Deel I: de missie
Met 5300 aanmeldingen. Daarmee begon in de zomer van 1942 het smeedproces van een gloednieuwe Amerikaanse elite-eenheid, eentje die het verschil moest maken in de geallieerde strijd tegen de nazi’s. De naam van deze unit: het 506th Parachute Infantry Regiment, dat op zijn beurt weer uit twaalf compagnieën zou gaan bestaan.
Van die ruim vijfduizend sollicitaties waren er slechts achttienhonderd jong, sterk en gemotiveerd genoeg voor Camp Toccoa, het trainingskamp in Georgia. In de bikkelharde afvalrace die daarop volgde, renden de soldaten dagelijks – geen uitzondering – de Currahee, een puist van een berg vol steile weggetjes. ‘Three miles up, three miles down,’ zongen de troepen in koor. De kapitein was Herbert Sobel, een meedogenloze beul die een gemêleerd zooitje boeren, ambachtslieden, mijnwerkers en sporters transformeerde in de best getrainde eenheid van de Tweede Wereldoorlog.
Voor zijn harde aanpak werd Sobel verguisd, maar juist die gezamenlijke haat had wel een broederlijke band tussen zijn troepen als onbedoeld, positief gevolg. ‘Hij perste het laatste restje menselijkheid uit je en pakte je waardigheid af, maar hij maakte wel een van de beste soldaten van je,’ schreef rekruut Robert Rader na de oorlog over zijn ervaringen met Sobel.
De rekruten van Easy Company waren na dertien uitputtende weken in Camp Toccoa – en een aansluitende parachutetraining in Fort Benning – zelfs zo sterk en fit dat zij de fysieke trainingen van de springschool mochten overslaan. De zwaksten waren inmiddels afgevallen.
Toen ‘E Company’ in de nazomer van 1943 richting Groot-Brittannië vertrok om daar de invasie af te wachten, waren er van de achttienhonderd rekruten zo’n zeshonderd elitesoldaten overgebleven. Daaronder 139 parachutisten, met als aanvoerder een 25-jarige academicus. Zijn naam: Richard Winters.
Op Brits grondgebied gingen de intense trainingen acht maanden lang onverminderd door. De overplaatsing van kapitein Sobel naar een andere eenheid werd als een klein feestje gevierd binnen Easy Company; het betekende dat niet hij, maar de veel daadkrachtiger luitenant Thomas Meehan hen zou gaan leiden op D-Day. De aankondiging voor die historische gebeurtenis kwam op 4 juni 1944. Wegens slechte weersomstandigheden vertrokken de 813 toestellen van de Amerikaanse 82nd en 101st Airborne Division uiteindelijk een dag later, in de nacht van 5 op 6 juni, richting Normandië. Terwijl de meeste van de dertienduizend paratroepers vóór vertrek een schietgebedje deden, maakten de zelfverzekerde mannen van Easy Company grapjes: ‘Hitler maakte één grote fout toen hij de Atlantikwall aanlegde: hij is vergeten er een dak op te zetten.’
Die nacht zag de lucht boven de noordkust van Frankrijk zwart van de parachutes én flitsend wit, geel en rood van de Duitse vuurregens en ontploffende C-47-toestellen. De elitesoldaten van Easy landden in hun relatief eenvoudige uitrusting – joggingbroeken, lichte wapens, kompassen en één kilo TNT – zo’n 5 à 10 kilometer achter de zwaar versterkte Normandische kustlijn. Niet bij elkaar in de buurt, zoals gepland, maar hevig verspreid, vanwege de dikke mist en het overrompelende afweergeschut.
Hergroeperen met de rest van Easy bleek voor veel paratroepers onmogelijk, maar zelfs in versplinterde en gehavende groepjes toonden zij direct hun klasse. Met slechts tien kameraden aan zijn zijde opende luitenant Winters de aanval op een Duitse stelling van vier zware kanonnen en zestig soldaten. Met een uitgekiende aanvalsstrategie – en enkele fantastisch gemikte handgranaten – sloeg Easy Company haar eerste slag binnen een half uur. Eindscore: vier vernietigde kanonnen, twintig gedode Duitsers en twaalf krijgsgevangenen. ‘We hadden er goed over nagedacht en voerden geen roekeloze acties uit,’ concludeerde sergeant Carwood Lipton later. De keerzijde van dat eerste succes: vier dodelijke slachtoffers aan de kant van Easy.
Op 12 juni, een week na D-Day, kwam E Company voor het eerst als eenheid in actie. Het doel: het innemen van Carentan, een strategisch gelegen dorpje in Normandië, waar later de bruggenhoofden van de bestormde stranden zouden worden samengevoegd. De troepen van Winters, die het bevel over Easy van de omgekomen Thomas Meehan had overgenomen, werden in die aanval verrast door Duitse machinegeweren. Terwijl de mannen van Easy wegdoken, ontstak een furieuze Richard Winters in woede. Vloekend en tierend beval hij zijn soldaten vooruit te blijven rennen. ‘Ik was als bezeten. Niemand had me ooit zo meegemaakt,’ erkende de veteraan later.
Zijn strategie werkte wel. Intense huis-tot-huisgevechten met de nazi’s resulteerden in een overwinning. Op de straten van Carentan lagen tientallen doden en gewonden van beide kanten, maar het Duitse verzet was gebroken. De volgende dag moest het dorp alweer worden verdedigd door een tegenaanval van Duitse Fallschirmjäger en tanks. In het heetst van de strijd besloot Fox Company, links van Easy, zich terug te trekken, waardoor de compagnie van Winters geïsoleerd achterbleef. Toch sloegen zij de Duitse aanval af. Winters omschreef die dag later als ‘het zwaarste gevecht van de oorlog, zonder twijfel’.
'Jezus Bill, deze hut is al half leeg en de oorlog is nog maar net begonnen. We komen hier nooit levend uit'
Na drie bloederige weken in Frankrijk mochten de mannen van E Company op adem komen. Terug op de Britse basis maakten ze de confronterende balans op: van de 139 mannen die boven Normandië waren gesprongen, waren er maar 74 teruggekeerd. Treffend was de reactie van sergeant John Martin, die samen met sergeant Bill Guarnere een barak binnenliep en riep: ‘Jezus Bill, deze hut is al half leeg en de oorlog is nog maar net begonnen. We komen hier nooit levend uit!’
De volgende test diende zich aan in september 1944. Voor Operatie Market Garden deed Bernard Montgomery een beroep op de parachutespecialisten van Easy. Door hen ver achter de gevechtslinies te droppen, hoopte de Britse veldmaarschalk de Duitsers in Nederland te verrassen.
Easy Company werd op 17 september 1944, op klaarlichte dag, gedropt boven Eindhoven, Nijmegen, Arnhem en alles ertussen, met als doel het veroveren van belangrijke bruggen. De missie mislukte faliekant. Eindhoven en Nijmegen werden heroverd, maar het belangrijkste doel, de brug van Arnhem, kon niet worden ingenomen. Van de twaalfduizend mannen die de Britse 1st Airborne Division daarin investeerde, werd driekwart gedood, gevangengenomen of raakte vermist.
Ook de Amerikanen hadden het bijzonder moeilijk in Nederland. Na twee dagen moest Easy zich, voor het eerst in de oorlog, terugtrekken onder druk van vijftig Duitse Panther-tanks. Maar zelfs tijdens deze operatie boekten Winters en zijn manschappen heroïsche successen. Toen de kapitein begin oktober op een rivierdijk nabij Randwijk oog in oog kwam te staan met ‘een enorme massa infanterie’, zoals hij dat moment later beschreef, vuurde hij twee magazijnen leeg, om pas daarna bijgestaan te worden door de rest van zijn troepen. The Crossroads Battle die hierop volgde, eindigde wederom in een ongekende overwinning: vijftig dode, honderd gewonde, elf gevangengenomen en ruim driehonderd gevluchte Duitsers tegenover één dode en 22 gewonde Amerikanen.
In Nederland was ook de ontsnappingsoperatie Pegasus noemenswaardig. In de nacht van 22 op 23 oktober 1944 staken 25 mannen van Easy Company met opvouwbare canvasboten de Rijn over om Britse soldaten weg te halen uit vijandelijk gebied. 138 soldaten werden daarmee gered. Bij het nabijgelegen Amerikaanse hoofdkwartier, op een landgoed in Elst, pronkt tegenwoordig het Easy Company Monument, als aandenken van die geslaagde missie.
Na Market Garden volgde de Slag om de Ardennen: een onverwachts wanhoopsoffensief van Adolf Hitler in de ijskoude winter van 1944. De uitgedunde Easy Company groef zichzelf met te weinig helmen, winterkleding en ammunitie in rondom de bossen van Wallonië, om daar de oprukkende Tiger-tanks en grondtroepen van de Wehrmacht te stuiten. Verdedigen was een nieuwe uitdaging voor de aanvallend ingestelde Easy Company, maar wederom heerste er weinig angst. ‘De vijand heeft ons omsingeld, de stakkers,’ schreef een Easy-soldaat in zijn logboek.
In de bijtende kou hield Easy elf dagen lang stand, ondanks zware klappen van Duitse artillerie en sluipschutters. Op 13 januari 1945 werd het strategische dorpje Foy veroverd, mede dankzij een heldhaftig optreden van luitenant Ronald Speirs, waarover later meer. Op 25 januari later staakte Hitler zijn laatste offensief en dropen de Duitsers af. ‘Bastenaken was absoluut onze zwaarste beproeving,’ zou onderofficier Don Malarkey vele jaren later terugblikken.
Het Ardennenoffensief was de laatste grote veldslag van de E Company. In het vroege voorjaar deden de eerste geruchten van capitulerende nazi’s de ronde. De mannen van Richard Winters, die inmiddels gepromoveerd was tot majoor, geloofden er niks van. Totdat zij, vlak over de Duitse grens, een onvergetelijke scène aan zich voorbij zagen flitsen: tweeduizend Duitse krijgsgevangenen die door slechts twee Amerikanen werden bewaakt.
In hun verdere opmars richting Berlijn hoefden de nog honderd overlevenden van Easy niet meer hun wapens te trekken. Wel kregen zij nog één groot trauma te verwerken: de ontdekking van Dachau, een vernietigingskamp in de bossen op zo’n 70 kilometer ten westen van München. In zijn latere memoires omschreef majoor Winters dat moment als volgt: ‘De aanblik van uitgehongerde mannen die hun blik neersloegen en hun hoofd bogen als we hen aankeken – zoals een mishandelde hond in elkaar duikt – gaf ons een onbeschrijflijk gevoel dat we nooit zullen vergeten. Ik zei tegen mezelf: nu weet ik waarom ik hier ben.’
Vlak voor de climax van WOII – de capitulerende Wehrmacht, de zelfmoord van Adolf Hitler en de uiteindelijke bevrijding van West-Europa – kregen de mannen van Easy Company nog één laatste, felbegeerde opdracht: het innemen van het beruchte Adelaarsnest, Hitlers persoonlijke stulpje in de Zuid-Duitse Alpen. Dat feestje dreigde nog verpest te worden door een Franse tankdivisie, die exact dezelfde orders had gekregen. Op 14 kilometer van het einddoel ontstond een verhitte wij-of-jullie-discussie. Toen hun Franse collega’s echter heel even niet opletten, glipten de paratroepers van Easy snel de bergen in, richting The Eagles Nest. Op de dag dat Nederland werd bevrijd, proostten de lachende helden van Easy Company met de tienduizend flessen die zij aantroffen in de persoonlijke wijnkelder van nazi-kopstuk Hermann Göring. Richard Winters, vele jaren later: ‘Je hoorde de hele dag champagnekurken knallen.’
Deel II: de helden
Van de 139 soldaten die zichzelf in 1942 in Camp Toccoa tot Easy Company mochten rekenen, stierven er 49 op het Europese slagveld. Het merendeel van die andere groep, de overlevenden, mocht na de oorlog oud en gelukkig worden. Zo overleed in 2021 Easy-officier Edward Shames op de leeftijd van 99 jaar. ‘Shames was betrokken bij enkele van de belangrijkste veldslagen van de Tweede Wereldoorlog,’ meldde zijn overlijdensbericht. ‘Hij maakte zijn eerste gevechtssprong in Normandië op D-Day als onderdeel van Operatie Overlord. Ed kreeg de reputatie van een eigenwijze en zeer uitgesproken soldaat, die de lat hoog legde voor zichzelf en zijn soldaten. Hij kreeg veel respect van zijn soldaten, maar werd ook erkend voor zijn uitstekend leiderschap.’
Als soldaat met Joodse roots kende Shames de nodige moeite met de confronterende beelden van Dachau. Later in zijn leven kon hij dat enigszins verwerken, toen hij op de bar mitswa van zijn zoon een buitgemaakte fles cognac uit de privécollectie van Adolf Hitler open knalde. Na de oorlog werkte Shames als Midden-Oosten-expert bij de Amerikaanse geheime dienst NSA.
Een jaar na Shames’ dood overleed ook Bradford Clark Freeman, op 3 juli 2022, als laatste Easy Company-veteraan. Op D-Day landde hij achter Utah Beach en in januari 1945 werd hij in zijn been geraakt door een ongeleid projectiel uit een Duitse raketwerper. ‘A Screaming Mimi came in howling and it exploded in my leg,’ schreef hij daar later over. Tijdens Operatie Pegasus stotterde Freeman, specialist in mortieren, dat hij eigenlijk niet kon zwemmen. Die opmerking werd genegeerd, maar Freeman hield het die dag droog. Hij werd 97 jaar.
Zijn verhaal is bijzonder, maar eigenlijk geldt dat voor alle 139 soldaten van Easy Company. Zo overleed in 2017 Donald Malarkey, het lid met de meeste uren aan het oorlogsfront. De veteraan was bij alle operaties betrokken en kreeg na de oorlog zo’n beetje elke mogelijke onderscheiding, zoals de Bronze Star, de Purple Heart, de American Campaign Medal en de Good Conduct Medal.
‘Je kunt terugkijken en met grote trots beseffen dat je iets heel belangrijks hebt gedaan dat neerkwam op het redden van de wereld’
Samen met zijn legerbroeders keerde Malarkey in 1989 terug naar Europa, om de mensen daar te voorzien van een lesje geschiedenis. Deze herinneringen werden de basis voor Band of Brothers, een boek uit 1992 van historicus Stephen Ambrose, dat later ook nog verfilmd zou worden. Ook publiceerde Malarkey in 2008 zijn eigen biografie getiteld Easy Company Soldier. Zijn hele leven onderhield hij nauw contact met de andere leden van Easy. ‘De toetreding tot de E Company was het begin van het grootste avontuur van mijn leven. Sindsdien ben ik Hitler elke dag dankbaar dat hij mij samengebracht heeft met de meest getalenteerde en inspirerende mannen die ik ooit ontmoet heb,’ zei hij op een reünie in 2012. ‘Je kunt terugkijken en met grote trots beseffen dat je iets heel belangrijks hebt gedaan en verantwoordelijk hebt gehandeld in wat neerkwam op het redden van de wereld.’
Ook belangrijk voor het latere boek en de serie Band of Brothers waren de getuigenverslagen van David Webster, een Harvard-student die zijn huiveringwekkende ervaringen op het slagveld in detail dagelijks optekende. Zijn postuum gepubliceerde Parachute Infantry: An American Paratrooper’s Memoir of D-Day and the Fall of the Third Reich gold als belangrijkste inspiratiebron voor Ambrose en diens bestseller. Webster zelf publiceerde na de oorlog ook nog een boek, maar dan over haaien. Tijdens een visserstrip zou David Webster in 1961 zijn omgekomen.
Sommige Easy Company-veteranen keerden pas terug naar Europa ná de release van Band of Brothers als boek en televisieserie. Edward ‘Babe’ Heffron en William ‘Wild Bill’ Guarnere, die altijd goede vrienden bleven, verzorgden tot op late leeftijd rondleidingen langs de beroemde slagvelden, spraken regelmatig op militaire bijeenkomsten en schreven hun eigen boek: Brothers in Battle, Best of Friends. Beide mannen overleden kort na elkaar, op 90-jarige leeftijd.
Misschien wel de markantste soldaat van Easy Company was luitenant Ronald Speirs. In de serie Band of Brothers speelt hij de hoofdrol in twee spraakmakende scènes. In de eerste rent Speirs als een soort onaantastbare superheld een door Duitsers bezet dorpje in, om even later zonder schrammetje weer terug te keren naar zijn eenheid. In de tweede lijkt het alsof Speirs eigenhandig een grote groep Duitse krijgsgevangenen neermaait vlak nadat hij hen persoonlijk voorzag van een sigaretje. Het eerste is waargebeurd; de tweede scène blijft nog altijd voer voor speculatie. Ronald Speirs ging in 1964 met pensioen als luitenant-kolonel en overleed in 2007, op 86-jarige leeftijd.
Wellicht de grootste held van Easy Company, als je die al zou mogen benoemen, was Richard Winters. Het respect onder de troepen van Easy voor hun luitenant, die commandant en uiteindelijk ook majoor werd, kende geen grenzen. Na de oorlog bleef Winters tot 1951 werkzaam bij de Amerikaanse strijdkrachten, hierna trok hij zich terug op een boerderij in Pennsylvania, aan de voet van de Blue Mountains. ‘Hier had ik eindelijk het gevoel dat ik de rust had gevonden die ik mezelf op D-Day had beloofd,’ schreef hij later.
Pas in 1987 keerde Winters terug naar Europa. Later werd hij gastdocent op de militaire academie van West Point en in 2006 publiceerde ook hij zijn memoires, in Beyond Band of Brothers. De leider van Easy Company is gehuldigd met talloze onderscheidingen én zijn eigen standbeeld in Frankrijk, maar een oorlogsheld heeft Winters zichzelf nooit willen noemen. ‘Ik koester de herinneringen aan een vraag die mijn kleinzoon me onlangs stelde toen hij zei: “Opa, was jij een held in de oorlog?” Ik zei: “Nee, maar ik heb in een gezelschap van helden gediend.”’ Richard Winters overleed op 2 januari 2011. De Eindhovense ereburger en Amerikaanse oorlogsveteraan werd 92 jaar.
Deel III: de serie
Nadat Stephen Ambrose in 1988 tijdens een reünie in New Orleans voor het eerst sprak met de mannen van Easy Company over hun ervaringen in de oorlog, wist hij direct dat hij een boek over de eenheid wilde publiceren. Band of Brothers: E Company, 506th Regiment, 101st Airborne: From Normandy to Hitler’s Eagle’s Nest, dat vier jaar later verscheen, was gebaseerd op talloze uren aan interviews met de Easy-veteranen, persoonlijke brieven en dagboeken van de soldaten en jarenlange research.
Steven Spielberg en Tom Hanks waren minstens zo enthousiast na het lezen ervan. Hanks begon aan een script voor een televisieserie en stuurde daarvoor zijn beste schrijver, Erik Jendresen, naar de boerderij van Richard Winters. Naast een innige vriendschap met de oorlogsveteraan keerde Jendresen ook terug met het verhaal voor Band of Brothers, een van de meest ambitieuze filmprojecten ooit gemaakt. Tienduizend figuranten, vijfhonderd sprekende rollen, een enorme filmlocatie op het Engelse platteland (waar het gros van de serie is gefilmd), complete modelsteden en 125 miljoen dollar budget; alles werd uit de kast getrokken.
Toen in 2001 een journalist van The Guardian de filmset in Hatfield bezocht voor een sfeerverslag, raakte ze diep onder de indruk. ‘Alleen al de hardware is indrukwekkend: tientallen tanks, jeeps, vrachtwagens en ambulances vullen de kolossale hangars. Op het voormalige vliegveld is een heel Belgisch dorp verrezen; in een andere hangar zijn enkele honderden dennenbomen vervoerd om het bos van Bastogne na te bootsen. De sneeuw op de bomen en op de grond smelt niet onder de lichten, want het is gemaakt van papier dat wordt geleverd door een bedrijf genaamd Snow Business. De Amerikaanse M1-Garandgeweren komen echt uit de oorlog. In de gevechtsscènes vuren de acteurs ze af met losse flodders.’
Over het absurde niveau van aandacht voor detail: ‘Een andere hangar herbergt de garderobe-afdeling, waar de acteurs en soms duizenden figuranten worden uitgerust met kostuums waarvan de historische details – zelfs tot aan het aantal naden dat is gebruikt in de replica’s van de 101st Airborne-badges – grenzen aan het obsessieve. Een hele subafdeling houdt zich bezig met het ‘verontrusten’ van de uniformen van de soldaten, zodat het lijkt alsof ze al weken in loopgraven leven.’
Voor de acteurs begon Band of Brothers met een eigen, intensieve bootcamp. Ron Livingston, de acteur die kapitein Lewis Nixon vertolkte, hield daarover een videodagboek bij. De beelden liegen er niet om. Een drilsergeant die constant naar de acteurs schreeuwt, tien dagen lang je gevechtsuniform niet mogen uitrekken (‘de laarzen voelen alsof ze van golfplaten zijn gemaakt’), nachtelijke wachtdiensten, iedere dag om zes uur ’s ochtends aftrappen met een uitputtende run van 8 kilometer en non-stop vuurwapenoefeningen, tactische manoeuvres en schijnvuurgevechten. ‘Sommige jongens huilden zichzelf de eerste avond tijdens de bootcamp in slaap,’ zei Scott Grimes, die de rol van Donald Malarkey speelde, over die voorbereidingen.
Maar toch: de bootcamp wierp zijn vruchten af. Het resulteerde in een televisieserie die nog altijd wordt geroemd om zijn realisme, rauwe actiescènes en waarheidsgetrouwe weergave van de Tweede Wereldoorlog. Van de twintig Emmy-nominaties won de serie er zeven, alsook een Golden Globe, en nog een kleine reeks onderscheidingen. CNN omschreef de serie als ‘een bijzonder verslag van een generatie burgersoldaten die reageerden toen ze werden opgeroepen om de wereld te redden voor de democratie, om daarna stilletjes terug te keren om de natie op te bouwen waar we nu allemaal van genieten en die we maar al te vaak voor lief nemen’. En The New York Times: ‘Een buitengewone tiendelige serie die perfect balanceert tussen het ideaal van heldendom en het brute geweld en de terreur van oorlog.’
En de Easy-veteranen zelf? Die waren verdeeld. ‘Het is onmogelijk om de gebeurtenissen perfect weer te geven. Maar ik durf te zeggen dat de serie zo waarheidsgetrouw mogelijk is,’ sprak William Guarnere na de première. Veel veteranen van de beste eenheid van de Tweede Wereldoorlog deelden die mening. Vooral acteur David Schwimmer had volgens de echte mannen van Easy Company de spijker op zijn kop geslagen met diens vertolking van de bloedirritante kapitein Sobel.
Maar één persoon was minder tevreden: Richard Winters. Toen Tom Hanks kort na de première aan de oorlogsheld vroeg wat hij van zijn serie vond, antwoordde hij: ‘Ik wou dat het authentieker was geweest. Ik hoopte op 80 procent realisme.’ Waarop Hanks antwoordde: ‘Majoor, dit is Hollywood. We zullen als geniaal worden bestempeld als we de werkelijkheid voor 12 procent kunnen nabootsen. Wij gingen voor 17 procent.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- US Army, WikiMedia