Premium

Killer met klasse: Malcolm Macarthur sloeg toe als een beest

Dublin, 1982. Malcolm Macarthur is een graag geziene gast in intellectuele kringen en leidt een zorgeloos bestaan. Tot zijn erfenis opdroogt en hij uit geldgebrek besluit een bank te beroven. In de aanloop vermoordt hij op brute wijze twee onschuldige mensen. Een kleine dertig jaar later heeft Macarthur zijn straf uitgezeten en stemt hij in met het verzoek van journalist Mark O’Connell om zijn verhaal op te schrijven. Een voorpublicatie.

Malcolm Macarthur

Op een zondag in het begin van mei 2022 maakte ik met mijn zoon een wandeling door Sandycove, een aan de kust gelegen buitenwijk van Dublin. Het was een heldere en prachtige dag, en de eerste voortekenen van de zomer hingen in de lucht; op het strand zaten gezinnen te picknicken en de kinderen waagden zich gillend in het ijskoude water. We liepen heuvelopwaarts langs het zwemgedeelte bij de Forty Foot, en toen we de gedrongen Martellotoren hadden bereikt, die James Joyce als decor heeft gebruikt in het eerste hoofdstuk van Ulysses, lasten we even een pauze in. Terwijl ik mijn zoon plichtsgetrouw wees op het belang van het bouwwerk, iets waar hij al even plichtsgetrouw naar luisterde, speurde ik de kustlijn af en liet mijn blik rusten op een aantal drie woonlagen tellende appartementencomplexen helemaal aan de uiterste rand van de rotsen boven de baai. Hoewel ik er sinds mijn jeugd niet meer was geweest, kende ik die gebouwen goed.

Ik wees mijn zoon op de gebouwen en vertelde hem dat mijn grootouders daar gedurende mijn jeugd hadden gewoond en dat ik nog levendige herinneringen aan ze had. Ik vertelde dat ik me met name het uitzicht kon herinneren dat je vanuit het keukenraam had, en over de verzekering van mijn grootvader dat je op een uitzonderlijk mooie dag Wales kon zien liggen, helemaal aan de overkant van de Ierse Zee. Ik was, vertelde ik hem, gefascineerd door het vooruitzicht vanuit het keukenraam Wales te kunnen zien liggen. Bij elk bezoek liep ik steevast naar de verrekijker die aan een haak aan de muur hing, en tuurde dan in oostelijke richting over het water; maar ongeacht de weersgesteldheid in Ierland was het nooit helder genoeg om zo ver te kunnen kijken.

Bloed op de autoruiten

Omdat ik tegen mijn zoon zei dat ik hem het gebouw wilde laten zien, liepen we nog een minuut of tien door, langs de fraaie, in Victoriaanse stijl opgetrokken rijtjeshuizen tussen Sandycove en Dalkey, totdat we bij Bullock Harbour opnieuw bij de zee stonden. Het appartementencomplex, getooid met de naam Pilot View, werd door een hoog, elektrisch bedienbaar hek van de weg gescheiden. Dit soort woningen werd door makelaars gewoontegetrouw aangeduid met omschrijvingen als ‘exclusief’ of ‘zeer gewild’. Mijn grootouders woonden destijds te midden van veel anderen die in goeden doen waren: echtparen van wie de volwassen kinderen al het huis uit waren, of oudere hoogopgeleiden die nooit waren getrouwd. (In mijn jeugd hield ik van mooie auto’s, en ik herinner me nog diep onder de indruk te zijn geweest van alle Jaguars en Mercedessen op de parkeerplaatsen voor de gebouwen.)

Toen we buiten voor de ingang naar de parkeerplaats stonden, wees ik mijn zoon op de voordeur van het appartementencomplex waar mijn grootouders hadden gewoond. Omdat hij zoals de meeste kinderen van zijn leeftijd graag luisterde naar verhalen over de jeugd van zijn ouders, was hij een en al oor toen ik vertelde dat ik altijd in de achtertuin speelde van hun appartement dat op de begane grond lag met een naar beneden aflopend gazon tot aan de rotsen en de daarachter gelegen Ierse Zee.

Maar terwijl ik praatte, was ik in gedachten elders. Ik dacht niet werkelijk aan mijn grootouders of aan mijn kindertijd die ik daar had doorgebracht, maar aan een gebeurtenis uit 1982, toen ik 3 jaar was. Er was destijds in het appartement naast dat van mijn grootouders een moordenaar gearresteerd. Deze moordenaar was een van de meest beruchte uit de Ierse geschiedenis, en vanaf jongs af aan was het verhaal over zijn delicten en de nasleep ervan een verhaal dat me op diverse manieren bleef achtervolgen. Het was een verhaal dat ook ons land was blijven achtervolgen. Hoewel ik wist dat mijn zoon het graag zou horen – hij zou het ongetwijfeld interessanter vinden dan James Joyce, of mijn eigen vroegste herinneringen – zei ik er niets over.

Terwijl ik mijn zoon meer vertelde over mijn grootouders, keek ik omhoog naar het raam van het belendende penthouse en stelde me voor dat de moordenaar ons van bovenaf bekeek met een gelaatsuitdrukking waar een vage waakzaamheid uit sprak. Ik wist dat toen de rechercheurs zich opmaakten om naar binnen te gaan voor de arrestatie, ze door dat raam zijn gezicht hadden gezien. Het was alsof het beeld van deze moordenaar – de wetenschap van wat hij op zijn kerfstok had en de omstandigheden van zijn arrestatie – mijn eigen jeugdherinneringen aan deze plek hadden verdrongen.

Ik zag hoe hij een jonge vrouw op de achterbank duwde, de barbaarsheid van zijn uitval met de hamer, de auto die wegreed met een bloednevel op de ruiten

Op een vergelijkbare manier hadden de moordenaar en zijn misdrijven zich in alle heftigheid opgedrongen aan mijn ervaringen met de stad waar ik woonde. Als ik tijdens het hardlopen in het Phoenix Park langs het Wellington Monument liep, zag ik hem daar staan terwijl hij, voordat hij zich aan zijn eerste slachtoffer zou vergrijpen, een sinaasappel pelde en opat. Verderop lag de ambtswoning van de Amerikaanse ambassadeur, en terwijl ik daar even stopte om mijn spieren te rekken alvorens weer naar huis te gaan, zag ik in gedachten wat zich daar bijna veertig jaar geleden had afgespeeld. Dan zag ik deze man die een jonge vrouw de achterbank van haar eigen auto op duwde. Ik zag de plotse barbaarsheid van zijn uitval met de hamer; de auto die met hoge snelheid over het hardlooppad wegreed, de fijne bloednevel op de ruiten.

Scherpschutters op dak

De eerste verhalen over de moordenaar, die Malcolm Macarthur heette, hoorde ik van mijn vader. Ik was toen ongeveer 9, net zo oud als mijn zoon nu is. Mijn vader vertelde me slechts de hoofdlijnen van de gebeurtenissen die zich in Pilot View hadden afgespeeld, in mijn herinnering op de parkeerplaats voor het appartement van mijn grootouders. Mijn vader vertelde me dat een zekere Patrick Connolly, een van de buren van mijn ouders, ooit een zeer vooraanstaand politicus was geweest. Hij bewoonde een appartement op de bovenste etage en mijn grootouders kenden hem – zij het slechts vluchtig, op de manier zoals beleefde buren met elkaar omgaan.

Mijn vader vertelde me dat deze man en zijn appartement een aantal jaren voorafgaand aan het voorval het epicentrum waren geweest van een bizar schandaal. Een vriend van Connolly, Malcolm Macarthur, had twee mensen vermoord, en de daaropvolgende twee weken volgde een breed uitgemeten onderzoek en een klopjacht, en toen de Gardaí (de Ierse politie) hem eindelijk had opgespoord en gearresteerd, bleek hij bij Connolly thuis te zitten. Ze hadden Macarthur gearresteerd in het appartementencomplex waar mijn grootouders woonden, waar ik logeerde als mijn ouders een weekendje weg waren, waar ik speelde in de gang en in de tuin en op de rotsen langs de kust. Vanaf dat moment vulde mijn hoofd zich bij elk bezoek aan mijn grootouders met scènes uit actiefilms: swat-teams die vanuit helikopters aan touwen bungelden en langs de zijkant van het gebouw afdaalden. Schietpartijen op de parkeerplaats. Scherpschutters op het dak van het tegenoverliggende verpleeghuis.

Uiteraard is niets van dit alles daadwerkelijk gebeurd, maar zelfs als ik nu nog aan Macarthurs arrestatie denk, kost het me moeite me voor te stellen dat die anders is verlopen dan zoals ik me die als kind heb verbeeld. Maar ik zal proberen mijn fantasie hier buiten te laten. Er is meer dan voldoende realiteit waar we het over kunnen hebben.

De inwoners van Dublin kennen dit verhaal goed. Maar we kennen het enkel als verhaal. Hoewel Macarthur werd veroordeeld voor moord, mocht het proces dat daaraan voorafging geen naam hebben. Omdat hij schuld bekende, hoefde er niets in de rechtszaal bewezen te worden. Alle details over de dader die in de dagen en weken na de veroordeling in de pers opdoken, waren grotendeels gelekt of door verslaggevers uit de mond van kennissen opgetekend. De zaak kwam heel snel onder de rechter en was net zo snel klaar als hij was begonnen; dit alles, in combinatie met de betrokkenheid van de openbaar aanklager, leidde tot hardnekkige geruchten over inmenging van de overheid met als doel een gênante onthulling toe te dekken.

Knappe, erudiete man 

Het zou nog vele jaren duren voordat ik deze gebeurtenissen werkelijk begreep; maar zelfs toen bleef het verhaal van Macarthur, zowel een urban legend als een historisch feit, iets ondoorzichtigs en ongrijpbaars houden. Op het moment dat hij de moorden pleegde was hij 37 jaar oud en een bekend figuur in de stad – zij het niet zo bekend als nu, en om andere redenen. Er zijn Dubliners van een zekere leeftijd die hem zich nog kunnen herinneren uit die periode: een knappe, erudiete man met een verfijnde dictie, die zijn drankjes nuttigde in de chiquere etablissementen van de stad en zich omringde met bohemiens en bekenden uit het establishment. Ze herinnerden hem als een detonerende, beminnelijke persoonlijkheid die nippend aan zijn glas wijn om een of andere reden stilletjes in een hoekje Le Monde zat te lezen. Die in gepeins verzonken via de toegangspoort Trinity College uit liep. De zijden vlinderdasjes, de smaakvolle brogues, pakken van Harris-tweed. En het haar – de donkere, dikke krullen, die vanaf een hoog, aristocratisch voorhoofd naar achteren vielen.

Zijn geld bleek niet onuitputtelijk. Hij gaf te veel uit en terwijl hij nooit ook maar één dag had hoeven werken, zag hij dat de bedelstaf lonkte. En dat was onverteerbaar

Hij behoorde tot een welgestelde familie met een landgoed in de provincie Meath, waar hij was opgegroeid in een groot landhuis met een huishoudster, een tuinman en een gouvernante. Net als de mensen uit zijn omgeving beschouwde hij zichzelf als een exponent van de landadel. Toen hij in de twintig was, viel hem een aanzienlijke erfenis ten deel, en hij nam het er goed van. Zijn leven was één groot project van beschaafd hedonisme. Hij kon zijn dagen naar eigen believen inrichten. Hij was een vrij man.

Maar zoals dat nu eenmaal gaat met geld bleek de voorraad niet onuitputtelijk. Hij leende en gaf te veel uit, en toen hij zich op het hoogtepunt bevond van het leven waarin hij nooit ook maar één dag had hoeven werken, zag hij dat de bedelstaf lonkte. En dat was onverteerbaar.

Hij besloot dat een gewapende overval de snelste en meest efficiënte manier was om zijn situatie ten goede te keren. Dergelijke overvallen waren destijds veelvuldig in het nieuws: de IRA had recentelijk een reeks bankovervallen gepleegd om hun gewapende strijd te kunnen financieren. Hij was een slimme man, bedacht hij, en handig, dus waarom zou hij niet iets vergelijkbaars tot een goed einde kunnen brengen?

In huis bij justitiebaas  

Hij woonde op dat moment sinds een paar maanden met zijn partner en zijn zoon op Tenerife, een Spaans eiland voor de Marokkaanse kust. Onder het voorwendsel dat hij een paar financiële zaken moest regelen, keerde hij terug naar Dublin. Twee weken na zijn terugkeer was hij er nog altijd niet in geslaagd de voorgenomen overval te plegen, maar had hij in zijn poging een wapen en een vluchtauto te bemachtigen wel twee voor hem volslagen vreemdelingen vermoord.

Zijn eerste slachtoffer was de verpleegster Bridie Gargan, die hij bij het stelen van haar auto met een hamer doodsloeg in Phoenix Park. Zijn tweede was de boer Donal Dunne uit Edenderry in het graafschap Offaly, die had toegezegd hem een shotgun te verkopen en die hij van dichtbij door het hoofd schoot. Beide slachtoffers waren 27 jaar oud.

Na het plegen van deze twee moorden was Macarthur nog geen stap dichterbij het uitvoeren van zijn plan. Sterker nog, hij was er feitelijk verder van verwijderd dan toen hij eraan begon, want de misdrijven werden onderwerp van een grootschalig onderzoek en trokken veel media-aandacht. Omdat hij tot de slotsom was gekomen dat hij een betere plek nodig had om zich schuil te houden dan het pension, ging hij in op een aanbod van zijn vriend Paddy Connolly, die niet op de hoogte was van de door hem gepleegde delicten, om zijn intrek te nemen in de logeerkamer van zijn penthouse.

Drie weken na Macarthurs arrestatie volgde een grootscheepse en aanhoudende stroom van gefascineerde verontwaardiging: niet alleen omdat deze moordenaar eindelijk gearresteerd was, maar vanwege de plek waar dit was gebeurd, en de man bij wie hij op dat moment logeerde. Patrick Connolly was niet enkel Macarthurs vriend: hij was ook de procureur-generaal. Hij was de meest ervaren man van het Ierse Openbaar Ministerie, een belangrijke schakel in een regering die al onder vuur lag.

Hij draagt een modieus colbertjasje met een pochet, een hagelwit overhemd en een zijden vlinderdasje. Hij heeft de adellijke neusvleugels opengesperd

Een puissant rijke man

Zelfs nu, bijna veertig jaar na de moorden, is de publieke fascinatie voor dit verhaal niet gaan liggen en is die in zekere zin zelfs toegenomen na de vrijlating van Macarthur in 2012, na een dertig jaar durend verblijf in de gevangenis. Bij de Ieren die oud genoeg zijn om herinneringen te hebben aan de zomer van 1982 is zijn naam zo gevestigd als die van een moordenaar maar zijn kan; hoewel zijn naam niet omringd is met de geur van kwaadaardigheid en verderf zoals die van pak ’m beet Peter Sutcliffe in het VK of Jeffrey Dahmer in de Verenigde Staten, heeft hij in dit land voor een bepaalde generatie een vergelijkbaar soortelijk gewicht.

Deze fascinatie komt voor een groot deel voort uit een tegenstelling: Malcolm Macarthur, de deftige geweldenaar, de gewelddadige intellectueel. Op een van de beroemdste foto’s van hem, gemaakt ten tijde van de rechtszaak, is die ietwat surrealistische spanning tussen de zichtbare sporen van zijn aristocratie en die van zijn criminele inborst te zien. De foto is genomen nadat hij de rechtbank verlaat na te zijn verhoord; zijn rechterpols is geboeid aan die van een Garda, en achter zijn rug is een tweede agent in uniform te zien, maar als je de foto op een bepaalde manier zou afsnijden, zou je nooit kunnen bevroeden dat deze man een crimineel was, laat staan eentje die onlangs in een en hetzelfde weekend een willekeurige voorbijganger had doodgeslagen en een ander door het hoofd geschoten. Hij draagt een modieus colbertjasje met een pochet, een hagelwit overhemd en een zijden vlinderdasje. Hij is knap, maakt een verzorgde indruk en hij kijkt bedenkelijk, alsof hij nadenkt over een licht verontrustend gegeven: een iets geheven wenkbrauw, de adellijke neusvleugels opengesperd. Hij lijkt zowel aan- als afwezig: geboeid aan de pols van een agent, en tegelijk afstandelijk en onthecht van het tafereel waarvan hij het middelpunt vormt. Dit is niet gewoon zomaar een puissant rijke man, maar iemand met klasse.

Klasse en macht – Macarthurs sociale klasse en zijn nauwe banden met de politieke elite – vormden meer dan enkel de context van deze misdrijven; het zijn de pijlers van de aanhoudende fascinatie ervoor. Als de moordenaar een verslaafde uit de binnenstad zou zijn geweest, of zelfs iemand uit de middenklasse die over de rooie was gegaan, zouden de moorden waarschijnlijk niet zo’n diepe en blijvende indruk hebben achtergelaten. Er kleeft, kort gezegd, iets mysterieus aan dit verhaal over een erfgenaam die een verpleegster en een boer vermoordt. Hoe ingewikkeld en verbazingwekkend dit verhaal ook blijkt te zijn, het blijft altijd verleidelijk het als een enigmatische allegorie te lezen, waarvan de ware betekenis net buiten bereik blijft.

Als deze man en de moorden die hij heeft gepleegd nog altijd een soort mythisch register aanspreken, komt dat hoofdzakelijk voort uit het feit dat het verhaal nooit echt helemaal is uitgeplozen. Of, beter gezegd, het is wel verteld, het huiveringwekkende verhaal is eindeloos herkauwd, maar altijd met eenzelfde toon van ademloos ongeloof en een naargeestige en aanhoudende stilte als middelpunt.

Verzeild in labyrint 

Het is die stilte die me naar Macarthur heeft geleid, die mij in zijn leven bracht en hem in het mijne. Ik had talloos veel foto’s van hem gezien: politieportretten ten tijde van zijn arrestatie; persfoto’s van de chaotische taferelen voor het gerechtsgebouw; paparazzikiekjes van hem op straat, gemaakt in de weken na zijn vrijlating. Ik had romans gelezen over zijn leven en zijn misdrijven; ik had ooit een toneelstuk bezocht, een solovoorstelling met een hoofdrolspeler die geënt was op een versie van Macarthur uit een van die romans – een bewerking van een fictief verhaal gebaseerd op een werkelijkheid waarover amper iets bekend was. Ik had in talloze kranteninterviews met kennissen en familievrienden kennisgenomen van zijn jeugd, zijn opvoeding, zijn manier van leven. Ik had tv-documentaires bekeken over de moorden, het onderzoek, de ingrijpende politieke gevolgen. En in de jaren na zijn vrijlating was ik hem vaak tegengekomen, op straat, waarover hij zich in een staat van laakbare vrijheid ongehinderd door de stad mocht bewegen. Maar nooit had ik ook maar iets gehoord of gelezen over zijn daden en drijfveren wat uit zijn eigen mond afkomstig was. Geen woord over zijn slachtoffers, of hun families, hoe hij kon leven met de last van zijn geweten.

Een spoor van geweld – Over het innerlijke leven van een moordenaar en de soms vage grens tussen waarheid en leugen van Mark O’Connell verschijnt donderdag 18 januari bij uitgeverij Thomas Rap.

Ik wilde die stilte doorbreken en doordringen tot datgene wat ik mogelijk zou aantreffen. Hoe naïef het me nu ook in de oren klinkt, ik wilde de waarheid achterhalen van dit verhaal dat me zoveel jaren had achtervolgd. Ik wilde weten wie en wat deze man was.

Ik heb hem uiteindelijk leren kennen, en er waren momenten waarop ik het gevoel kreeg een glimp van zijn waarheid te hebben opgevangen. Maar er waren andere momenten, die veel vaker voorkwamen, waarop ik begreep dat dergelijke kennis onmogelijk was en dat ik verzeild was geraakt in een labyrint van zich eindeloos vertakkende verzinsels.

Het was, vermoed ik, deze onzekerheid, dit weten en niet weten, dat me er op dat moment, buiten bij het appartementencomplex van Pilot View, van weerhield mijn zoon in te wijden in het verhaal van Macarthur. Als ik dat wel had gedaan, dan had ik me misschien verplicht gevoeld toe te geven dat ik deze man, deze moordenaar, zelfs persoonlijk kende en dat ik gedurende het jaar ervoor heel veel tijd in zijn gezelschap had doorgebracht, en dat ik mijn dagen vulde met het schrijven van een boek over hem en zijn wandaden. Als hij me zou hebben gevraagd wat voor man het was – of ik bang voor hem was, of hij een slecht mens was – zou ik het antwoord daarop niet hebben geweten. Zelfs nu weet ik niet goed wat ik tegen mezelf moet zeggen.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct