Deze week meneer H. die alle afspraken aan zijn laars lapt en graag ruzie zoekt.
De rechtszaal is tot de nok toe gevuld.
Dit keer niet alleen met bejaarden die voor een gezellig uitstapje de rechtsstaat komen controleren, of door studenten die hun verplichte nummertje doen voor een paar verdwaalde studiepunten, maar ook door de mensen van het tv-programma Voor de Rechter. De cameraploeg is al de hele ochtend aanwezig, de regisseur drentelt onrustig in het rond in afwachting van de 36-jarige meneer H. die na een paar diefstallen een reclasseringstraject in moest, maar zo’n beetje alle bijbehorende afspraken aan zijn laars gelapt heeft en nu mogelijkerwijs tóch zijn voorwaardelijke gevangenisstraf uit moet zitten.
‘Weet u of de verdachte wil?’ vraagt de rechter afwezig aan de wat nerveuze regisseur. Die draait zich om en begint te stamelen. ‘Ik ehh, ja, ehh, nou ja, ik heb de advocaat gesproken en die zou het voorleggen aan meneer H., terwijl ze vanuit de gevangenis naar hier komen.’
‘En hoe weten we dat dan?’
Even lijkt het zweet uit te breken bij de regisseur.
Dan ineens bedenkt hij zich wat. ‘Dan ehh, dan kan de advocaat misschien gewoon zijn duim omhoog of omlaag steken.’
‘Oh, oké,’ verzucht de rechter. Zwijgend wacht iedereen in spanning af. De regisseur loopt nog een paar keer zenuwachtig op en neer, tussen de camera’s, de deur en de achterwand van de rechtszaal.
Beteuterd
Dan slaat de zijdeur open van waaruit de verdachten, onder begeleiding van de politie, binnenkomen. Meneer H. ziet er een beetje versuft uit. Hij kijkt nors en getergd, en ziet eruit alsof hij net ontwaakt is uit een diepe slaap. De advocaat van meneer H. schudt een keer zijn hoofd naar de regisseur. Die laat teleurgesteld zijn schouders hangen. ‘De, ehh, nou ja, de cameraploeg zal op de gang wachten,’ verzucht hij beteuterd. Al de hele dag wil er geen enkele verdachte op televisie komen. In tegenstelling tot de regisseur lijkt het de rechter weinig te kunnen schelen. ‘Zo, meneer H.,’ begint ze. ‘Hoe gaat het nu met u?’
H. haalt zijn schouders op. ‘Afgelopen week niet zo goed. Mijn ribben zijn gebroken, ik zit in detentie, maar wel onterecht.’
‘Nou, u had tien weken lang reclasseringstoezicht, inclusief urinecontroles, en daar moest u aan meewerken, maar dat gaat maar moeizaam, toch? U leeft de afspraken niet na.’
‘Nee, nee,’ moppert H., ‘ik zat gewoon bij verschillende reclasseringen, en dat was heel erg verwarrend. En ik heb meteen gezegd dat ik best mee wil werken aan urinecontroles, maar dat ik niet kan garanderen dat alles schoon is, snapt u? Ik zit niet voor niets bij een instelling voor verslavingszorg. Maar het gaat al beter.’
‘Oh?’ countert de rechter, ‘ik lees niet dat het beter gaat, hoor. Ik zie dat er bier in uw spullen is aangetroffen?’
Nu wordt meneer H. een beetje kribbig. Alsof hij er maar moeilijk tegen kan dat hem dit grote onrecht aangedaan wordt. ‘Dat bier was niet alleen van mij. Ik ben wel echt minder gaan drinken.’
‘En ik lees vernielingen: de ruit van uw ouders, met een voetbal?’
‘Ach,’ verwerpt H., ‘dat was gewoon per ongeluk, ik mikte op een garagedeur.’
‘U bent geboeid in een politiewagen afgevoerd. Dat is raar toch, voor een ongelukje?’
Meneer H. gaat boos achterover zitten. Hij ziet er versuft uit, maar onder zijn deken van apathie lijkt er een grote boosheid te zitten. Zijn haar springt alle kanten op, zijn trainingsbroek slobbert om zijn spillebenen en zijn gezicht is vrij uitdrukkingsloos – behalve zijn ogen: die spuwen vuur.
Te veel incidenten
Het gesprek klotst en botst maar door, maar meneer H. blijft maar mitsen en maren plaatsen rondom zijn niet nagekomen afspraken met de reclassering. Hij blijft maar ontkennen dat hij slecht meegewerkt heeft. Er komt een medewerker van het begeleid wonen aan het woord, om haar licht te schijnen op de ontwikkeling van meneer H. Zij geeft aan dat ze met hem gestopt zijn, omdat er gewoon te veel incidenten zijn voorgevallen. De rechter trekt een wenkbrauw op. ‘Maar, meneer H.,’ voegt ze dan aan het verhaal van de specialist toe, ‘ik doe dit soort zaken vaker, maar ik maak niet vaak mee dat de reclassering het voor gezien houdt met mensen. Dat ze zeggen: we stoppen ermee.’
H. schudt geïrriteerd zijn hoofd. ‘Zoveel is er niet gebeurd, echt niet.’
‘De mensen bij het begeleid wonen voelen zich onveilig. U maakt ruzie, u schreeuwt naar ze, u gebruikt toch veel alcohol.’
‘Ik heb nooit geschreeuwd,’ bijt H. terug, maar de rechter wil er niets van weten.’
‘Ik lees hier dat u het wel vaker heeft, dat u dingen gewoon glashard ontkent.’
H. schudt boos zijn hoofd. Hij antwoordt niet, maar zijn lichaamshouding zegt genoeg: H. vindt dat hij helemaal nooit wat ontkent.
Dan neemt H.’s advocaat het over en geeft aan dat hij voor zijn cliënt een gedwongen opname wil. H. zit al drie weken vast en is daar helemaal niet blij mee. Hij zegt dat hij vindt dat zijn cliënt echt gewoon wel zijn best doet en dat hij inmiddels een gewaarschuwd man is. Dat het de boel alleen maar erger maakt als hij nou zijn straf voor die twee diefstallen alsnog moet uitzitten, alleen omdat de rapportage spreekt van ‘agressie’, ‘urinecontroles’ en ‘drugs’.
Toch wil de rechter daar niet al te zeer in meegaan en schorst de zitting voor vijf minuten. Meneer H. wordt door twee agenten meegenomen om voor heel eventjes terug naar zijn tijdelijke cel te gaan. Vijf minuten later stapt de rechter weer binnen en wordt ook H. weer opgehaald. ‘De vordering wordt toegewezen,’ herstart de rechter de zitting. ‘Want ondanks alle hulp die meneer geboden is, blijft het misgaan. Hij krijgt tien weken gevangenisstraf, met aftrek van wat hij reeds heeft uitgezeten.’
H. knikt en staat weer op. ‘Ik zie jou zo nog effe,’ fluistert hij naar zijn advocaat. Met een blanco gezichtsuitdrukking wordt hij weer meegenomen door de agenten.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer, iStock