Nieuwe Revu ontmoet Sebastien Valkenberg
Sebastien Valkenberg is filosoof en schrijft columns en artikelen voor onder meer Het Financieele Dagblad, EW en De Telegraaf. Hij schreef onder meer de boeken Policor in de polder – Hoe politieke correctheid Nederland dom maakt (2021), Op denkles – Hoe wapenen we ons tegen ‘Iedereen heeft zijn eigen waarheid’ en andere modieuze denkbeelden (2015) en Geluksvogels – Of waarom we het nog nooit zo goed hadden (2010).
Zijn nieuwste boek In het voetspoor van de vooruitgang – Over uitvindingen die de wereld gaan redden verschijnt dit najaar. Daarnaast trekt Valkenberg met de Bende van de Vooruitgang langs de theaters met een optimistische revue. Voor McKinsey ontwikkelde hij een tweedaagse filosofiecursus en aan de Vrije Universiteit te Amsterdam geeft hij colleges en workshops, onder meer over wetenschapscommunicatie.
Waarom maakt politieke correctheid ons dommer?
‘Omdat de drie onderdelen van politieke correctheid – diversiteitsbeleid, identiteitsdenken en de obsessie met veiligheid – de aandacht afleiden van wetenschappelijke prestaties. Het onderzoeken van teksten gaat ineens niet meer om inhoudelijke argumenten, maar bijvoorbeeld om de vraag wie het heeft geschreven.
Zo werd op een gegeven moment de discussie gevoerd of Multatuli nog wel aangehaald mag worden in een debat over kolonialisme. Ik zeg: natuurlijk wel, Max Havelaar is misschien wel de grootste roman in de Nederlandse geschiedenis en bracht de discussie op gang over het cultuurstelsel in de koloniën. Maar het argument van de tegenstanders luidt dat de schrijver een verkeerde huidskleur heeft: hoe kan hij als witte man spreken over kolonialisme, misschien zelfs wel namens de gekolonialiseerden? Je kunt vast van alles op Multatuli en zijn werk aanmerken, maar zeg dan iets in de richting van: dit heeft hij niet goed gezien. Of desnoods: stilistisch valt er dit en dat aan te merken op zijn boek. Dan krijg je wél een inhoudelijke discussie.’
Wat bedoel je met die veiligheidsobsessie?
‘Naar mijn smaak hechten we te veel waarde aan het mogelijke effect van teksten. De angst om iemand eventueel te kwetsen is groot. Iemand als filosoof en universitair docent Floris van den Berg laat sommige fragmenten niet meer zien in zijn colleges omdat hij bang is dat er slechte reacties op komen, en hij is zeker niet de enige. Dat raakt aan de academische vrijheid, die er juist voor zou moeten zorgen dat een docent, en hij alleen, zijn colleges zo inricht dat de inhoud het beste voor het voetlicht komt.
In de Verenigde Staten is die correctheid helemaal doorgeschoten. Daar worden sommige afbeeldingen, zoals van de profeet Mohammed, niet meer getoond in de collegezalen. Dus niet alleen cartoons, alsof iemand dat nog durft, maar historische afbeeldingen uit de 14de eeuw tijdens een kunstcollege. Dat geeft in een notendop de bloedarmoede van het universitaire onderwijs en onderzoek aan. Politieke correctheid – of woke, wat grofweg hetzelfde inhoudt – creëert een armoedig geestelijk klimaat, terwijl de zoektocht naar waarheid juist een rijk en gul intellectueel klimaat veronderstelt.’
Politieke correctheid als belemmering van de waarheidsvinding.
‘Ja, de waarheid is vaak een nukkig ding. Ze komt niet altijd goed uit en is niet altijd welgevallig. Demonstrerende studenten aan de Humboldtuniversiteit in Berlijn hadden laatst een vlag opgehangen waarop ze eisten dat de daar werkende Nederlandse hoogleraar sociologie Ruud Koopmans aangepakt werd. Dat is schokkend om te zien. Koopmans is kritisch op de multiculturele samenleving en spreekt zich daar ook over uit, maar doet dit op basis van empirisch materiaal: hij schiet niet zomaar uit de heup. Maar zijn critici vinden de uitkomsten van zijn onderzoek discriminerend. Het illustreert wat ik zei: door politieke correctheid, omdat bepaalde onderzoeksuitkomsten onwelgevallig zijn, gaan we het inhoudelijke debat uit de weg.’
In je boek over politieke correctheid schrijf je dat dat gedachtegoed niet zomaar excuses of een debat met fluwelen handschoentjes eist, maar keiharde offers.
‘Er zit een grote verbetenheid in de politiek correcte beweging. Denk aan voetbaltrainer Ron Jans die in de Verenigde Staten werd ontslagen toen hij in de kleedkamer een lied meezong waarin het n-woord zit. Hij had niets kwaads in de zin en bood direct zijn excuses aan, maar dat mocht niet baten. De publieke opinie wilde, nee eiste ontslag en kreeg dat ook. Daar zit iets heel onverzoenlijks in.’
Waarom eist politieke correctheid die offers, om voorbeelden te stellen?
‘Dat denk ik niet, dat suggereert iets berekenends. Zo van: we grijpen nu even ferm in, maar over een jaar of vijf kunnen we er een stuk ontspannener mee omgaan. De onverzoenlijkheid van politieke correctheid hangt samen met een manicheïstisch wereldbeeld van goed tegenover kwaad, slachtoffers versus daders, gekolonialiseerde versus kolonisator. Het is lastig daar iemand in te passen die misschien gewoon een faux pas heeft gemaakt.’
Wanneer maakte politieke correctheid de oversteek van de Verenigde Staten naar Europa?
‘De Duitse schrijver Heinrich Heine zou gezegd hebben dat in Nederland alles vijftig jaar later gebeurt dan in de rest van de westerse wereld. Met politieke correctheid is dat wel een beetje het geval, al is het misschien eerder dertig dan vijftig jaar. In de Verenigde Staten waren er eind jaren tachtig al felle discussies over politieke correctheid. Die zie je sinds een jaar of vijf, misschien tien vrijwel een-op-één terugkomen in Nederland. Dat wil niet zeggen dat er voor die tijd nooit sprake was van besmuikt spreken. Zo verdwenen bij de gemeente Amsterdam rapporten in de la die lieten zien dat Marokkaanse jongeren aanzienlijk vaker in de criminaliteit zitten dan autochtone jongeren.
Europese universiteiten begonnen politieke correctheid vanaf de jaren tien van deze eeuw te institutionaliseren. Diversity officers en diversiteitsbeleid kwamen op. Ineens ging het hier ook over de vraag of de samenstelling van de studentenpopulatie wel een afspiegeling van de maatschappij is en of er nog kwetsende boeken in de collectie zitten. Het politiek correcte gedachtegoed zat voorheen weggestopt bij radicale universitair docenten op de faculteit filosofie, sociologie of ergens anders in de zachte hoek. Zo iemand kon precies hetzelfde roepen als een diversity officer, maar had weinig macht. Dat is nu wel anders. Diversity officers adviseren het college van bestuur, dat vaak zelf niet zoveel van het onderwerp af weet. Omdat politieke correctheid geïnstitutionaliseerd is geraakt, krijg je een trickle down-effect en moeten alle faculteiten en diensten op de universiteit erin mee.
Met de recente bezettingen van de universiteiten in het licht van de oorlog tussen Israël en Hamas hebben we een volgende fase bereikt. Het militante activisme wat we nu zien is woke in overdrive, al geven natuurlijk niet alle studenten zich daaraan over. Dat is wat je krijgt als je de wereld beziet door een bril van kolonisator versus gekolonialiseerde.’
Op sommige punten lijken politieke correctheid en woke over hun hoogtepunt heen.
‘Er zijn inderdaad wat lichtpuntjes. Sommige universiteiten maken op het vlak van politieke correctheid terugtrekkende bewegingen. Zo heeft de Massachusetts Institute of Technology – geen lullig clubje zou ik zeggen – recent bepaald dat het voor medewerkers niet meer noodzakelijk is om de diversiteitsverklaring te ondertekenen, omdat het tot denkdwang zou leiden. Het ondertekenen van die verklaring diende voorheen als een soort geloofsbelijdenis. Vermoedelijk is het niet toevallig dat juist MIT deze stap zet. Universiteiten gespecialiseerd in bètavakken hebben over het algemeen minder met woke. Je kunt de zwaartekracht dekoloniseren wat je wil, maar tsja, die appel blijft maar naar beneden vallen.’
Hoeveel last hebben de Nederlandse universiteiten nu echt van politieke correctheid?
‘Het is lastig om zoiets precies uit te drukken, maar het aantal mensen dat zegt er last van te hebben is groot. Denk behalve aan eerdergenoemde Floris van den Berg bijvoorbeeld ook aan de Vlaamse filosoof Maarten Boudry aan de Universiteit Gent. Hij heeft een open brief geschreven waarin hij zich verzet tegen de academische boycot van Israël. Volgens Boudry waren er veel collega’s van statuur die bij hem aangaven dat ze wel achter zijn initiatief staan, maar de brief niet durfden te ondertekenen. In dit gure klimaat houden zij zich blijkbaar liever gedeisd: dan maar zelfcensuur. Kennelijk is de denkdwang aan de universiteiten groot.’
Wie zijn daar het grootste slachtoffer van?
‘De wetenschappers die aan het begin van hun loopbaan staan. Als jij een tijdelijke of halve aanstelling aan de universiteit hebt, dan denk je wel drie keer na voordat je je handtekening onder zo’n open brief zet. Een hoogleraar die tegen het einde van zijn loopbaan aan zit, kan zich makkelijker uitspreken. Maar misschien zijn de grootste slachtoffers van politieke correctheid wel de studenten. Stel: je bent een jaar of achttien, komt net van het vwo en alles wat je hoort op de universiteit is nieuw. Althans, laat ik voor mezelf spreken: toen ik ging studeren maakte het indruk dat dé expert voor de groep stond. Die expert heeft de plicht om kennis op een evenwichtige manier te brengen. En stel dat je dan Edward Said wil behandelen, de in 2003 overleden Palestijns-Amerikaanse literatuurwetenschapper die ook voorvechter van de Palestijnse zaak was.
Het gaat me er niet om dat je hem helemaal niet op het curriculum mag zetten, maar zet er in ieder geval iets tegenover. Of ga je zes weken lang alleen maar benadrukken hoe goed Said het allemaal wel niet had gezien? Over gebrek aan diversiteit gesproken. Politieke correctheid zorgt ervoor dat studenten niet meer leren om intellectueel weerbaar te zijn en minder eelt opbouwen.’
‘Politieke correctheid zorgt ervoor dat studenten niet meer leren om intellectueel weerbaar te zijn en minder eelt opbouwen’
Wat valt daaraan te doen?
‘Het is geen probleem zoals een vervelende hoofdpijn, je kunt het niet oplossen met een paracetamolletje. Maar we staan niet machteloos. Ik denk dat een verandering van ons taalgebruik al zou helpen. Ik wil het woord safe space niet meer horen. En ik zou het ook goed vinden als beleidsmakers op de universiteit hun personeel wat meer rugdekking zouden geven. Als een docent in opspraak komt, kun je meebuigen met de klagers en hem zijn baan afnemen. Of je kunt zeggen: nou, laten we eerst even rustig kijken wat er echt is gebeurd.’
Ook buiten de universiteiten rukt het militante activisme op.
‘Politieke correctheid speelt het sterkst op de universiteiten, maar je ziet het ook in andere domeinen. Ambtenaren die het niet eens zijn met het Nederlandse Israëlbeleid doen sit-ins voor het ministerie, al zijn zij niet echt militant te noemen. Ze trekken geen klinkers uit de straat om de ME mee te bekogelen. Het probleem van de demonstrerende ambtenaren raakt ook aan een principieel punt. Als ambtenaar dien je je eigen mening voor je privétijd te bewaren. En als het echt zo beklemmend en urgent wordt dat je je niet meer kunt verenigen met je werk, zou ik zeggen: ga op zoek naar een andere betrekking. “Activistische ambtenaar” is eigenlijk een contradictio in terminis.
Ook in de journalistiek rondom kunst en cultuur zie je een verbeten activisme. Sla de Volkskrant open en er staat weer een turfstuk in. Een auteur heeft gekeken naar de geschiedenis van opera, en verrek: bijna alle componisten waren wit en man! En daar wordt dan drie pagina’s voor ingeruimd. Er zit vaak een verontwaardiging doorheen die niet zoveel met berichtgeving te maken heeft. Het is duidelijk wat de lezer geacht wordt te denken: zie je wel in wat voor slechte traditie opera staat, en die duurt nog altijd voort. Alsof het toch een tikkeltje fout is om naar het muziektheater te gaan. Doodzonde als iemand daarom bijvoorbeeld niet naar La Bohème van Puccini zou gaan, een van de aangrijpendste opera’s ooit.
Diversiteit is maar net hoe ver je bereid bent in- of uit te zoomen. Je kunt natuurlijk een enorm gebrek aan diversiteit in de opera vaststellen door erop te wijzen dat alle componisten wit en man zijn. Maar als je kijkt naar in wat voor verschillende tijden de muziekstukken zijn gemaakt en hoe verschillend de achtergrond van de componisten was, dan zie je een ontzettend breed palet.’
‘Slechts 9 procent van de wereldbevolking leeft in extreme armoede. Dertig jaar geleden was dat nog 34 procent. Maar wie vertelt dat verhaal?’
Tegelijkertijd zijn discriminatie en ongelijkheid reële problemen waar de maatschappij iets aan zal moeten doen.
‘Zeker, en natuurlijk is er discriminatie. Het lijkt me zo evident dat ik het nauwelijks durf uit te spreken. Maar ik heb sterk de indruk dat het probleem groter wordt gemaakt dan het in werkelijkheid is. In het verklaren van het probleem blijft wat ik noem de prozaïsche verklaring vaak ook achterwege. De snelle reactie op ongelijkheid is meestal om het te wijten aan discriminatie en geheimzinnige onbewuste structuren.
Een voorbeeld: bijna alle studenten filosofie zijn wit. Dan kun je meteen discriminatie gaan roepen, maar je kunt ook iets beter kijken. Veel kinderen van eerste generatie allochtonen kiezen namelijk niet voor vage studies als filosofie, waar je later geen droog brood mee kunt verdienen, maar voor economie of farmacie. Dat is ook wel begrijpelijk als je ouders of grootouders nog bittere armoede hebben gekend. Wanneer je als nieuwe generatie dan de kans krijgt om te studeren, kies je voor een richting waarmee de kans groot is dat je een goede boterham kunt verdienen. Trek dus niet meteen de racistische kaart. Ongelijkheid betekent niet altijd onrechtvaardigheid, die denkfout komt te vaak terug in de discussie. Dat betekent niet dat racisme helemaal geen rol speelt, maar het is slechts een van de mogelijke verklaringen.’
Wat als discriminatie inderdaad een rol speelt?
‘De reactie om het recht te trekken is dan meestal om met quota te gaan werken. Daar ben ik sceptisch over. Kijk naar vrouwen die hun promotieonderzoek moeten onderbreken omdat ze zwanger worden. Na de bevalling komen ze terug, maar bij hun promotie hebben ze netto minder onderzoekstijd gehad dan mannen. Het is logisch dat zich dat op een gegeven moment wreekt. Met het instellen van quota help je vrouwen niet, wel met een regeling waarmee ze hun verloren onderzoekstijd terugkrijgen. Maatregelen die de kansengelijkheid vergroten zie ik helemaal zitten, maatregelen die de uitkomstengelijkheid vergroten niet.’
Regelmatig klinkt de kritiek dat de meritocratie als maatschappijmodel niet meer werkt.
‘Laten we de scherpste randjes van de meritocratie afhalen, maar dat is iets anders dan het ideaal overboord kieperen. Dan zou je de band tussen inspanning en beloning ontkennen. Het klopt dat je niet altijd wordt beloond voor hard werk, er kan bijvoorbeeld ook domme pech in het spel zijn. Maar je kunt het wel omdraaien: als je helemaal niet je best doet, dan weet je vrijwel zeker dat er geen beloning komt. In een groot deel van ons handelen zijn we ontzettend meritocratisch ingesteld, bijvoorbeeld als ouders tegen hun kinderen zeggen dat ze hun best moeten doen op school. Alleen in geleerde betogen, afkomstig van de kletsende klasse, wordt het iets griezeligs waar we vanaf moeten. Ik zou niet weten welk ander ordenend principe dan de meritocratie we zouden moeten hanteren en ik zou ook geen ander principe willen.’
Hoe kijk je naar de voorstellen om ongelijkheid te verkleinen door extreme rijkdom aan te pakken?
‘Een filosoof als Ingrid Robeyns pleit voor het aftoppen van hoge inkomens. Maar dan vraag ik me af: is het erg dat er rijke mensen zijn, of is het erg dat er nog arme mensen zijn? Vooral dat laatste, lijkt mij. Voor het oplossen van armoede kun je best geld van extreem rijken willen afpakken, maar dat is een vorm van spreadsheetdenken waarin je makkelijk kunt slepen met kolommen en tabellen. Het ligt in werkelijkheid veel complexer.
Kijk naar een land als Haïti, een van de armste landen ter wereld. Dat komt niet omdat rijke mensen hun geld niet willen afstaan, maar omdat het een failed state is, waardoor het onmogelijk is voor de bevolking om welvaart op te bouwen. Overigens gaan we mondiaal de goede kant op met de welvaart. Slechts 9 procent van de wereldbevolking leeft in extreme armoede. 9 procent! Dertig jaar geleden was dat nog 34 procent. Maar wie vertelt dat verhaal? Natuurlijk is dat nog steeds te veel, zeker als je de armoede in absolute aantallen bekijkt, maar dat poetst de triomf niet weg. De nadruk ligt te veel op het slechte nieuws en te weinig op de vooruitgang die we boeken.’
Daar komt je vooruitgangsgeloof om de hoek kijken.
‘Ik spreek liever van vooruitgangsvertrouwen, want geloof suggereert iets irrationeels. Met de Bende van de Vooruitgang, waarmee ik door de theaters toer met een optimistische revue, benadrukken we dat er voldoende redenen zijn om vertrouwen te hebben in de toekomst. Op het podium willen we laten zien dat het leven door technologische vondsten echt veel beter is dan honderd, tweehonderd, vijfhonderd jaar geleden. Dat kun je met 53 sheets uitgebreid gaan uitleggen, maar wij stemmen de vorm af op de inhoud.
Dus ik kom het podium op met een grote zak kunstmest over mijn schouder. Die zet ik neer op de planken met de mededeling dat kunstmest de grootste uitvinding aller tijden is. Waarom? Omdat 3,5 miljard mensen hun leven eraan te danken hebben. Zij waren anders van de honger omgekomen. We weten allemaal wie de grootste massamoordenaars uit de geschiedenis zijn, maar niemand weet wie de uitvinder is van de kunstmest. Dat is Fritz Haber. Het zegt iets over onze cultuur dat er veel aandacht is voor de grootste schurken, maar onze helden eigenlijk niet zo bekend zijn. Laten we hen wat meer eren.’
Is er te weinig oog voor de vooruitgang?
‘Er is wel een boel somberte, zeker bij filosofen en andere collega’s, ja. De grondtoon is pessimistisch. Filosoof Lisa Doeland schrijft in haar boek Apocalypsofie dat we moeten leren uitsterven. Dan denk ik: ja jongens, kom op zeg, dat is einde oefening. Dat begint te lijken op defaitisme, het verlangen naar de ondergang haast.’
Het zal niet meevallen om je vooruitgangsvertrouwen over te brengen op de mensen die je eigenlijk zou willen bereiken. In het debat schreeuwt iedereen langs elkaar heen.
‘Ik heb inderdaad nog niet meegemaakt dat iemand die wil dat we mikken op economische ontgroei opeens tegen mij zegt: “Verrek Valkenberg, je hebt me overtuigd!” Omgekeerd geldt dat ook, laat ik mezelf niet vrijpleiten. Zo snel geven we onze standpunten niet op.
Toch is dat geen reden tot cynisme. Heb een beetje vertrouwen in de kracht van ideeën. Iets anders hebben we niet. Dus ik blijf mijn columns, artikelen en boeken schrijven en blijf de planken op gaan. Zo draag ik bij aan de debatcultuur die we moeten koesteren. Soms lijkt het een kakofonie, maar dat is nu juist de aard van het vrije debat. Daarmee zijn we terug bij het begin van ons gesprek. Wat ons onderscheidt van Iran, Rusland, China en dat soort landen is dat er hier wel zuurstof is voor een rijke discussiecultuur. Laat de ideeën maar botsen!’
- Janetta Verheij