CDA-lijsttrekker Henri Bontenbal: ‘Met een Bontenbal valt niet te spotten’

In de serie Mijn Nederland ontvouwt, in aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen op 22 november, een lijsttrekker zijn ideeën voor ons land. Deze week de derde: CDA-lijsttrekker Henri Bontenbal (40). Over klimaatbeleid als conservatief thema, over nieuwe saamhorigheid, en over de regelreflex van de politiek. ‘Als jij genoeg geld hebt, maar je bent vervolgens doodeenzaam, ben je nog steeds bestaansonzeker.’

Henri Bontenbal

‘Ik zou graag een samenleving zien waarin de gemeenschap een sterke waarde heeft, en waarin het maatschappelijk initiatief is toegenomen. Dat initiatief is de laatste jaren voor een belangrijk deel aan de markt of aan de overheid overgelaten, terwijl Nederland op z’n mooist was toen mensen zélf in actie kwamen. Niet alleen woningbouwverenigingen zijn begonnen door mensen die vonden dat iedereen fatsoenlijke huisvesting nodig had; heel veel grote organisaties in Nederland hebben zo’n maatschappelijke oorsprong. Dat zou ik heel graag terug willen. Dat verenigingen weer bloeien, dat ze niet hoeven te soebatten over de vraag wie dit weekend de bardienst draait, en niet hoeven te leuren voor vrijwilligers.

Maatschappelijke problemen kunnen niet alleen worden overgelaten aan de markt door marktprikkels, of aan de overheid onder het motto ‘los het maar op, dan betaal ik daar belasting voor’. De kiemen voor die omslag zien we al, en die moeten we ondersteunen en versterken. We hebben een klimaatprobleem, en mensen zijn allang zelf bezig met het opzetten van energiecorporaties om met elkaar zonnepanelen te installeren. We zien dat de zorg knelt, en mensen zijn in bijvoorbeeld Austerlitz al bezig met een zorgcorporatie, om zelf voor hun ouderen te zorgen. Ook op het gebied van stikstof zijn mensen bezig met de oplossingen. We hoeven daar dus niet naar op zoek, het initiatief ís er al.

Wat je niet moet hebben, is een verdeling in overheid/markt/burger. Vroeger had je een andere verdeling: die in overheid/markt/sámenleving/burger. Die samenleving, dat maatschappelijke midden, was een buffer tussen de burger en de overheid, én tussen de burger en het bedrijfsleven. Het is namelijk een kwetsbare situatie als de burger alleen is overgeleverd aan de markt of de overheid. De gemeenschap, je familie, je gezin stonden daar vroeger tussen, maar ook bijvoorbeeld religieuze organisaties, sterke brancheverenigingen en sterke vakbonden. Het gevoel dat dat opleverde, het gevoel dat je er niet alléén voor staat, dát gevoel moet weer terug. Net als het idee dat we juist daardoor grote vraagstukken aankunnen.

Nu voel ik een soort maatschappelijke somberheid, een gelatenheid over de vraag of we de problemen nog wel kunnen oplossen. Kijk naar al die rapporten waaruit blijkt dat mensen vinden dat het met ze zelf wel goed gaat, maar met hun land niet. Dat onbehagen komt volgens mij voort uit een gevoel van verweesd zijn. Bestaanszekerheid is nu een belangrijk thema, maar ik vind dat veel partijen dat veel te economisch invullen. Alsof je bestaanszeker bent als je maar genoeg geld hebt. Nee! Als jij genoeg geld hebt, maar je bent vervolgens doodeenzaam, ben je nog steeds bestaansonzeker.

Ik zou willen dat we de maatschappelijke somberheid kunnen omdraaien naar een sfeer van in actie komen, tegen de onverschilligheid. We moeten geen bioscooppubliek worden, dat vooral tóékijkt naar wat de overheid en de bedrijven doen.

De samenleving gaat niet terug naar vroeger; we gaan nooit meer terug naar de jaren vijftig. Maar we zien wel slingerbewegingen in de geschiedenis, en de slinger in de richting van individualisering en vrije markten is te ver doorgeslagen. Dus we hoeven niet terúg, maar een gezond conservatisme betekent zo goed mogelijk bewaren wat wél goed was. Daarom vind ik klimaatbeleid ook geen progressief thema. We willen juist voor de volgende generaties bewaren wat mooi is. Het is dus een conservatief thema.’

‘Het gevoel dat je er niet alléén voor staat, dát gevoel moet weer terug. Net als het idee dat we juist daardoor grote vraagstukken aankunnen’

U werd op het CDA-congres aangekondigd met de tekst: ‘Mannen willen ’m zijn, vrouwen willen ’m hebben.’ Heeft u van beide één sprankelend voorbeeld?
‘Haha. Nee. Mijn vrouw wil mij gelukkig hebben, dat is het belangrijkste. En dit was iets dat Derk Boswijk (CDA-Kamerlid, red.) riep, in een poging mij op de hak te nemen, wat ik zelf bij hem ook altijd doe. Het geeft wel aan dat de sfeer in onze fractie heel goed is. Ik vind dit eerlijk gezegd juist het lastige van politiek: dat het zo draait om personen. Zelf kom ik juist uit een gezin waar heel sterk gold: joh, doe gewoon normaal, geen kapsones.’

Het zal ook lastig zijn geweest om veel aandacht voor jezelf op te eisen in een gezin met acht kinderen. Acht kinderen met kapsones onder één dak; dat is wat veel.
‘Toch hebben ze het alle acht, haha! Nee, niet waar: enkelen zijn bescheidener dan ik. Mijn ouders waren niet hoog opgeleid. Ze kunnen zich prima meten in discussies, zijn slim en door het leven ook wijs geworden, maar hebben nooit de kans gehad op een universitaire studie; ze kwamen uit een arbeidersgezin. Daardoor hebben ze ook altijd de achterkant van het leven gezien. Hun insteek was altijd: dit zou jou ook kunnen overkomen. Er liepen bij ons in het gezin altijd allerlei bijzondere mensen rond. Asielzoekers uit Ethiopië, op dit moment weer mensen uit Syrië. Maar ook zonderlinge figuren, mensen van wie ik geen idee heb hoe ze die waren tegengekomen. Mijn vader had bijvoorbeeld contact met een of andere junk. Die had een mooie kant, maar er was ook de kant van zijn leven die hij maar niet op de rit kreeg en waarom hij steeds maar verslaafd bleef. Zo iemand zouden mijn ouders echt nooit veroordelen. Dan belde die man weer als hij ergens totaal stoned op een stoepje zat, en ging mijn vader weer op zijn fiets – want we hadden geen auto – door de stad om te kijken of hij hem kon helpen, en dan at hij weer met ons mee. Dat krijg je als kind natuurlijk wel allemaal mee.’

Ziehier de oorsprong van de hasjheffing in het CDA-verkiezingsprogramma.
‘Inderdaad. Aanpakken, die zooi! Haha! Maar serieus: het besef dat wij ook aan de onderkant hadden kunnen zitten, had mijn vader heel sterk, en dat was bij hem religieus ingekleurd. Het besef dat niet alles dat meezit je aan is komen waaien, dat het je is gegéven. Eigenlijk het religieuze concept van genade dus, en het besef dat iedereen een mens is en dus ook menswáárdig behandeld dient te worden.’

Betekent acht kinderen ook: slechts een achtste van de aandacht krijgen?
‘Ja. Maar wel ook de aandacht van zeven broers en zusjes, inclusief de correcties. Als klein jochie was ik een vervelende etterstraal. Ik was nummer vier, dus ik moest altijd opboksen tegen de twee broers boven mij, die altijd slimmer en sterker waren, en dat trok deze jongen slecht. Zo’n gezin is natuurlijk ook een pikorde. Maar toen ging ik puberen en werden diezelfde broers mijn vrienden. Dat is prachtig. Een groot gezin is ook kwetsbaar, dat weet ik. Er kan veel misgaan, ook door te weinig aandacht. Het is niet alleen zaligmakend, maar bij ons is het allemaal goed gegaan, en zijn de verhoudingen nog altijd goed.’

Het gezin waarin u bent opgegroeid was gereformeerd. U zit in de Tweede Kamer namens een christendemocratische partij, niet namens een gereformeerde. Wat is er gebeurd?
‘Heel hard geslagen.’ Bontenbal schiet in de lach. Hij vervolgt: ‘Je wordt ouder en gaat zelf nadenken over het leven. Mijn ouders gaven daar ook veel ruimte voor. We waren een enorm discussiegezin. Ik ging natuurkunde studeren, dat vormde me natuurlijk. En die studie leverde veel vragen op en botste soms met ideeën die ik van huis uit had meegekregen. Die botsing zorgde ervoor dat ik me stevig moest verantwoorden; ik werd gedwongen mezelf te verdedigen. Dus ging ik heel veel filosofie en theologie lezen, en daardoor veranderde ik weer van inzichten.’

In uw verhaal op het partijcongres speelden, weliswaar in andere woorden, twee termen een grote rol die een van uw voorgangers ooit ook het debat in bracht. Normen en waarden. Toen Jan Peter Balkenende daarover begon, werd er spottend op gereageerd, door media (‘Spruitjeslucht!’) en door andere politici, op één na: Jan Marijnissen. Inmiddels landt zo’n pleidooi heel anders. Wat is er veranderd in de samenleving in die twintig jaar?
‘De vraag is allereerst wie er lacherig over deden, want Jan Peter Balkenende haalde meer dan veertig zetels met dat verhaal. Dus zo raar vond de samenleving dat blijkbaar niet, alleen een elite van bepaalde opinieleiders vond het belachelijk. Maar twaalf jaar Mark Rutte zijn wel exemplarisch geweest voor een pragmatisme dat niet echt een visie had op de samenleving, dat geen gemeenschappelijk verhaal had. Ik denk dat mensen vrij massaal aanvoelen, ook als ze dat niet zo kunnen formuleren, dat met de grote nadruk op vrijheden en rechten de samenleving aan het verbrokkelen is. En dat we dat niet zo kunnen volhouden. Het is het verhaal dat ik ook probeer te houden: ja, we hebben vrijheden, maar die gaan niet zonder verantwoordelijkheden, dat is een duo. Mijn angstbeeld is een gefragmenteerde samenleving, op basis van allerlei deelbelangen, zoals bijvoorbeeld identiteit. Met een partij voor iedere belangetje, voor elke aparte identiteit. Het is gelukkig nog niet zo dat de hele samenleving al verkruimeld is, maar ik zie wel indicatoren die op rood staan: depressiviteit onder jongeren, maar ook bijvoorbeeld betrokkenheid bij verenigingen en algeheel maatschappelijk vertrouwen. Een veenbrand onder de welvaart, die zich niet binnen een paar jaar gaat uiten, maar wel in de toekomt. Kijk bijvoorbeeld naar het vrijwilligerswerk; je ziet de bereidheid daartoe met flinke stappen afnemen. We zitten in een neergang, maar we kunnen nog terug. Maar dan moeten we het wel durven te hebben over nieuwe saamhorigheid. En over de vraag wat we nog aan elkaar verplicht zijn, en hoe we nog een land vormen, een samenleving.’

‘Twaalf jaar Mark Rutte zijn wel exemplarisch geweest voor een pragmatisme dat niet echt een visie had op de samenleving, dat geen gemeenschappelijk verhaal had’

U wilt minder regelzucht. Dat betekent nogal wat. De overheid wantrouwt mensen, en heeft op allerlei terreinen ingewikkelde controlesystemen vol micromanagement opgetuigd. Minder regels betekent minder papierwerk voor die agenten, onderwijzers en mensen in de gezondheidszorg. Maar dat betekent ook dat als er dan dingen misgaan, niet meteen weer de roep om meer controle moet klinken.
‘Het is inderdaad een complexe interactie, die twee kanten op werkt. Als politiek zijn we daar ook inconsequent in. We hebben veel last van de regelreflex: ergens breekt een balkonnetje af, de politiek loopt naar de interruptiemicrofoon om nieuwe regels te eisen, en diezelfde politie staat een week later bij de microfoon om te klagen dat er te veel regels zijn. Mijn antwoord hierop is sociaal kapitaal; een samenleving met een hoge mate van vertrouwen heeft die regels veel minder nodig. Want die regels richten veel schade aan die wij niet willen zien. In de zorg gaat 20 procent van de tijd zitten in administratieve lasten. Natuurlijk wil je ook goede data-analyses zien, dus laten we niet doen alsof álle regels overbodig zijn, maar een belangrijk deel ervan is wel degelijk gestold wantrouwen. En inderdaad, als je uitgaat van vertrouwen, moet je ook accepteren dat er fouten worden gemaakt. We hebben een samenleving die constant streeft naar perfectie, we accepteren niet meer dat het leven inherent rafelranden heeft. Dat jaagt mensen op, maakt mensen gek, duwt ze de somberheid in. Aan ons allemaal mankeert iets in mindere of meerdere mate. We zijn uiteindelijk allemaal kwetsbare wezens, waarvan een belangrijk deel tijdens een lang middenstuk het goed heeft en voor zichzelf kan zorgen, maar in het begin en op het einde van ons leven zijn we allemaal heel kwetsbaar en afhankelijk. Het hoort bij het menselijk bestaan dat er dingen misgaan en we op die momenten elkaar troosten en opvangen. Ik zou zeggen: een eerlijke, barmhartige visie op wat mensen zijn, zou ons ook helpen. Ik vind het dieptriest dat jongeren eronder lijden dat ze niet op BN’ers op TikTok lijken. Wat zou het mooi zijn als jonge mensen gewoon zichzelf kunnen ontwikkelen, zichzelf kunnen zijn, gewoon een gekkigheid kunnen hebben. Het zou de samenleving veel meer ademruimte geven, en ook een stuk mooier maken.’

U heeft het in uw verkiezingsprogramma over een benodigde overgang van kortetermijnwinst naar ‘duurzame waarden’. Betekent dat ook het afdwingen ervan, zoals bij bedrijven als Tata Steel?
‘Ik vind dat je het moet afdwingen, maar er moet altijd handelingsperspectief zijn. Je moet redelijk omgaan met mensen en bedrijven. We kunnen nooit een duurzame economie opbouwen als we überhaupt geen economie meer hebben. Dus de manier van linkse politieke partijen: rücksichtslos belasten en het land uit treiteren, zal nooit de mijne zijn. Wat houden we dan namelijk over? Geen bedrijven meer, dezelfde producten, maar dan geïmporteerd, de vervuiling hebben we verplaatst en we hebben geen verdienvermogen meer om te investeren in de toekomst. Maar ik zou ook niet kiezen voor de vrijblijvendheid van rechts, van ‘je innoveert je er maar een beetje uit’. Nee, je moet duidelijk neerleggen waar men heen moet, je wijst de route, legt de prijsprikkels de goede richting uit, en je helpt. Dus je bent ambitieus én realistisch. En als wij dan laten zien hoe je schoon staal en kunststoffen produceert, kunnen wij ook een kraamkamer zijn voor de rest van de wereld. Dat zijn we op sommige punten al.’

U bent voormalig energie-adviseur en u gebruikt graag het woord ‘transitie’, doorgaans gevolgd door uw oplossing: kernenergie. Hoe vond u de HBO-serie Chernobyl?
‘Die heb ik niet eens gekeken, maar ik kan daar inderdaad lang over praten, kernenergie. Het is de achilleshiel van links. Links heeft het graag over duurzaamheid. Ik ook: ik was een van de eersten die zonnepanelen had, ik heb mijn huis geïsoleerd, rijd elektrisch, vlieg al lang niet meer, dus je kunt mij niet pakken op mijn eigen duurzaamheid. Maar ik vind kernenergie een lakmoesproef voor de vraag: hoe serieus ben je met klimaatbeleid? Dat partijen ter linkerzijde hoge klimaatdoelen eisen en alles accepteren, behalve de opties die zij niet leuk vinden: dat vind ik een zwaktebod. Ik kijk er ook met een technische blik naar: jongens, ook dit hebben we nodig.’

U bent dan wel weer tegen rekeningrijden, althans: op het platteland. Rekeningrijden, daar was het CDA in het verleden dan weer voor, dan weer tegen, en soms tegelijk, met een minister ervoor en een Kamerfractie ertegen. Kunt u die gecompliceerde verhouding met dit onderwerp duiden?
Grinnikend: ‘Dat klopt wel. En dat komt omdat wij wars zijn van spreadsheetdenken. We vragen ons altijd af wat maatregelen in de praktijk betekenen, en we hebben steeds meer oog gekregen voor regionale verschillen. Ja, rekeningrijden werkt in de modellen, maar er bestaat ook zoiets als rechtvaardigheid. Als een verpleegkundige in een dorp nabij een streekziekenhuis werkt, ’s ochtends om zes uur uit bed moet om met haar auto naar haar werk te gaan en ze heeft geen andere optie, geen handelingsperspectief, dan is dat gewoon een onrechtvaardige maatregel. Dan moeten we maar iets anders verzinnen voor dezelfde milieuwinst. In de steden, ja: daar valt er met mij over te praten. Als ik in Rotterdam naar mijn werk zou willen, kan ik met de bus, tram of metro. Ditzelfde geldt ook voor verduurzamen. De mensen met de laagste inkomens moeten het wel kunnen betalen. Als je het goed hebt, je bent tweeverdiener, hebt financieel alles op de rit, geen schulden, geen ruzie met je huurbaas; ja, dan heb je tijd en ruimte om ’s avonds eens rustig na te denken over het isoleren van je huis en een hybride waterpomp. Maar als jij aan het overleven bent, en je durft niet eens de blauwe brieven open te maken, dan moeten we echt anders met je omgaan. Je anders helpen en minder achter de broek zitten. De sterkste schouders, de zwaarste lasten: dat geldt niet alleen financieel, maar ook mentaal. Bij groene partijen mis ik dat realiteitsgehalte weleens in alle plannen: kunnen we ze ook realiseren? Als je grote plannen lanceert die je helemaal niet kunt realiseren omdat het technisch personeel er niet is of de samenleving het niet draagt, dan heb je gewoon geen realistisch verhaal, en is mijn vraag: hoe ambitieus is dat verhaal dan eigenlijk?’

Over Rotterdam en uw liefde voor die stad gesproken: wat is leuker aan Rotterdam dan aan Amsterdam?
‘Heb je even? Ik zou heel veel kunnen opnoemen wat ik mooi vind aan Rotterdam, maar het mooist vind ik toch de mentaliteit. Constant een beetje sceptisch zijn ten opzichte van de prestaties van je stad. De stad bouwt een heel mooie promenade onder de Coolsingel en noemt die in eerste instantie “Beurstraverse”. En de Rotterdammer zegt: niks daarvan, we noemen het de Koopgoot!’

Het CDA-programma pleit ook voor een aparte minister voor het gezin. Die hebben we in het verleden al gehad: André Rouvoet (CU) was minister van Gezinszaken in het kabinet-Balkenende IV. Wat heeft die voor elkaar gekregen wat zonder apart ministerie niet ook zou zijn gelukt?
‘Het is natuurlijk geen halszaak, maar wat je met een apart ministerie doet, is de focus erop leggen en het coördineren. Zoals een minister van Klimaat grip krijgt op het thema, en dat die grip door alle andere ministeries snijdt. Dat is hier het idee ook achter. Het begint met het uitgangspunt: als het met gezinnen goed gaat, gaat het vroeger of later met de samenleving ook goed.’

En voor de duidelijkheid: twee mannen of twee vrouwen met een kind zijn ook een gezin?
‘Ja. Het kenmerk is de aanwezigheid van kinderen die door één of twee ouders liefdevol worden opgevoed. Dus een moderne opvatting van het gezin. Het gezin als mini-samenleving, waar je de beginselen van goed samenleven leert. Daar vindt de overdracht van waarden plaats, van liefde, en in een gezin leer je voor het eerst “sorry” zeggen. Het is heel fijn voor de rest van je leven als je dat kunt. Ik heb dat thuis ook geleerd. En mijn moeder gaf me ook weleens een draai om de oren als ik níét de schuldige was, en dan zei mijn moeder ook sorry tegen mij. Ik voelde als kind al dat het heel krachtig is als iemand ergens op terugkomt.’

'Als jij aan het overleven bent, en je durft niet eens de blauwe brieven open te maken, dan moeten we echt anders met je omgaan’

U bent het dus oneens met Geert Wilders, die laatst stelde: ‘Spijt is een zinloze emotie.’
‘Daar ben ik het absoluut zeer mee oneens. Spijt is heel goed. Wij falen als mensen af en toe, en je kunt je toch geen samenleving voorstellen waarin mensen dan geen “sorry” zeggen? En waarin mensen ook vergeving durven te geven. Je kunt er van alles van vinden, maar vroeger had je de biecht. Daar kon je heen, dan kon je zeggen wat je fout had gedaan, werd je vergeven en kon je weer door.’

Met zondigen.
‘Haha. Ja, ook. Maar ook met het weer beter proberen te doen. We hebben geen rituelen meer om in het reine met onszelf te komen. We zijn echt snoeihard geworden in afrekenen als mensen fouten maken en in heel hard laten vallen. Als je gevraagd wordt om verantwoordelijkheid te nemen, kan dat eigenlijk alleen in een samenleving die af en toe zegt: oké, je hebt het geprobeerd, het was niet goed, maar je mag door.’

Er zijn grofweg twee manieren om het christendemocratisch gedachtengoed anno 2023 te bezien. Manier één: het is morsdood, want de voormalige volkspartij CDA die ooit 54 zetels had, staat in de peilingen op 4, en is zelfs in Limburg nog maar in één gemeente de grootste. Manier twee: het christendemocratisch gedachtengoed is levend, zelfs blakend, het is alleen verspreid over drie partijen: het CDA, de BBB van voormalig CDA’er Van der Plas, en NSC van voormalig CDA’er Omtzigt. Welke visie heeft uw voorkeur?
‘Ehm... De tweede dan toch meer. De winst van deze partijen zegt dat de voedingsbodem voor een partij die het gemeenschapsdenken benadrukt, groot is. Tegelijk zijn die twee partijen een spiegel voor ons. Ze stellen ons de vraag: wat hebben wij laten liggen? De uitslag van de BBB bij de Provinciale Statenverkiezingen heb ik vooral gelezen als een proteststem tegen kabinet-Rutte IV, waarvan een groot deel van de samenleving vond dat het er nooit had moeten komen. Dat kabinet straalde weinig passie en energie uit, dat vind ik ook. Daarmee is afgerekend. Tegelijk zie ik ook veel verschillen tussen de BBB en de christendemocratie. En de nadruk bij BBB op naastenliefde zie ik ook breder. Je noemde zojuist Jan Marijnissen als enige die Balkenendes pleidooi voor normen en waarden steunde, maar ik heb bijvoorbeeld bij de afgelopen Algemene Beschouwingen drie moties ingediend met Lilian Marijnissen. Op sommige punten heb ik meer overlap met de SP dan met de VVD – al kan de SP van de VVD natuurlijk veel leren over degelijke overheidsfinanciën. Maar ik zie ook iets sociaal-conservatiefs terug bij de SP. En ik zie de ChristenUnie ook onze richting uit bewegen als het gaat om katholiek-sociaal denken. Dus ik zie bij meerdere partijen wel overlap in ideeën. En laten we ook eerlijk zijn: we zijn een partij die altijd de last zal dragen van het feit dat we al decennia meegaan. Met elke stoeptegel in Nederland hebben we ons bemoeid, en elke stoeptegel kan ons dus ook verweten worden. Ik denk dat het CDA Nederland op heel veel gebieden een stukje mooier heeft gemaakt, maar je kunt ook altijd wel ergens kritiek leveren op wat we gedaan hebben. Dat is de last van een partij die lang meegaat. In dat opzicht kun je maar beter een nieuwe partij oprichten.’

Veel maatschappelijke discussies gaan over ons verleden, en de manier waarop we ons daartoe verhouden. Heel populair zijn ook de stamboomonderzoeken, waarbij mensen hun familieverleden onderzoeken. Welke rol in uw leven speelt uw voorvader Claes Michielsz Bontenbal, die in 1623 betrokken was bij een samenzwering tegen prins Maurits van Oranje en die daarom werd onthoofd?
‘Momentje.’ Bontenbal loopt naar een kast in zijn kamer en pakt er een ingelijst document uit. ‘Kijk. Dit zijn de originele documenten uit 1623, met de veroordeling. “Gearresteerd en geëxecuteerd”.’ Bontenbal houdt een andere lijst naast zijn hoofd, met een afbeelding van zijn voorvader. ‘En dit is de beste man.’

Als twee druppels!
Grinnikend: ‘Vandaar de boodschap: met een Bontenbal valt niet te spotten. Maar je vraag was: houdt het me bezig? Ik ben natuurkundige, dus echt een bèta. Maar op een gegeven moment ben ik me wel erg voor geschiedenis gaan interesseren, ook voor deze. De les is dan toch altijd dat dingen minder zwart-wit zijn dan je aanvankelijk zou denken. Onze neiging om met de oordelen van nu naar de geschiedenis te kijken, maakt het heel gemakkelijk, maar vaak ook simplistisch.’

U schrijft vanuit die interesse voor geschiedenis ook ‘inspiratieportretten’ over iconen, van Martin Luther King en paus Franciscus tot Ruud Lubbers. Hier op uw werkkamer hangt prominent boven uw bureau een verkiezingsposter van die laatste oud-premier. Waarom is Lubbers zo’n inspirator voor u geweest?
‘Ik heb ooit met Lubbers een ontmoeting gehad, en dat heeft me enorm geholpen om de politiek in te gaan. Ik was toen al heel erg bezig met de thema’s energie en klimaat, voor het toenmalige CDA waren dat nog geen belangrijke thema’s. Maar voor hem was rentmeesterschap dat wél. Ik ging in 2014 bij hem op de koffie. Hij was een van de eerste Nederlanders met een elektrische auto, een Volkswagen die hij zelf voor veel geld had laten ombouwen, en later ook nog zelf in de prak heeft gereden, overigens. Hij heeft me een “college” van anderhalf uur gegeven met al zijn kennis. Het voelde voor mij als een enorme honger om het aan de volgende generatie door te geven. Ik heb natuurlijk meerdere inspiratiebronnen, maar die ontmoeting gaf me heel veel inspiratie om door te gaan. Dus nee, hij hangt niet voor niets boven mijn bureau.’

Politiek
  • Ivo van der Bent