen en dan toch weer een beetje geroepen. Ik denk dat dat eigenlijk ook niet anders kan met deze coalitie waar eigenlijk niemand in wil zitten.’

Je had het eerder al even over de liveblogs van GeenStijl. Zijn er nog meer journalistieke bijdragen die je trots maken?
‘Van het voorjaar publiceerden we de heimelijk gemaakte geluidsopnamen van het gesprek dat Khalid Kasem in 2019 had met Peter R. de Vries en zijn zoon, waarin De Vries aan Kasem vraagt of hij geld heeft aangenomen om een ambtenaar om te kopen. Ook de onthulling van Bas Paternotte dat Ronald Plasterk Sywert van Lienden vroeg zijn bedrijf te financieren, vond ik sterk. En rondom de Olympische Spelen zaten we goed in het dossier Imane Khelif, de Algerijnse bokser op de Olympische Spelen die ervan werd beschuldigd geen echte vrouw te zijn. We zaten bovenop het nieuws, werden van alle kanten aangevallen, maar je zag ook dat er veel mensen zeiden: hé, GeenStijl kan ook genuanceerd zijn!’

Krijgen jullie vaker de credits voor jullie journalistieke bijdragen, of is GeenStijl daarvoor toch te veel taboe?
‘Als je bijvoorbeeld kijkt naar onze liveblogs over de Hamas-terreuraanslag en de nasleep daarvan: daar werd flink op geklikt, daardoor weet je dat veel mensen ernaar kijken. Dat is ook een vorm van waardering. Op een van die dagen zei Marcel van Roosmalen op tv ook dat hij naar ons ging voor de liveblogs. En op X schreven veel mensen: normaal kijk ik niet op GeenStijl, maar nu wel. Daarnaast kreeg ik van veel journalisten privéberichten waarin ze hun waardering uitspraken, maar dat durven ze blijkbaar niet in het openbaar te zeggen.’

Anderzijds vergeleek NRC-columnist Hassnae Bouazza GeenStijl onlangs met de Taliban.
‘Dat is in de eerste plaats natuurlijk erg geestig, maar het is wel dat je denkt: prima als je ons in die hoek wil zetten, maar daarmee geef je de mensen die echt in de hoek van vrouwenhaat en racisme zitten een excuus. Ze kunnen dan zeggen: zie je wel, ze vinden alles vrouwenhaat en racisme. Je loopt daarmee het gevaar dat die termen hun waarde verliezen en – sterker nog – een soort geuzennamen worden.’

Als je zelf GeenStijl de maat zou moeten nemen, wat zeg je dan?
‘Ik vind het natuurlijk de allerleukste en beste website van de wereld. Van mezelf vind ik dat ik soms wel een stukje schrijf dat heel erg kort door de bocht gaat. Het komt ook vaak voor dat ik iets schrijf, op publiceren druk en er binnen twee minuten een betere grap in de reacties staat. Dat is wel confronterend. En soms denk ik een half uur nadat een stuk online staat: ik schrijf dat nou allemaal wel op, maar is het eigenlijk wel zo? In zo’n geval kun je meteen weer iets nieuws schrijven, dat is het leuke bij ons. Wat er op GeenStijl staat, is echt de waan van de dag. Verder stellen we vaak hypocrisie aan de kaak, maar zelf zijn we daar zeker ook niet vrij van. Je kunt niet de hele dag ieder uur over de actualiteit schrijven zonder jezelf soms tegen te spreken. Sowieso: als je GeenStijl leest, hoef je het echt niet met elk stuk eens te zijn. Dat zijn we zelf niet eens. Het is snel inhaken op de actualiteit en daar iets van vinden. Maar dat betekent niet dat ik vind dat GeenStijl niks voorstelt. Als je ons leest, maar ook andere media, krijg je denk ik een veel completer beeld van de discussies die spelen en hoe je daar zoal over kunt denken.’

Waarop zou je inzetten als GeenStijl niet zes, maar vijftig redacteuren in dienst zou hebben?
‘Er is een nieuwe podcast in ontwikkeling en tijdens de Amerikaanse presidentsverkiezingen hadden we de hele nacht een live-uitzending. Dat is enorm leuk om te doen en wordt enorm gewaardeerd, dat zou ik graag meer willen doen. Met meer mankracht zou ik ook meer tijd vrijmaken voor diepgravende journalistiek. Maar eigenlijk zou je GeenStijl niet met vijftig man kunnen maken, het is juist onze kracht dat we maar een klein team hebben. Onze stukken komen voort uit de persoonlijkheden van de schrijvers. Je kunt wel proberen om met vijftig persoonlijkheden een blog te maken, maar het zal dan al gauw heel diffuus worden.’

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Interview
  • Ivo van der Bent