James Worthy

James Worthy: 'Het pesten begon toen mijn klasgenoten erachter kwamen dat ik geen mobiele telefoon had'

'In films en in boeken hebben pestkoppen altijd een harde naam. Mijn pestkoppen, Etienne en Noah, gunden mij dat niet eens' 

James Worthy

De zon hing al maanden lager in de lucht. Het leek alsof ze op de eerste rij was komen zitten. Ze wilde ons einde van dichtbij zien. De zon wilde gaan genieten van onze ondergang.

Op de dag dat de mensheid uitstierf, had mijn moeder nog pannenkoeken gebakken. Ik werd wakker van de geur. ‘Vandaag ga je wel naar school, toch, Au?’ vroeg ze aan me, toen ik ongedoucht de keuken binnenwandelde. Ik knikte. Ik hield van mijn moeder, maar in de ochtend was het voor mij vrijwel onmogelijk om met haar te praten. Haar stem had een verlammende werking op mijn stembanden. ‘Niet vergeten dat we vanavond in de stad eten. We hebben iets te vieren. Je broer heeft 100.000 subscribers op zijn YouTube-kanaal.’

‘Waar eten we?’ vroeg ik.

‘In dat nieuwe tentje naast de kerk.’

‘Alle tentjes zijn nieuw dankzij het coronavirus.’

‘Dat Koreaanse tentje met die lampjes. En wees alsjeblieft een beetje blij voor je broer. Hij heeft hier hard voor gewerkt,’ zei mijn moeder.

‘Hij speelt games op zijn computer en mensen kijken naar hem. Is dat hard werken? Hij zit op onze zolder voetbalspelletjes te spelen en te chatten met mannen van 43 die doen alsof ze van onze leeftijd zijn.’

‘Voor jullie generatie staat dat gelijk aan hard werken, Au.’

Het pesten begon toen mijn klasgenoten erachter kwamen dat ik geen mobiele telefoon had. Dat was de reden. Mijn ouders hadden er simpelweg geen geld voor. Ik zat op een witte school. De enige persoon die een kleurtje had, was de conciërge. Al mijn klasgenoten waren geboren met een zilveren lepel in hun mond en met behulp van deze lepels probeerden ze mijn graf te graven.

‘Aurora kan niet appen!’ schreeuwden Etienne en Noah op een ochtend naar me. Het was net na de gymles. Ik keek naar mijn andere klasgenoten. Misschien zouden ze ingrijpen. Misschien zouden ze Etienne en Noah op hun kwetsende gedrag aanspreken, maar nee hoor. Dus daar stond ik dan in mijn zweterige gymkleding. Omringd door pestkoppen en laffe schapen. Etienne en Noah. In films en in boeken hebben pestkoppen altijd een harde naam. Kenny Yankovich, Draco Malfoy, Leo Balmudo en Biff Tannen. Mijn pestkoppen gunden mij dat niet eens. Een angstaanjagende naam. Een naam als een grote spin in een kleine badkamer. Een naam als twee bloeddorstige schimmen in een donkere steeg. Etienne en Noah. Het klinkt als een kapperszaak in een middelgrote, Vlaamse stad. Blonde kuiven en slappe permanentjes.

Op de dag dat de mensheid uitstierf, had ik een woordenwisseling met mijn vader. Hij was rechtbanktekenaar van beroep. Hij maakte dus tekeningen van mensen die eigenlijk geen tekeningen verdienden. In een rechtszaal zitten tientallen mensen. Allemaal mensen die een mooie tekening van zichzelf verdienen, maar wie krijgt er een tekening? De moordenaar of de verkrachter. Ik begreep zijn werk niet.