Mijn buurman is puffend zijn achterbak aan het volstouwen met spullen. Ik zie een hobbelpaard, drie winterjassen, zes paraplu’s en twee dozen vol Lego. Ik rij zo naar Ter Apel. Heb jij nog wat voor die mensen?’ vraagt hij. ‘Ik zal even kijken,’ zeg ik, voordat ik mijn huiskamer binnenloop.
Een kwartier later draag ik twee overvolle boodschappentassen naar beneden. De buurman kijkt in de tassen en laat een verraste frons zien. ‘Dit zijn prima spullen, buurman,’ zegt hij. Hij pakt mijn zo goed als nieuwe hardloopschoenen uit een van de tassen en kijkt naar de onbeschadigde zolen. ‘Echt prima spullen,’ herhaalt hij, voordat hij drie oude voetbalshirts op de motorkap van zijn auto neerlegt. Op alle shirts staat de naam Salah.
‘Ik heb zojuist vijftig blikken tonijn gekocht. Alles zit in die vis. Eiwitten, vitamines, mineralen, jodium en ijzer. Tonijn is altijd goed,’ zegt de buurman. Ik pak een blikje van de achterbank af. Op de zijkant staat dat we hier met dolfijnvriendelijk gevangen tonijn te maken hebben. In feite heb ik een ingeblikte versie van de wereldproblematiek in mijn handen. Je hebt dolfijnen en je hebt tonijnen. Ik ben overduidelijk een dolfijn. Mijn buurman ook. Het huis waarin we wonen staat er al sinds 1771. We hebben dubbelglas en stoomovens die we nooit gebruiken. Aan de overkant van onze straat zit een nieuwe bakkerij. Elke ochtend haal ik er een cappuccino en twee chocoladecroissants. Ik heb al heel lang geen tonijn uit blik meer gegeten.
‘Wij zijn dolfijnen, buurman,’ zeg ik.
‘Wat bedoel je, buurman?’ vraagt hij, terwijl hij de achterklep van zijn auto dichtduwt met zijn achterwerk.
‘Wij kunnen niet in de netten zwemmen waar andere vissen wel in kunnen zwemmen.’
‘Dolfijnen zijn ook wel zeer speciale vissen. Ik heb ooit op school geleerd dat dolfijnen zichzelf kunnen herkennen in een spiegel,’ zegt hij.
‘Ik zou pas echt respect voor dolfijnen hebben als ze onrecht kunnen herkennen. Ze zwemmen ongetwijfeld vaak langs van die netten vol tonijn. Zullen ze de tonijnen die uit zo’n net ontsnappen ook gelukszoekers noemen?’
Misschien had ik ook een spiegel weg moeten geven. Dolfijnen kunnen zichzelf herkennen in de spiegel, maar misschien kunnen tonijnen dit ook. Maar hoe kan je in een spiegel kijken als alle spiegels stuk gebombardeerd zijn?
De buurman rijdt weg in zijn gloednieuwe Audi. Ik ben trots op hem. Ik hoop dat iemand iets aan mijn hardloopschoenen heeft. Dat hij of zij de oorlog voorgoed kan ontlopen. De buurman kijkt naar me in zijn achteruitkijkspiegel. Zijn gezicht is open. Ik zie een tonijnvriendelijke blik.
- iStock