Premium

Vrij linkse lente

Filmmaker Eddy Terstall en schrijver Asis Aynan zijn twee van de vier auteurs van het Vrij Links-manifest.

Brief

Filmmaker Eddy Terstall en schrijver Asis Aynan zijn twee van de vier auteurs van het Vrij Links-manifest, waarin ze pleiten voor een vrij en onbelemmerd debat, een levensbeschouwelijk-neutrale staat, seculier onderwijs voor alle kinderen en een herwaardering van individuele vrijheid. In een briefwisseling geven ze een inkijkje in de oorsprong van hun ideeën.

Beste Asis,

In de buurt waar ik opgroeide, had je twee smaken links. De gewone man stemde CPN, de kaste van de schoolmeester, de beter behuisden, stemde Pvda. Maar het waren die welgestelden die voor verheffing waren. Het feit dat mijn opa met twaalf broers en zusters op één verdieping woonde, was hen een doorn in het oog. Dezelfde verdieping waar mijn opa in een kast sliep, staat nu te koop voor meer dan 10.000 euro per vierkante meter.

Toen de verheffingsgezinde schoolmeester bij mijn opa aanklopte met de suggestie dat mijn moeder niet, zoals de rest van de klas, naar de huishoudschool moest, maar naar een ‘hogere school’, kreeg de meester nul op het rekest. Mijn moeder moest niet denken ‘dat ze meer was dan de anderen’, was de gedachte. Bovendien duurde het dan lang voordat ze een baan had en dat was voor niemand goed.

Eddy Terstall (55) is filmmaker en verbonden aan Vrij Links.

De volksklas

Mijn opa was communist en kwam uit een familie waar er een aantal vanwege hun activiteiten het einde van de oorlog niet haalden. Toen ik acht was, ontmoette mijn moeder een Duitse sociaaldemocraat. Een hippie. Hij bracht me bij dat je democratisch en ondemocratisch links had en dat je van dat laatste verre moest blijven.

We waren een tri-cultureel gezin. Mijn stiefbroer was Creool-Surinaams. In Paramaribo geboren. Ook op school kreeg ik veel met Suriname te maken. De jaargangen waren in twee parallelklassen verdeeld: die van de grachtengordel, waar de kinderen Martijn en Iris heetten, en de volksklas. De volksklas, daar zaten Jordanezen en kinderen uit de Zeedijkbuurt van Surinaamse komaf. Een deel van onze leraren was ook Surinaams-Nederlands. Er werd voorgelezen over Anansi de Spin, maar ook uit Minoes. Op het schoolplein was de onderverdeling in sociale en geografische afkomst niet terug te vinden. Doordat toen ik opgroeide, ook door de arbeidersbeweging, doorleren niet meer een ongebruikelijke keuze was voor iemand met mijn wortels, ging ik naar het vwo.

Ik werd belichter in de filmwereld. Een van mijn werkgevers stelde voor dat ik geen cameraman maar regisseur zou worden. Ik was een verteller, vond hij. Ik moest een brede maatschappelijke studie volgen vond mijn baas, Stan Schram. Telg uit een bekende Nederlandse filmfamilie. Ik schreef me in voor de studie politicologie aan de Uva, maar al in mijn propedeusejaar kreeg ik subsidie voor mijn eerste speelfilm, en was ik vroeger dan gedacht regisseur.

'De fascisten zijn onder ons'

Van mijn tijd als belichter had ik geld overgehouden, en ik besloot in de negentiger jaren om tijd door te brengen in delen van de wereld waar verandering op til was. Ik was reizen gewend. In de hippietijd voerden mijn ouders me langs vele landen. Daar zag ik al dat kansen niet gelijk verdeeld waren en dat sterkte me in mijn engagement.

In de jaren 90 bracht ik vooral tijd door in het Midden-Oosten, maar ook in Rusland en op de Balkan, op Cuba, in Zuid-Afrika en Hongkong. Cafés bezoeken. Mensen spreken. Deze stortvloed aan indrukken werd aangevuld door de vele reizen die ik als filmer zou maken. De teller staat op 103 landen and counting. De som van de indrukken en gesprekken deed bij mij een even naïeve als oprechte gedachte opborrelen: iedereen heeft recht op een Amsterdam. De vrijheid die ik daar had, zag ik elders niet in die mate terug. Talloze verhalen, vaak ook van kunstenaars uit landen waar persoonlijke vrijheid minder vanzelfsprekend waren, metselden een rigide vrijzinnig wereldbeeld in mijn hoofd.

Ik wil on­af­hanke­lijk zijn en alleen verantwoording hoeven af te leggen voor wat ik zelf zeg of doe

Ik bleef half-slapend lid van de Pvda. Ik zat wel in praatgroepen en folderde. Toen Hans Janmaat met zijn Centrum Democraten opkwam, bleken de laatste Jordanezen, waarvan er toen nog een aantal in de Jordaan woonden, niet meer op de partij van ooit Joop den Uyl te stemmen. ‘Stem dan in ieder geval op een democratische partij!’ riep ik ze nog na.

Toen werd Theo van Gogh vermoord. Theo had mij als jongere collega onder de arm genomen. Steeds een uurtje bij grand café Luxembourg, wilde hij me bijbrengen hoe acteurs in elkaar zaten en waarom producenten boeven waren. Na de dood van Theo was ik een van de eersten die Het Journaal belde, nog voor zijn dood aan mij bevestigd was. ‘De fascisten zijn onder ons,’ zei Theo altijd. Toen nog niet wetend welke van de vele beledigde partijen Theo had omgebracht, gooide ik deze quote er maar in. Zo rolde ik in het debat over integratie.

Opstandeling by nature

Wat ik zei en wat ik schreef, samen met partijgenoot Marcel Duyvestein op ons Pvda-weblog Liefdevol Lid, werd opgepakt door partijgenoten.Vooral linkse Turks-Nederlandse en Berbers-Nederlandse partijgenoten zochten ons op. Seculieren noemen we ze vandaag. Ze wisten dat ik de partijtop kende. Wouter Bos had me een plek op de landelijke kieslijst aangeboden. Ik ben opstandeling by nature, dus ik vertelde hem dat dat een slecht idee was. Ik ben regisseur. Voor je het weet heb je de lijst-Terstall. Ik wil onafhankelijk zijn en alleen verantwoording hoeven af te leggen voor wat ik zelf zeg of doe.

De gewone man uit de wijk van Terstall ­stemde CPN.

Partijgenoten met Turkse en Marokkaanse achtergrond wilden vaak hun verhaal kwijt. Ze vroegen zich af waarom ‘rechtse religieuze of nationalistische partijleden toegang hadden tot de leiding van een linkse partij en hun geestverwanten op links niet’. In het verkiezingsprogramma van de Pvda stond ooit: ‘Hij of zij die wil emanciperen tegen druk van een collectief in, dient onvoorwaardelijk te worden gesteund.’ Wat mij betreft komt dat terug in het programma. En niet als dode letter. Neem als links stelling in het grote vraagstuk van deze tijd; de groep versus het individu. Het is op wereldschaal een route tegen de stroom in. Collectivisten spelen een hoofdrol op het wereldtoneel, maar in een moderne progressieve samenleving als de onze moeten inspanningen toch resultaten kunnen opleveren. Laat kleur alleen daar een rol spelen waar het verbindt.

Voordat ik wist hoe hij het ambt zou invullen, folderde ik in New Hampshire voor Barack Obama omdat zijn verkiezing een belangrijke stap voorwaarts zou zijn in een land waar tot in de zestiger jaren nog apartheid was, en er nog meer dan in Europa grote sociaal-economische achterstanden bestaan in gekleurde wijken. De preek van een zwarte dominee bij het huwelijk van Harry en Meghan in Windsor was ook van grote symbolische waarde in een postkoloniale samenleving.

Misschien ben ik naïef en kan dit land niet meer in alles lijken op het schoolplein van mijn jeugd, waar kinderen van allerlei geografische en sociale komaf samenspeelden.

Eddy Terstall

 

Cher Eddy,

Ken je het eenregelige gedicht Ieder Is Zijn Eigen Broer van Jan Hanlo? Daar moest ik aan denken na het lezen van je briefessay. In mijn hoofd werd de dichtregel: ieder is zijn eigen migratie.

Toen jij je stiefvader leerde kennen, reisde jemma (moeder) in maart 1980 van het uitgestrekte dorp in de heuvels naar het vliegveld van Al Hoceima, de zeeboezem die sinds tweeënhalf jaar het centrum van de Opstand in de Rif tegen de Marokkaanse dictatuur is. De gps op mijn telefoon laat zien dat het tegenwoordig 77 kilometer is naar Al Hoceima, twee uur met de auto. In die tijd was het een halve dag ploeteren door het zinderende landschap. Mijn moeder werd weggebracht door haar schoonvader, opa Mimoun. Vanaf Al Hoceima vloog ze naar het westen: Tanger. Daar stapte ze over naar Brussel. Mijn moeder deed dat als analfabete. De enige taal die ze kon lezen en schrijven was die van de natuur.

Vloog ze naar vliegveld Zaventem? Ik weet het niet, want ik was nog niet geboren, maar ik bestond wel. In haar buik. Ze was hoogzwanger. En waar was mijn vader? Kreeg hij geen vrij van de hondenbrokkenfabriek waar hij de lopende band bediende? Werd er op de kosten gelet? Want mijn moeder reisde met haar vier kinderen, de jongste 2 jaar oud en de oudste 10 jaar. Op een Brussels vliegveld stapte ze over naar Schiphol.

Kunstmatige lijm

Mijn vader werd herenigd met zijn gezin. Het wordt daarom in de lectuur gezinshereniging genoemd, wat het eigenlijk niet is, want als vijf mensen hun habitat achterlaten en in een volstrekt onbekende omgeving samen worden gebracht met de echtgenoot, de vader, dan is dat geen hereniging, maar een verscheurd gezin dat in den vreemde wordt gelijmd. Het was kunstmatige lijm.

Onlangs daalde ik in een gesprek af in mijn verleden en eerlijk gezegd schrok ik van wat ik daar aantrof. Herinneringen zijn sferen en geen feiten, dus hoe waarheidsgetrouw die geschiedenis is weet ik niet, maar het is allerminst een bagatelle, er moet iets van waar zijn.

Asis Aynan (38) is schrijver, docent op de Hogeschool van Amsterdam en verbonden aan Vrij Links.

Mijn kindertijd in een witte buurt was er een van uitsluiting. Als ik denk aan de contacten die onze familie had met andere gezinnen in de buurt, dan waren die er nauwelijks. Sommigen hadden nog wel het respect om ons gedag te zeggen. Toen ik dit terugvond in mijn herinneringen was daar enerzijds ontsteltenis, anderzijds begrijp ik het ook wel; onze familie zag er voor de buitenwereld uit als een gesloten bastion. We waren in die tijd de Nederlandse taal niet goed machtig en onze gebruiken en tradities waren voor de buitenwacht vreemd. Er kwamen bij ons niet veel mensen over de vloer, op een paar na, zoals de deftige kleuterleidster die de oudergesprekken aan huis deed, en bij ziekte de huisarts.

Op mijn vijftiende ontmoette ik een jongen met wie ik voor het eerst in mijn leven echte vriendschap ervoer. Hij woonde met zijn ouders, die het niet breed hadden, in een pieperhuis. Hun hond heette Boomer, en die liet scheten waarvan je net niet van je stokje ging.

Ik denk dat ik toen afscheid van het geloof nam. De religie die zich enkele honderden jaren geleden aan onze familie op- en binnendrong, zegt over niet-moslims dat ze naar de hel gaan. Ik weet nog goed hoe de volgende gedachte zich in mijn adolescentenhoofd vormde; mocht er een onderwereld zijn, dan ga ik liever naar het vuur, waar ook mijn vriend naartoe gaat.

De vrijheid die het geloofsafscheid gaf, was immens. Met mijn beste vriend danste ik zonder schuld, zonder rem, zonder grens op alle discovloeren die Haarlem rijk was. Toen het moment daar was, verlieten we het ouderlijk huis en gingen we in een buurt wonen met de naam Harmenjanswijk. Al snel ervoer ik dat een deel van de bewoners weinig van ons moest hebben. De wijk werd in de volksmond de Beits genoemd. Het kwartier deed haar giftige naam eer aan: we werden regelmatig uitgescholden voor homo.

Eén almachtige heer

Het waren sowieso vreemde jaren. Ik had een vriendin en haar ouders dwongen ons uit elkaar te gaan, vanwege mijn Marokkaanse achtergrond. Uiteindelijk werd ik de relatie en de wijk uit gepest. Samen met de beste vriend verhuisden we naar Amsterdam-Osdorp, en dat is hoe ik afscheid nam van mijn geboortestad. Het waren de jaren nul; de moord op filmmaker Theo van Gogh en de stand van de multiculturele samenleving dwongen me mijn (familie)geschiedenis te onderzoeken en na te denken over wie ik wilde zijn in deze maatschappij. Het werd een trek door mijn achtergrond, de literatuur, debatzalen en nachtcafés.

Het onderdompelen in mijn Berber-achtergrond verschafte baanbrekende inzichten. Want als ik dacht aan het uitgestrekte dorp waar ik ben verwekt, zag ik de grote verscheidenheid van het landschap. Al die ongelijke heuvels, wilde planten en de aardbodem, die net als het dialect om de paar meter van kleur verandert. Het was een grote vergissing om in die omgeving één enkele god te aanbidden, omdat die superdiverse contreien niet corresponderen met één almachtige heer die alle zeden en gewoonten gelijkslaat, eenvormig maakt.

Gezellig integreren op een multiculti-feestje.

Witte vlucht

Op de hogeschool waar ik lesgeef, zie ik dat grenzen ter discussie stellen helaas geen vanzelfsprekendheid is. Zo’n 60 procent van onze studentenpopulatie heeft familiebanden elders op de wereld – een perfecte afspiegeling van de Amsterdamse straat. Een groot deel van die meerderheid studeert samen en toont interesse in elkaars feesten, religie en taal. De andere 40 procent is autochtoon, wit, trekt vooral met elkaar op en komt vaak niet uit de grote stad. Het is echt een vreemd beeld om voor de klas te staan en de witte studenten bij elkaar te zien zitten. Een witte vlucht in de klas.

Ik zeg niet dat men moet integreren in de cul­turen die erbij zijn gekomen, maar ik wens iedereen migratie toe

Mijn ouders zijn jaren geleden naar dit land gekomen en hun trek heeft economische en intellectuele voorspoed gebracht. Maar het grootste migratiecadeau is dat deze tijd beter te verstouwen is. De moderne technologie maakt contact tussen mensen en culturen eenvoudig en tegelijkertijd complex. Soms begrijp je de ander in een handomdraai en soms is het verwarring alom. Dat vereist dat je niet bang bent voor de ander en snel moet kunnen schakelen, en door de migratie van mijn ouders heb ik niet anders gedaan.

De samenleving heeft zich te lang blindgestaard op de integratie van minderheden, waardoor de anderen uit het oog zijn verloren, en nu zie ik ze onthand en ontriefd bij elkaar in mijn klas zitten. Ik zeg niet dat men moet integreren in de culturen die erbij zijn gekomen in Nederland, maar ik wens iedereen migratie toe. Elke dag weer. Want iedere nieuwe morgen is een reis ergens naartoe.

Wie weet heeft van die reis maakt zijn wereld begrijpelijker en overzichtelijker.

Goeie reis gewenst, Eddy.

Asis Aynan

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct