U was 8 jaar oud toen u naar Nederland kwam, kunt u zich nog iets herinneren van uw jeugd in Turkije?
‘Toen ik 5 jaar oud was, moest mijn vader al vluchten, en in de jaren erna moest mijn moeder onderduiken want zij werd ook gezocht. Het was een tijd waarin er allerlei dingen gebeurden die ik toen niet helemaal begreep. Het is niet zo dat er veel chaos en drama om me heen was, want mijn moeder zorgde er wel voor dat wij weinig last hadden van hun situatie.’
Heeft u helemaal niets van die benauwde situatie gemerkt?
‘Ik had vooral heel veel vragen. Op de dag dat wij gingen vluchten, werd me verteld dat we op vakantie gingen. Ik dacht wat leuk! Waarheen dan? Hoelang? Daar kreeg ik dan geen antwoord op. Maar ik heb nooit een trauma opgelopen, dat hebben mijn ouders heel goed gedaan.’
Misschien had het toen niet direct impact op een 8-jarige, maar toen u wat ouder werd, moet het begrip toch zijn ingedaald?
‘De kern van dit verhaal is: Nederland was voor ons een land van vrijheid, Nederland heeft ons omarmd. Wanneer ik hier naar buiten kijk, staat Nederland voor vrijheid. Het is als zuurstof, en het zou zuurstof voor iedereen moeten zijn. Wij zijn hiernaartoe gekomen voor die vrijheid, dat is niet vanzelfsprekend in deze wereld. Zelfs in Nederland is vrijheid niet vanzelfsprekend, we wonen in een land waar generaties opgroeien die geen vervolging of oorlog gekend hebben. Daar hebben de generaties vóór ons heel hard voor gestreden. En dat is helemaal niet zo lang geleden. Het grote goed is dat je nu een jongere generatie hebt die denkt dat vrijheid hier vanzelfsprekend is. Hoe mooi en bijzonder is dat! Tegelijkertijd, kan je afvragen: hoe risicovol is dat? Want ben je er dan nog wel alert op dat je dat zomaar kan worden ontnomen?’
‘Wanneer ik hier naar buiten kijk, staat Nederland voor vrijheid. Het is als zuurstof, en het zou zuurstof voor iedereen moeten zijn’
Waar bent u in Nederland opgegroeid en hoe verliep uw jeugd hier?
‘Ik ben in Amersfoort opgegroeid en dat is eigenlijk van het begin af aan heel soepel verlopen. Ik heb ouders die meteen de taal gingen leren en vrijwilligerswerk gingen doen voordat ze überhaupt nog mochten gaan werken. Ze doken de samenleving in, daardoor werd het voor mij ook makkelijker gemaakt om onderdeel te worden van de omgeving waarin ik opgroeide. Ik maakte snel vrienden, leerde rap de taal en mijn ouders zorgden ervoor dat we in een wijk kwamen te wonen waar veel autochtone Nederlanders woonden. De gemeente probeerde ons echter in een wijk te zetten waar veel mensen woonden die oorspronkelijk uit Turkije en Marokko kwamen. Zo van: dat is fijn voor jullie, dan zit je tussen je eigen mensen. Ik ben mijn moeder heel dankbaar dat die daar faliekant op tegen was. Ze zei: “Ik ben nu Nederlander en ik wil in een wijk wonen waar er veel Nederlanders wonen zodat ik en mijn kinderen banden en vriendschappen kunnen opbouwen met de mensen uit het land waar we nu bijhoren.” Daar heeft ze wel behoorlijk voor moeten strijden.’
Wat was uw eerste bijbaantje?
‘Dat was bakker Bart in Amersfoort.’
Misschien een rare vraag, maar heeft dat baantje iets bijgedragen aan uw politieke loopbaan?
‘Jazeker! Het was keihard werken op de zaterdagochtend, maar ik vond de sociale interactie met al die mensen heel erg leuk. Je kan op klein niveau ook een verschil maken door hard te werken. Ik heb later bij de Rabobank achter de balie gewerkt, al die banen gaven me steeds meer mensenkennis. Hoe kan je mensen uit alle lagen van de bevolking helpen, begeleiden en tegemoetkomen? Iedereen heeft een andere benadering nodig, ik heb daar ontzettend veel van geleerd.’
Benieuwd naar de rest van het interview? Je leest 't in de nieuwste Revu.
- Ivo van der Bent