ls de zaak van de 41-jarige meneer S. wordt uitgeroepen, komt er van achteruit de hal een advocaat aangesjokt. Eentje volgens het boekje: een babyboomer met golvend zilverkleurig haar op een zongebruind gezicht, gezien het uitreisverbod vanwege het coronavirus hoogstwaarschijnlijk van een zonnebank.
Met een grote stapel mappen onder zijn arm stapt hij de rechtszaal in en gaat hij achter zijn tafel zitten. Hij knikt een keer minzaam naar de rechter en begint dan zijn mapjes uit te stallen. In een paar seconden ligt de hele tafel bezaaid met papier.
De rechter kijkt het hele schouwspel een keer aan en wendt zich dan tot het scherm dat in de rechtszaal staat.
‘Meneer S.,’ begint ze, net iets te hard pratend.
‘Kunt u mij zien?’
‘Ja,’ klinkt de stem van meneer S. door de speakers.
‘En meneer S.?’
‘Ja?’
‘Kunt u uw raadsman zien?’
‘Ja.’
Bij de eerste vragen van vandaag lijkt meneer S. zich in elk geval nog niet op zijn zwijgrecht te beroepen. Als de officier van justitie de zaak uiteen begint te zetten – winkeldiefstal bij een Kruidvat-filiaal, mishandeling en een tenuitvoerlegging van vier weken voorwaardelijke gevangenisstraf – werpt de advocaat meteen zijn handen in de lucht en start mopperend een warrig verhaal over dat er een tijdswijziging was van deze rechtszaak, en dat de tenuitvoerlegging te laat was meegenomen in de roosterwijziging, en dat die dus ook niet behandeld kan worden.
Dedain
Even kijkt de rechter verbaasd naar de raadsman van meneer S. ‘Maar hij staat er toch gewoon op?’
‘Zeker,’ grijnst de advocaat, met een dedain waarmee enkel zilveren babyboomers zijn uitgerust, ‘maar de data kloppen gewoon niet. Het is allemaal niet volgens de regels gegaan.’
Er volgt wat heen-en-weergemopper en hier en daar wat gezucht. Uiteindelijk gaat de advocaat van meneer S. zelfvoldaan achterover zitten, maar de rechter lijkt niet echt onder de indruk. De rechtszaak gaat gewoon door zoals gepland. De advocaat moet, samengevat, niet zo zeuren. Dan de zaak zelf. De rechter houdt de beklaagde voor waar hij van verdacht wordt. Hij zou op verschillende dagen parfums hebben gestolen bij een Kruidvat-filiaal. ‘Klopt dat?’ vraagt de rechter. Even is het stil aan de andere kant van de lijn.
Als je in de roes van de drugs zit, doe je gekke dingen. Ik heb een paar weken geleden ook mijn polsen doorgesneden
‘Dat klopt.’
‘Waarom?’
‘Ik ben al 25 jaar verslaafd. Ik worstel hier al zo lang mee. De laatste vier maanden ben ik weer een beetje teruggevallen.’
‘Wat deed u met al die geurtjes?’
‘Verkopen of omruilen voor drugs.’
De rechter knikt. Ze vertelt dat de beveiliging heeft gezien dat meneer S. de spullen in zijn broek- en zijn jaszak stopte. Dat hij dingen soms eerst even in het mandje legde, maar dat ze uiteindelijk toch steeds in zijn zak belandden.
‘En,’ voegt de rechter er voor de volledigheid toch maar aan toe, ‘u betaalt steeds niet. En het gaat om best forse bedragen, hoor. Ik zie hier 491 euro staan. Dat is wel even wat anders dan twee halveliterblikken bier.’
‘Nou,’ antwoordt hij, ‘toch krijg ik er eigenlijk helemaal niks voor, als u me snapt.’
‘Ja prima, maar die winkel heeft wel schade.’
‘Jaja, nee, oké, dat begrijp ik ook wel.’
Geen vinger
Dan is het tijd voor het tweede feit. Meneer S. zou in de Albert Heijn een medewerker een kopstoot gegeven hebben. De rechter vraagt de beklaagde wat hij daar dan van vindt, maar daar is hij wat minder ruimhartig in dan in de zaak van de parfumflesjes. ‘Niet waar! Dat is niet waar! Ik heb er drie dagen voor vastgezeten en daarna met de rechter de beelden bekeken, waarop duidelijk te zien is dat ik hem met geen vinger aangeraakt heb. Maar dat zijn collega míj juist aanviel en tegen de grond werkte. Het klopt niet!’
De rechter schraapt een keer haar keel. ‘U zegt dat u hem met geen vinger aangeraakt hebt, maar het verwijt is ook dat u hem met uw hoofd hebt aangeraakt.’
‘Ja, ja,’ wuift meneer S. weg en roept de rechter op om de beelden van de supermarkt te bekijken. Er komt een meneer van de rechtbank de zaal binnensloffen, met een dvd’tje in zijn handen en een laptop onder zijn arm.
Ondertussen acht de advocaat zijn kans schoon om nog wat te mopperen en te klagen over hoe een en ander staat opgeschreven in het dossier. De rechter lijkt er erg weinig oren naar te hebben.
De film wordt aangezet. Er is te zien dat meneer S. en het slachtoffer dicht bij elkaar komen, maar er is geen slag of stoot te zien. In een fractie van een seconde is het moment voorbij. Het wordt nog eens bekeken. Weer is het onduidelijk.
‘Ja, god,’ mompelt de rechter. ‘Het is allemaal wel erg onduidelijk.’
‘Inderdaad,’ knikt de advocaat met een zelfvoldane grijns.
Als ook het persoonlijke leven van meneer S. aan de orde komt, blijkt dat de beklaagde een flink strafblad heeft en net in een traject zit om uit zijn problemen te komen. ‘Maar hoe weten we nu dat u niet meer gaat stelen, als u vrij zou komen?’ vraagt de rechter tot slot.
‘Ik heb mijn lesje geleerd. Als je in de roes van de drugs zit, doe je gekke dingen. Ik heb een paar weken geleden ook mijn polsen doorgesneden. Het ging allemaal gewoon niet goed, maar nu ben ik helemaal klaar met die drugs.’
De rechter knikt, ze heeft genoeg gehoord. Meneer S. is er, wat de diefstallen betreft, gloeiend bij: daarvoor krijgt hij, met het oog op zijn strafblad, drie maanden gevangenisstraf, waarvan twee voorwaardelijk. De mishandeling was niet overtuigend genoeg, daarvan wordt hij vrijgesproken.
‘Oké,’ zegt meneer S. en staat op van zijn stoel achter de camera. ‘Houdoe!’ roept hij nog één keer, als hij al uit beeld is. Dan wordt het stil in de rechtszaal.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer