Hij kwam uit het niets, de jonge Amerikaan met een stugge haarstijl en rode baard, die zich Oliver Anthony Music noemt. We zien hem achter een microfoon in een rurale setting, twee honden aan zijn voeten en wat verderop een blauwe kampeerstoel. Hij draagt een vaal T-shirt met een tekening van een koe en speelt op een Gretsch Resonator-gitaar. Muziek zonder enige opsmuk, zoals die ruim honderd jaar geleden al werd gemaakt in de Appalachen.
Hij is, zoals hij het zelf samenvatte, ‘just some idiot and his guitar’. Maar dan gaat zijn mond open, een knauwende, emotionele stem die met een flinke snik van leer trekt tegen de politici die de armen laten verkommeren en mensen hebben vastgesnoerd in een permanent bestaan van uitkeringen en ongezond vreten. Het nummer heet Rich Men North of Richmond en het is inmiddels zo’n 75 miljoen keer bekeken op YouTube. Het sprong moeiteloos over Taylor Swift, Olivia Rodrigo, Morgan Wallen en Luke Combs naar de top van de Billboard Hot 100 – een unicum voor een muzikant die daarvoor zelfs niet aan de hitparade had mogen snuiven. Sterker nog, het was de eerste song die Anthony opnam met een professionele microfoon.
Nooit eerder heeft een liedje van amper 3 minuten voor zoveel ophef gezorgd. Iedereen, van de man op de straat tot influencers, van popjournalisten tot politici, van lekker links tot radicaal-rechts bemoeit zich ermee en claimt dat Oliver Anthony voor hen spreekt – voor hen alleen. En de man zelf? Die houdt zich op de vlakte. ‘Ik zit stevig in het midden en daar heb ik altijd gezeten,’ zei hij in een in zijn Chevy pick-up gefilmde Facebook-boodschap. ‘Ik herinner me als kind dat de conservatieven oorlog wilden en dat ik dat niet begreep. En ik herinner me veel van de controverses toen links aan de macht kwam. Het lijkt alsof beide partijen dezelfde baas dienen. En die baas is niet per se goed voor de mensen in dit land.’
Hij zei dat hij het vreselijk vindt om te zien hoe fanatici zijn liedje nu als wapen gebruiken in hun cultuuroorlogen. ‘Ik zie dat rechts me probeert te typeren als een van hen, en dat links me in diskrediet probeert te brengen, ik vermoed als vergelding. Dat moet stoppen.’
Straatarm in de Appalachen
rode baard. In het echt heet hij Christopher Anthony Lunsford. De artiestennaam is een hulde aan zijn grootvader Oliver Anthony, die straatarm groot werd in de Appalachen. ‘Aarden vloeren, zeven kinderen, zware tijden,’ aldus zijn kleinzoon die we in dit verhaal voor het gemak maar gewoon Anthony zullen noemen.
Anthony groeide op in Farmville, Virginia. Hij maakte zijn school niet af, werkte in fabrieken in North Carolina, kreeg in 2013 een ongeluk en keerde terug naar Virginia, waar hij, toen hij maanden later weer hersteld was, werk vond als vertegenwoordiger. Tevens vond hij God, en dat hielp bij de heling. ‘Er is niets speciaals aan mij. Ik ben geen goede muzikant, ik ben geen goed mens. Ik heb de afgelopen vijf jaar geworsteld met mijn geestelijke gezondheid en alcohol gebruikt om het te weg te drinken,’ biechtte hij op.
Hij woonde in een tweedehands camper van 750 dollar op een stuk grond dat hij in 2019 voor 97.500 dollar had gekocht en nog lang niet had afbetaald toen Rich Men hem wereldberoemd maakte. Met andere woorden, hij behoorde tot dat deel der natie dat vaak wordt weggezet als ‘trailer trash’. Als vertegenwoordiger was hij het sociale type, iemand die geduldig luistert naar andermans kommer en kwel. Hij hoorde de verhalen van mensen die zich net als hij zes dagen per week afbeulden voor 14,50 dollar per uur. ‘Mensen zijn het spugensbeu om verwaarloosd, verdeeld en gemanipuleerd te worden,’ oordeelde hij op Facebook.
‘Ik zie dat rechts me probeert te typeren als een van hen, en dat links me in diskrediet probeert te brengen, ik vermoed als vergelding. Dat moet stoppen’
Uit die observaties ontstond het idee voor het liedje Rich Men, dat een sterk do-it-yourself-karakter uitstraalt, vergelijkbaar met hoe jonge hiphoppers te werk gaan: thuis opnemen met eenvoudige middelen, geen bullshit. En dan maar hopen dat het in de sociale media wordt opgepikt. Net als die hiphoppers windt Anthony er geen doekjes om. ‘I’ve been sellin’ my soul, workin’ all day/ Overtime hours for bullshit pay’, begint hij zijn jammerklacht. Jezelf afbeulen voor een hongerloon, terwijl ten noorden van Richmond, in Washington DC, de politici hongeren naar macht, meer macht, en nog meer macht, zonder zich om de sloebers te bekommeren. ‘These rich men north of Richmond/ Lord knows they all just wanna have total control’, zingt hij. Gewetenloos zijn ze. ‘’Cause your dollar ain’t shit and it’s taxed to no end’.
Het zijn simpele sentimenten waar veel mensen – niet alleen in Amerika – mee in zullen stemmen. Maar in het tweede couplet tapt Anthony uit een iets ander vaatje. Hij begint met een verwijzing naar het eiland waar Jeffrey Epstein de superrijken de kans bood om zich tegen forse betaling te vergrijpen aan minderjarige meisjes. ‘I wish politicians would look out for miners/ And not just minors on an island somewhere’, zingt Anthony gevat. Daarna richt hij zijn lens onverwacht op volgevreten uitkeringstrekkers, ‘the obese milking welfare’. Wat een verspilling van belastinggeld, moppert hij. ‘Well, God, if you’re 5-foot-3 and you’re 300 pounds/ Taxes ought not to pay for your bags of fudge rounds’.
In het progressieve kamp gingen waarschuwingslampjes branden. Hadden we hier te maken met een QAnon-devoot? Een pedofiele samenzwering is immers een hoofdthema in het discours van deze extreemrechtse malloten, die menen dat mensen als Joe Biden, Hillary Clinton, Barack Obama, George Soros, Oprah Winfrey, de paus en de dalai lama tot een perverse coterie van machtswellustelingen behoren die uit zijn op wereldheerschappij. In interviews verwijst Anthony nooit naar het gedachtegoed van QAnon. Bovendien houdt hij vol dat hij niet wil dat rechtse politici zijn nummer gebruiken voor propaganda. In een podcast-interview met Joe Rogan zei hij wel dat hij begrijpt waarom Trump zo populair is. Dat heeft volgens Anthony te maken met ‘zijn ruwe, rauwe, authentieke manier van spreken. Hij klinkt niet opgeschoond en zakelijk.’
Naar beneden trappen
En dan is er het vermeende racisme. In de jaren zeventig kwam in Amerika de uitdrukking ‘welfare queen’ in zwang: een dikke zwarte vrouw die het vertikt om te werken en leeft van welfare. Doelt Anthony op hen als hij het heeft over mensen van 150 kilo die hun uitkering gebruiken om superzoete, superongezonde fudge rounds te kopen? Is het sowieso wel in de haak om dikke mensen te hekelen? De linkse Britse zanger Billy Bragg vond van niet. Hij beschuldigde Anthony van ‘naar beneden trappen’. In een Facebook-post ontkende Anthony dit alles. Hij verwees naar een onderzoek uit 2016 waaruit bleek dat bijna een kwart van de voedseluitkering in Amerika wordt uitgegeven aan junkfood, frisdrank en snoep. ‘Dat is niet de schuld van die mensen,’ zei Anthony. ‘Wij (Amerika) kunnen probleemloos een oorlog in het buitenland beginnen, maar we kunnen niet voor onze eigen mensen zorgen. Dat is alles wat het liedje probeert te zeggen.’
Rechts glunderde. Hier hadden we – uit het niets, als een godsgeschenk – een ‘authentieke’ stem van de witte arbeidersklasse die verbanden legt tussen politici en pedofilie, en die uithaalt naar klaplopers. Ze haalden Anthony binnen als een volksheld. En ze leken in hun keuze te worden gesterkt toen de zanger, die eerder weigerde om de ‘mainstream’ te woord te staan, podcast-interviews deed met Joe Rogan en Jordan Peterson, mannen die bekend staan als flink anti-woke. Muziektijdschrift Rolling Stone vond het allemaal genoeg voor de pakkende kop ‘Right Wing Influencers Just Found Their Favorite New Country Song’.
Maar tot nu toe lijkt het alsof iedereen zich toch heeft verkeken op Anthony. De jonge zanger heeft geen zin om voor politieke karretjes te worden gespannen. Evenmin wil hij de corrumperende wereld van sterrendom betreden. Stoer wees hij een platencontract van 8 miljoen dollar af. Hij wil de stem zijn van de vertrapte massa, de fabrieksarbeiders, de boeren, het klootjesvolk waar politici zich alleen in verkiezingstijden om bekommeren. Hij wil een working class hero zijn. ‘Republicans and Democrats, Lord I swear they’re all just full of crap,’ zingt hij op zijn liedje Doggonit. Hij vertolkt de wanhoop. De Britse folkmuzikant Winston Marshall beschreef hem in The Spectator als een proteststem in het verlengde van Bruce Springsteen, Bob Dylan, Woody Guthrie, Hank Williams en schrijvers als John Steinbeck en Mark Twain. Daarbij moeten we wel aantekenen dat Marshall in 2021 Mumford & Sons verliet omdat hij was gecanceld nadat hij zich in een tweet positief had uitgelaten over een ‘rechts’ boek.
Voor liefhebbers van protestmuziek zijn het interessante tijden. Tot diep in de jaren negentig was politiek getinte popmuziek het domein van links en progressief. Denk aan Crosby, Stills, Nash & Young, John Lennon, Bob Dylan, Marvin Gaye, The Clash, Public Enemy, Billy Bragg, U2, Green Day, Rage Against The Machine, Tracy Chapman. Maar rechts dringt zich naar voren. Met name countrymuziek – van huis uit een genre met een weinig divers en conservatieve achterban – wordt gebruikt om aanhangers van Trump te mobiliseren en om politieke vetes met links uit te vechten. Met de presidentsverkiezingen van 2024 in het vooruitzicht is het einde niet in zicht.
Rechtse countryzanger
Het is een trend die al enige jaren aan de gang is. Zo creëerde Aaron Lewis, oprichter en zanger van metalband Staind, met succes een parallelle en lucratieve carrière als rechtse countryzanger. Twee jaar geleden had hij een grote hit met Am I the Only One, waarin hij hij de retorische vraag stelt of hij de enige is die ziet dat het land naar de kloten gaat. ‘Am I the only one willin’ to bleed/ Or take a bullet for bein’ free/ Screamin’ what the fuck! at my TV’, knauwt Lewis. En verwijzend naar de recente linkse beeldenstorm, gericht tegen de monumenten voor slavenhouders en andere vermeende of echte racisten, fulmineert hij: ‘Another statue comin’ down in a town near you/ Watchin’ the threads of Old Glory come undone’. Zelfs Bruce Springsteen, die blijkbaar als links wordt beschouwd, krijgt een veeg uit de pan: ‘Am I the only one who quits singin’ along/ Every time they play a Springsteen song?’
Het begeleidende filmpje begint met onweer en wisselt vervolgens beelden van patriottisme (een soldaat met een Amerikaanse vlag, kinderen die hun van het front teruggekeerde vader omhelzen, het Vrijheidsbeeld, nog meer stoere soldaten en politiemannen) af met alles wat Lewis verafschuwt (Black Lives Matter-demonstraties, covid-waarschuwingen, lege schappen).
Lewis, die geregeld optreedt met Fuck Biden T-shirts, groeide op in ruraal Vermont, waar hij veel tijd doorbracht met zijn opa, een Tweede Wereldoorlog-veteraan die hem liedjes van countrysterren als Merle Haggard liet horen. In 1995 richtte hij Staind op, met wie hij een half dozijn goedverkopende metal-albums maakte. Maar Lewis wilde iets anders, hij wilde terug naar het ‘authentieke’ countrygeluid dat zijn opa hem had laten horen. Dat bood hem een betere uitlaatklep voor zijn frustraties. ‘Als we beter hadden opgelet tijdens de geschiedenislessen, dan zouden we weten dat de Democraten verantwoordelijk zijn voor elk fucking litteken in dit land,’ riep hij tijdens een optreden. Bij een ander concert scandeerde hij ‘Fuck Joe Biden!’ De fans brulden vol overgave mee.
Lewis was slechts een opwarmertje voor wat er zou komen: Jason Aldean en zijn megahit Try That In A Small Town – in alle opzichten Am I the Only One op steroïden. Het nummer werd op 22 mei dit jaar als single uitgebracht. Het zorgde nauwelijks voor beroering. Maar dat veranderde toen Aldean op 14 juli de bijbehorende video lanceerde. De beelden houden het midden tussen oudtestamentisch onheil en een dystopische western waarin boze burgers het recht in eigen hand nemen. Het begint in het donker met Aldean en de rest van de band tegen de achtergrond van een wit overheidsgebouw (het bleek een rechtbank in Tennessee, waar zich in de vorige eeuw lynchpartijen en rassenonlusten afspeelden). We horen een gitaarintro en de camera richt zich op Aldean met zijn zwarte cowboyhoed ver over zijn ogen. Hij valt met de deur in huis, een korte beschrijving van grootstedelijk chaos: ‘Sucker punch somebody on a sidewalk/ Carjack an old lady at a red light/ Pull a gun on the owner of a liquor store/ Ya think it's cool, well, act a fool if ya like’.
Stoer wees hij een platencontract van 8 miljoen dollar af. Hij wil de stem zijn van de vertrapte massa, de fabrieksarbeiders, de boeren, het klootjesvolk
De van het internet geplukte beelden doen hun werk. Als Aldean zingt ‘Cuss out a cop, spit in his face’, dan zien we een woedende jonge vrouw bij een protest die een agent verbaal de volle laag geeft. De volgende zin is: ‘Stomp on the flag and light it up/ Yeah, ya think you’re tough’. En, u raadt het al, we zien demonstranten een Amerikaanse vlag verbranden.
Dat soort grappen, waarschuwt Aldean, moet je niet uithalen in een kleine stad. ‘Around here, we take care of our own/ You cross that line, it won’t take long/ For you to find out, I recommend you don’t’. Met andere woorden: hier weten we wel raad met overvallers, relschoppers en oproerkraaiers. Iets verder waarschuwt hij: ‘If you’re looking for a fight/ Try that in a small town’.
De video ging viral en is inmiddels ruim 38 miljoen keer bekeken. Voor- en tegenstanders staan lijnrecht tegenover elkaar. Rechts zegt: niks politiek, gewoon eerlijk. Links reageert getergd en schreeuwt: rechts! Racistisch! Vooral de beelden van de gewelddadige Black Lives Matter-demonstraties die de makers vernuftig door het geheel hadden geweven vielen slecht. Country Music Television (CMT) besloot al snel om het filmpje uit de roulatie te halen (later werden er twee stukjes uit de achtergrondbeelden geknipt). Maar dat was natuurlijk olie op het vuur. Conservatief en rechts Amerika drukten massaal op de muisknop en streamden en kochten dat het een lust was.
Aanvankelijk was Small Town een zogenaamde midlevel song, met 822 betaalde downloads in de eerste week. Na de video werden dat er plotseling 228.000. Het nummer klom naar een eerste plaats, niet alleen in de Hot Country Songs, maar ook in de Billboard Top 100. Het muziekprotest duurde twee, drie weken. Daarna zakte het nummer weg uit de top 10. Maar small town America had zijn punt gemaakt. Rechtse solidariteit had het plaatje vleugels gegeven. Ook in andere landen vonden de omineuze voorspellingen van Aldean een willig gehoor. Het werd een hit in Canada en Nieuw-Zeeland, en, opmerkelijk, het haalde een 28ste plaats in de Nederlandse Top 40, misschien omdat John de Bever geen alternatief is.
Verdorven stad
Conservatieve, dorpse sentimenten zijn niet nieuw in country. Al sinds Merle Haggard Okie From Muskogee opnam (‘We don’t smoke marijuana in Muskogee/ We don’t take our trips on lsd/ We don’t burn our draft cards down on Main Street/ We like livin’ right, and bein’ free’) wordt er gezongen over de tegenstellingen tussen de verdorven stad en het idyllische platteland. Doorgaans zijn de verkondigers van die gevoelens geen provincialen.
Neem Aldean, die komt uit Macon, Georgia, een middelgrote, raciaal gemengde stad met ruim 150.000 inwoners. Zwarte zangers als Otis Redding en Little Richard komen er vandaan, en de druggy hippies van The Allman Brothers Band kozen Macon begin jaren zeventig als uitvalsbasis. Aldean verhuisde vervolgens naar Nashville, ruim vier zo groot. Kortom, zijn verheerlijking van het rechtschapen leven in een small town is niet gebaseerd op persoonlijke ervaring.
Dat is een belangrijk verschil met Anthony. Die groeide op in Farmville, een gat met nog geen 8000 inwoners, beslist een small town. Er zijn meer belangrijke verschillen tussen de twee muzikanten. Anthony was een volslagen nieuwkomer, die overtuigde met zijn authenticiteit. Hij schreef het nummer geheel alleen, en zijn succes lijkt zich spontaan te hebben ontplooid. The New York Times onderzocht het traject naar de top en kon geen politieke sturing of manipulatie ontdekken. De 46-jarige Aldean is een oudgediende in de countrywereld, een man met twaalf albums op zijn naam, die voor Small Town terugviel op vier andere songwriters. Hij verkondigt zijn rechtse opvattingen gretig via sociale media (4 miljoen volgers op Instagram en ruim 9 miljoen op Facebook). Ook zijn vrouw Brittany doet geregeld een duit in het zakje.
Met de presidentsverkiezingen voor de deur hoeft het geen verbazing te wekken dat Anthony en Aldean veel aandacht krijgen van conservatieve politici
Met de presidentsverkiezingen voor de deur hoeft het geen verbazing te wekken dat beide muzikanten veel aandacht krijgen van politici, vooral van conservatieve signatuur. Rich Men kwam ter sprake tijdens het debat van de Republikeinse presidentskandidaten, en daarna ging aspirant-president Ron DeSantis ermee aan de haal. Anthony vond het vooral vermakelijk. ‘Dat lied is geschreven over de mensen op dat podium. Niet alleen voor hen, maar zeker ook voor hen,’ zei hij, verwijzend naar het clubje aspirant-leiders.
Small Town is een ander verhaal. Met zijn verbitterde toon en onheilspellende video smeekt het liedje haast om een rol in de rechtse propaganda. Aldus geschiedde. ‘Jason Aldean is een fantastische kerel die net een nieuwe song heeft uitgebracht. Steun Jason op zijn reis! MAGA!’ blaatte ene Donald Trump. DeSantis wilde niet achterblijven: ‘Als de media je aanvallen, dan doe je iets goed,’ wist hij te melden.
Wat beide songs gemeen hebben is dat ze hun gigantische succes te danken hebben aan de supergeleiders van de sociale media. Het begint met wat hapklare brokjes op X, waarna rechtse influencers er in hun ecosysteem mee aan de slag gaan, mensen als Matt Walsh van The Daily Wire, columnist/podcaster Jason Whitlock en politica Marjorie Taylor Greene. Zij geven het vleugels dankzij quasi-onschuldige termen als ‘frisse wind’, ‘organisch’, ‘de gewone man’. Zij gebruiken liedjes als Rich Men, Small Town en Am I the Only One als een manier om de culturele ruimte te penetreren – tot voor kort beschouwd als een progressieve speeltuin, waar zelfs Disney aan woke eisen moest toegeven. Dergelijke succesvolle infiltratie voltrok zich eerder dit jaar ook met Sound of Freedom, een onafhankelijke film over kinderhandel, die Indiana Jones and the Dial of Destiny de hielen liet zien. Vroeger was de term ‘onafhankelijke film’ synoniem met avant-garde, intellectueel, experimenteel en alternatief. Sound of Freedom maakte duidelijk dat dat niet langer het geval is – rechts heeft zich de culturele wapens toegeëigend die vroeger vooral door links werden ingezet.
Muurvast
Het grote verschil tussen Rich Men en Small Town is dat Aldean zich opmaakt voor een knokpartij, vigilantes die kwaadaardige indringers een lesje zullen leren. De boodschap van Anthony is dat hij zingt over iemand die voelt dat hij vastzit, en dat onbekende, moeilijk te benoemen krachten hem houden waar hij is. Hij is een man met tekortkomingen, heeft zware tijden achter de rug. Maar hij is zijn verslaving te boven, en hij heeft God gevonden. Alleen, dat bleken pyrrusoverwinningen, hij zit nog steeds muurvast en voelt zich nog steeds hulpeloos. Het is herkenbaar, het wordt gezongen door iemand die de woorden voelt wanneer hij ze zingt, zonder bullshit of andere bedoelingen.
Tenminste, dat hopen we. Tot nu toe heeft hij zijn poot stijf gehouden en weigert hij om naar rechts (of links) te buigen. Over het het hete hangijzer van verholen racisme dat zou schuilen in zijn beschrijving van de uitkeringstrekkers zei hij tegen Fox News: ‘Wij (Amerika) zijn de smeltkroes van de wereld. En dat is wat ons sterk maakt, onze diversiteit. En we moeten leren om dat te benutten en te waarderen en het niet gebruiken als een politiek middel om iedereen van elkaar weg te houden.’
Een deel van zijn aanhang trok zich na die woorden teleurgesteld terug. ‘Die kerel met het virale rechtse liedje over het haten van belastingen en dikke mensen is nu al het rechtse Twitter aan het afzeiken met uitspraken over hoe goed het is om niet openlijk racistisch te zijn,’ schreef ene Wild Geerters op X.
De echte fans maakt het niet uit. Zij verschijnen bij zijn concerten in T-shirts met de hoopvolle slogan ‘Oliver Anthony for President’.
- ANP, NL Beeld