Premium

Hoe de Joodse Wrekers revanche wilden nemen voor de Holocaust

Oog om oog, tand om tand. Direct na de Tweede Wereldoorlog plannen vijftig overlevenden van de Holocaust de ultieme wraak: de moord op zes miljoen Duitsers via grote hoeveelheden arsenicum in het drinkwater. ‘De wereld zal weten dat we niet als schapen naar het slachthuis gingen!’ Later worden de plannen noodgedwongen bijgesteld.

Joodse wraak

Eind 1945. De Tweede Wereldoorlog is voorbij. De wereld likt haar wonden. Maar nu? Hoe nu verder? Volgens cijfers van de geallieerden zouden, los van alle collaborateurs in bezette landen, minstens 13 miljoen Duitsers vervolgd moeten worden voor hun aandeel in het naziregime. Een enorm aantal en alleen daarom al onbegonnen werk.

Besloten wordt om ‘slechts’ 3,5 miljoen Duitsers in staat van beschuldiging te stellen. Van hen wordt uiteindelijk één miljoen ook daadwerkelijk vervolgd. Al is ‘vervolging’ een groot woord, gezien de straffen. De meesten komen ervan af met een boete, een voorwaardelijke gevangenisstraf of een verbod op het bekleden van openbare functies.

Zachte heelmeesters, stinkende wonden. Het is alle Holocaust-overlevenden een doorn in het oog. Zij moeten zich maar tevredenstellen met het proces van Nürnberg, dat welgeteld 24 veroordelingen oplevert. En dat is het dan? Voor veel Joden is het niet te verkroppen dat een lijst met 13 miljoen medeplichtigen aan de Holocaust zo makkelijk wordt gereduceerd tot hooguit een paar honderd Duitsers die daadwerkelijk moeten boeten. Alsof je met dat kleine aantal ruim zes miljoen Joden kunt vermoorden. Onmogelijk!

Veel Joden weten het zeker. Het ontbreekt de geallieerden niet alleen aan tijd, maar ook aan de broodnodige wil. Want hoe zit het met al die andere schuldigen? De schoften die de zeventig concentratiekampen bewaakten? De sadisten die de deuren van de gaskamers op slot deden? De fabrikanten die Zyklon B produceerden? De pennenlikkers die alle treinen op tijd lieten rijden? En dan had je ook nog de vele honderdduizenden die dienstdeden bij de Gestapo, de SS en de SD. Om nog maar te zwijgen van alle Wehrmacht-soldaten die in Oost-Europa huishielden.

Het graf van Abba Kovner.

En dus zinnen veel, heel veel Joden op wraak. Een van hen is de dichter en oud-partizaan Abba Kovner. Een mager, wat iel ogend heerschap. Hij nam als jonge twintiger deel aan de mislukte opstand in het getto van Vilna (het huidige Vilnius), de hoofdstad van Litouwen.

Kovner was een van de weinige overlevenden. Hij ontsnapte via de riolen naar de bossen. Daar leidde hij een groep van vierhonderd Joodse partizanen. Jonge mannen en vrouwen die bijna allemaal hun complete familie hadden verloren. Kovner hield gloedvolle toespraken: ‘De wereld zal weten dat we niet als schapen naar het slachthuis gingen!’

Samen met zijn vierhonderd partizanen blies hij goederentreinen op, onderweg naar het Russische front. De groep saboteerde in totaal zo’n 250 kilometer aan spoorlijnen en liquideerde, volgens eigen cijfers, 212 Duitse soldaten. Het waren wrede confrontaties, daar in de Litouwse bossen. Niemand werd gespaard. Als vergelding moordden de Duitsers weer hele dorpen uit. Maar dat deerde Kovner niet: ‘Wij hebben al die burgers niet vermoord. Dat was de SS. Laten we nooit vergeten wie wie is.’

Wraak

En nu is de oorlog voorbij. De mensheid wil verder, maar dat is voor Kovner ondenkbaar. Het is voor hem onverteerbaar dat zo goed als alle Duitse gruwelen onbestraft blijven. De gedachte alleen al brengt hem bijna op de rand van de waanzin. Voor hem is de Holocaust een wond die de tijd nooit kan helen. Dat kan enkel wanneer de orde weer hersteld wordt, precies zoals vermeld in de Bijbel, Exodus 21:24. Oog om oog en tand om tand. De Duitsers met gelijke munt terugbetalen. Dus hoe kan wraak dan uitblijven? Het is zijn recht. De rekening vereffenen, als straf voor de poging van de nazi’s om de gehele Joodse cultuur uit te roeien. Wraak is waar alle zes miljoen vermoorde Joden geluidloos om schreeuwen.

Kovner ziet slechts één oplossing: het doden van zes miljoen Duitsers. Volgens hem een ‘noodzakelijke fase’ waar het Jodendom doorheen moet om weer met de wereld in het reine te komen. En hij is niet de enige die er zo over denkt. Kovner kent geen enkele Jood die niet geobsedeerd is door wraak.

Zo trok, direct na de oorlog, een groepje strijders van de Joodse Brigade, een eenheid binnen het Britse leger, door Duitsland. In hun vrachtwagen met op de zijkant de slordig geverfde tekst ‘Die Juden kommen’. Het groepje voerde zelf uitgesproken doodvonnissen uit. De meeste oorlogsmisdadigers werden opgehangen in hun eigen huis of in nabijgelegen bossen, op zo’n manier dat het zelfmoord leek.

Wilde geruchten deden de ronde. Een voormalig Gestapo-lid dat in het ziekenhuis lag, zou op een ochtend dood zijn aangetroffen in zijn bed. Sectie wees uit dat iemand kerosine in zijn aderen had gespoten. Hoeveel oorlogsmisdadigers door toedoen van de mannen van de Joodse Brigade aan hun eind kwamen, valt moeilijk te zeggen. De schattingen lopen uiteen van enkele tientallen tot meer dan honderd.

Ja, Kovner kent de verhalen. Maar veel liever ziet hij dergelijke wraakacties niet in het geniep gebeuren. Het moet juist in alle openheid én op grote schaal. Duitse mannen, vrouwen en kinderen zullen eraan moeten geloven. Iedereen. Als een bijbelse profetie. De Duitsers zullen weten dat er na de Holocaust geen weg terug meer is.

Plan A behelst de moord op zes miljoen Duitsers. Mannen, vrouwen, kinderen. Gewoon lukraak, precies zoals de nazi’s hadden gedaan

Kovner laat er geen gras over groeien. Hij begint met het rekruteren van zo’n vijftig mannen en vrouwen, bijna allemaal voormalige partizanen. Hij houdt gloedvolle toespraken. Als geen ander weet hij de woorden te vinden voor de wraakfantasieën die in al hun hoofden leven. Hij heeft het over Nakam, het Hebreeuwse woord voor ‘wraak’ – of ‘wrekers’. Een vergelding die, net als de Holocaust, van generatie op generatie zal worden doorgegeven. Als deel van de overlevering, zodat de mensheid er altijd van doordrongen zal zijn dat Joods bloed nooit straffeloos kan vloeien.

Nakam wordt ook de naam van zijn paramilitaire organisatie: de Wrekers. Kovner komt met twee plannen. Plan A en – als back-up – ook een plan B, maar daarover later meer. Plan A behelst de moord op zes miljoen Duitsers. Mannen, vrouwen, kinderen. Gewoon lukraak, precies zoals de nazi’s hadden gedaan. Oog om oog, tand om tand.

Hoe? Door in verschillende Duitse steden, op precies hetzelfde moment, de watervoorziening te vergiftigen. Het is een onconventioneel plan. Een van de Wrekers, Simcha Rotem, zou daar later over zeggen: ‘We overlegden enkele uren en besloten toen aan de slag te gaan. Zo simpel was het.’ Gekozen wordt voor de steden München, Hamburg, Weimar en Nürnberg. Berlijn komt niet in aanmerking, omdat die stad al compleet in puin ligt. In plaats daarvan spreekt Nürnberg het meest tot de verbeelding. De stad waar de nazi’s elk jaar hun massale partijbijeenkomsten hielden. Daar zullen ze het voelen!

Abba Kovner (staand in het midden) in het getto van Vilnius tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Voldoende gif?

Het plan vergt een grondige voorbereiding. Immers, hoe komen de Wrekers aan voldoende gif om zes miljoen Duitsers te vermoorden? Al snel blijken de benodigde hoeveelheden niet in Europa voorradig. Het gif zal van ver moeten komen.

In december 1945 worden de eerste twee leveringen arsenicum (dat geur- en smaakloos is) Duitsland in gesmokkeld, helemaal afkomstig uit Alexandrië, Egypte. Het gif zit verstopt in twee tubes tandpasta. Maar de hoeveelheid is bij lange na niet voldoende. Kovner beseft dat hij hogere functionarissen uit de Joodse gemeenschap in Palestina bij het complot zal moeten betrekken. Wellicht kunnen zij, via connecties, deuren voor de Wrekers openen die anders gesloten zouden blijven. Dus reist hij af naar Tel Aviv in het toenmalige Palestina, destijds nog onder Brits gezag.

Abba Kovner spreekt zijn manschappen van de Israel Defence Forces toe.

Intussen zitten de overige Wrekers niet stil. Een van hen weet een baan te bemachtigen bij de waterleiding van Nürnberg. Daar heeft hij binnen enkele weken niet alleen toegang tot de hoofdkraan, maar ook de beschikking over alle kaarten van het waterleidingsysteem. Intensief overleg volgt. Hoe zorgen ze ervoor dat het vergiftigde water alleen de wijken in Nürnberg bereikt waar Duitsers wonen, terwijl de stadsdelen waar families van Amerikaanse soldaten verblijven, worden gespaard? Naarmate de dagen en weken vorderen, wordt het plan voortdurend bijgesteld, want enkel Duitsers mogen het slachtoffer worden. Niemand anders.

Terug naar Tel Aviv. Daar ontmoet Kovner, naar eigen zeggen, Chaim Weizmann, een chemicus die later zowaar de eerste president van Israël zou worden. Hij geeft Kovner groen licht voor de operatie en brengt hem ook in contact met twee broers die hem 50 kilo arsenicum kunnen leveren. Al dient hier een aantekening te worden geplaatst. Historici betwijfelen of Weizmann echt van deze operatie op de hoogte was. Kovner zelf hield altijd vol van wel.

Hoe dan ook, hij heeft zijn vergif. Op 14 december 1945 stapt Kovner, onder een valse identiteit, aan boord van het Britse vrachtschip Champollion. Tezamen met 4500 Britse militairen die terugkeren van verlof. Het zal een lange tocht worden, helemaal vanuit Egypte naar het Franse Toulon. De 50 kilo arsenicum heeft Kovner verborgen in twaalf verzegelde emmers, zogenaamd boordevol melkpoeder.

Intussen weten leden van de Wrekers ook in München, Hamburg en Weimar de gemeentelijke watervoorziening te infiltreren. Simpelweg door te solliciteren. Ook bij hen duurt het vele weken om exact in kaart te brengen hoe ze het gif op zo’n manier kunnen laten stromen dat de wijken waar de geallieerde bezettingstroepen wonen niet geraakt worden. En dat is een probleem, want naarmate de tijd vordert, vermengen steeds meer geallieerden zich met de Duitse bevolking. Bovendien keren ook Joden terug.

Inmiddels zit de reis van Kovner er bijna op. Maar kort voor aankomst in Toulon klinkt zijn naam over de geluidsinstallatie van het schip. De Britse militaire politie wil hem spreken. Kovner schrikt. In paniek gooit hij al het arsenicum overboord, via het patrijspoortje in een van de toiletten.

Eenmaal aan wal wordt hij verhoord. Maar het lijkt niet over het gif te gaan. Kovner weet niet wat te denken. Waren de Britten enkel gealarmeerd door zijn valse papieren, of wisten ze daadwerkelijk meer?

Dat is een vraag waarover historici nog steeds bakkeleien. Volgens sommigen zou David Ben-Gurion (ook een latere premier van Israël) de Britten hebben getipt. Mogelijk omdat de uitvoering van het plan de Joodse claim op een eigen land, als genoegdoening voor de Holocaust, zou ondermijnen.

Kovner wordt weer terug naar Egypte gevaren. Daar belandt hij enkele maanden in voorlopige hechtenis. De Britse autoriteiten lijken niets van het complot te weten. Wel verdenken zij hem ervan lid te zijn van een ondergrondse Joodse organisatie, die tegen het Britse bewind in Palestina strijdt. Want waarom zou hij anders onder een valse naam reizen?

Vanuit de gevangenis weet Kovner de Wrekers in te seinen: ‘Het vergif is verloren gegaan. Stap over naar het back-upplan: Plan B.’

Plan B

Plan B is beter behapbaar en behelst de moord op circa twaalf- tot vijftienduizend SS’ers en andere prominente nazi’s. Die zitten gevangen in Stalag 13, een SS-gevangenkamp nabij Nürnberg. Om hen allemaal te doden, moet het arsenicum uit de beide tubes tandpasta voldoende zijn.

De operatie wordt geleid door Joseph Harmatz, de rechterhand van Kovner. Een van zijn Wrekers, de 23-jarige Leibke Distel, solliciteert in de bakkerij die al het brood levert aan het kamp. Daar vertelt hij, naar waarheid, een Joodse Holocaust-overlevende te zijn. En dat zijn oom in Canada een bakkerij heeft. Leibke wil graag het bakkersvak leren om straks in Canada de familietraditie voort te zetten. Hij wordt aangenomen.

Vanaf de eerste werkdag smokkelt Leibke kleine hoeveelheden arsenicumpoeder mee, onder zijn jas. Dat giet hij, vermengd met water, in glazen flesjes die hij weer verbergt onder een loszittende vloerplank in de bakkerij.

Leibke werkt nu tussen de Duitsers, voor het eerst sinds het einde van de oorlog. Het geeft hem een vreemd, onbestemd gevoel. Op een dag, tijdens de pauze, gaat het over de nazi’s. Zijn Duitse collega’s beweren nooit iets geweten te hebben van het lot van de Joden. Ze vragen Leibke alles te vertellen, alle gruwelen die hij als jonge partizaan heeft gezien. Dat doet hij. Maar zijn Duitse collega’s lijken hem nauwelijks te geloven. Het zijn hopeloze discussies die keer op keer uitlopen op ruzie.

Abba Kovner getuigt in de rechtszaak tegen Adolf Eichmann.

Zo werkt hij twee maanden in de bakkerij. Dan doet Leibke een ontdekking. De Amerikaanse bewakers eten allemaal het duurdere, witte stokbrood, terwijl de SS’ers uitsluitend goedkoop roggebrood krijgen. Opeens is de start van de operatie heel dichterbij. Vanaf dat moment gaat hij fluitend naar zijn werk.

De Wrekers prikken een datum. De nacht van zaterdag 13 op zondag 14 april 1946. Het is dan volle maan. Bovendien is op zaterdag slechts één bakploeg aanwezig en ook het aantal bewakers buiten is minimaal. Maar nog belangrijker: de voorraad brood die op zaterdag wordt gebakken, is dubbel zo groot, omdat op zondag niet gewerkt wordt. Zo kunnen de roggebroden het geur- en kleurloze arsenicum maximaal absorberen.

Die zaterdag smokkelt Distel twee Wrekers, waaronder Harmatz, de bakkerij in. Na werktijd verstoppen de drie zich. Wanneer iedereen weg is, mengen ze het arsenicumpoeder met lijm. De hoeveelheid gif moet voldoende zijn. Elk brood wordt altijd in vieren gedeeld en onder de gevangenen verdeeld.

Geholpen door het licht van de volle maan, smeren twee Wrekers de onderkant van alle roggebroden in. De een houdt het brood omhoog, de ander smeert. De derde Wreker is constant bezig met roeren, omdat het arsenicum anders naar de bodem van de emmer zakt. Het is een heel karwei. Als de eerste duizend broden erop zitten, omhelzen de drie elkaar. Dan gaan ze verder met de resterende tweeduizend.

Als ze na enkele uren klaar zijn, klimmen ze via een raam naar buiten. Twee van de drie maken zich uit de voeten richting Tsjechoslowakije. Het derde lid van de groep, Rachel Glicksman, blijft achter in Nürnberg, om verslag te doen van de dag die komen gaat.

Doofpot

Enkele uren later. Bij de bakkerij arriveren de eerste vrachtwagens die de broden naar het kamp moeten brengen. Vanaf een afstandje kijkt Rachel toe. De volgende dag ziet zij bij het kamp ambulances en andere auto’s af en aan rijden. Elke vorm van vervoer wordt ingezet. Er is paniek bij de kampleiding, iets is niet goed met het brood. Rachel spreekt enkele vrouwen van SS-gevangenen die in de buurt wonen. Volgens hen zijn meer dan duizend gevangenen vergiftigd. Ze worden allemaal naar het ziekenhuis gebracht. Van iedereen moet de maag moet worden leeggepompt.

Maar hoeveel stierven er? In de dagen die volgen, houdt de kampleiding de lippen stijf op elkaar. Maar één Joods-Amerikaanse officier praat zijn mond voorbij. De Amerikanen zouden het voorval in de doofpot stoppen om zo een internationale, politieke rel te voorkomen. Hij vertelt Rachel dat van alle zieke SS’ers er 860 een pijnlijke dood zijn gestorven. Anderen die zij spreekt, hebben het over drie- tot vierhonderd doden.

Zo gaan een dag of twee voorbij. Officieel wordt niets bekendgemaakt. De Amerikanen zwijgen in alle talen. Onderwijl doen tal van geruchten de ronde, die ook de pers bereiken. Zo meldt Associated Press dat circa tweeduizend kampgevangenen een maagvergiftiging hadden opgelopen en sommigen in zeer ernstige toestand verkeerden, maar dat niemand is overleden. De Herald Tribune schrijft dat 1800 SS’ers vergiftigd zijn, maar het onduidelijk is hoeveel er gestorven waren. In Tsjechoslowaakse kranten verschijnt een klein bericht dat enkele honderden SS’ers zijn overleden, ondanks Amerikaanse pogingen om hen te redden.

Op 20 april 1946 meldt The New York Times dat honderden, zo niet duizenden SS’ers ‘ernstig ziek’ zijn geworden, vergiftigd door arsenicum in hun brood

Een artikel in de Süddeutsche Zeitung rept over 3700 vergiftigde, Duitse gevangenen. Van hen zouden er 860 zijn overleden. De krant meldt ook dat de aanslagplegers het gif ‘met grote vaardigheid’ op de onderkant van de roggebroden hebben aangebracht.

Welke aantallen wel en niet kloppen, zal voor altijd onduidelijk blijven. Op 20 april 1946 meldt The New York Times, op pagina zes, dat honderden, zo niet duizenden SS’ers ‘ernstig ziek’ zijn geworden, vergiftigd door arsenicum in hun brood. Van enkele honderden zou de maag zijn leeggepompt. Weer vier dagen later schrijft de Süddeutsche Zeitung dat welgeteld 207 vergiftigde SS’ers zouden zijn opgenomen in het ziekenhuis. Iedereen overleefde. Mogelijk was het vergif dus toch te zwak.

Wat is nu werkelijk gebeurd? Niemand die het weet. Zouden de Amerikanen de aanslag onder het tapijt willen vegen? De meeste Wrekers reageren teleurgesteld. Immers, nu weet de wereld nog steeds van niets. Andere Wrekers zijn positiever. Het feit dat de daad is gepleegd, is voldoende. Harmatz, de leider, zou overigens tot zijn dood in 2016 hebben volgehouden dat zo’n driehonderd SS’ers het loodje hadden gelegd. Spijt of gewetenswroeging had hij niet: ‘De nazibeulen zouden hun geweten moeten onderzoeken. Niet wij.’

Kovner, inmiddels vrijgelaten door de Britten, ziet geen brood meer in verdere acties. Als een jaar later, in 1947, Israël wordt gesticht, trekt hij daar naartoe om te helpen het land op te bouwen. Hij vestigt zich in de Ein HaHoresh-kibboets in centraal Israël. Daar groeit hij uit tot een van de beroemdste Israëlische dichters.

Estse oorlogsmisdadiger 

Maar dat betekende niet ook automatisch het einde van de Wrekers. Enkele leden blijven zelfs actief tot het begin van de jaren zestig. Ze reizen naar Zuid-Europa, Latijns-Amerika en Canada. Wat daar allemaal gebeurde, is neergeschreven in de memoires van drie Wrekers. Zo schrijft een van hen, Elkins, hoe hij met een klein commando de Estse oorlogsmisdadiger Aleksander Laak weet te traceren. Laak is als luitenant verantwoordelijk voor de dood van duizenden Joden in het concentratiekamp Jägala in Estland. Hij blijkt onder een andere naam in een voorstadje van het Canadese Winnipeg te wonen. Als zijn vrouw op een avond naar de bioscoop is, valt het commando zijn huis binnen. Laak begrijpt dat genade een gepasseerd station is. Hij accepteert het aanbod van Elkins en zijn mannen: als hij nu zelfmoord pleegt, zal zijn vrouw geen haar worden gekrenkt. Dat doet hij, in de garage. Staand op de motorkap van de auto van de Wrekers, hangt hij zichzelf op.

Uiteindelijk komen de Wrekers zelf met hun verhaal naar buiten. In 1985 leggen ze, als Kovner niet meer lang te leven heeft, hun verklaringen op band af. In 1998 maken ze hun opnames publiek. Want, waarom ook niet? Als bejaarden hebben ze niets meer te verliezen. Bovendien, familie en vrienden zijn allang op de hoogte. Zij begrijpen de wraakacties. Niemand die hen als moordenaars ziet.

Een van de Wrekers die dan nog in leven is, is Harmatz. De Duitse regering overweegt nog even om Israël, waar hij inmiddels woont, te vragen om uitlevering, op verdenking van moord. Maar twee jaar later, in 2000, seponeert het Duitse openbaar ministerie alle zaken tegen leden van Nakam, wegens ‘ongebruikelijke omstandigheden’.

En dat is de geschiedenis van Nakam, de wraak voor de Holocaust. Al zijn de dan nog levende leden het, in retrospectief, over één ding eens: de grootst denkbare wraak vond plaats op 14 mei 1948. De stichting van de Joodse staat Israël.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct