Luuk Koelman

Luuk Koelman: 'In november vragen miljoenen mannen met 'Movember' aandacht voor prostaatkanker'

'Ik vertel aan de man met de imposante druipsnor hoe ik zelf via de huisarts, die direct een vinger in mijn anus stak, bij de uroloog belandde voor verder onderzoek' 

Luuk Koelman

‘Nee, ik draag altijd een snor,’ antwoordt de man aan de toog. Zijn imposante druipsnor hangt in alle rust boven een vers getapt glas witbier. ‘Geweldige moustache!’ roep ik. Ik vertel hem dat de hele maand november miljoenen mannen overal ter wereld hun snor laten staan. Zo vragen ze aandacht voor prostaatkanker. Veel te veel mannen durven namelijk niet naar hun huisarts omdat ze zich schamen voor hun plasproblemen. Maar dat is nergens voor nodig!

Ik kruip op de barkruk naast snorremans en steek van wal. Ooit onderging ik namelijk óók een prostaatonderzoek. Omdat ik zo belachelijk vaak naar de wc moest. Ja, dat mag meneer best weten. ‘Via mijn huisarts, die direct een vinger in mijn anus stak, belandde ik dus bij de uroloog. Van hem mocht ik ook even bukken. Waarna hij vroeg of zijn assistent in opleiding ook een keer mocht? Een wat verlegen jongen doemde achter me op. Ja, zijn eerste keer. Enfin, zo voelde het ook. Een heel verlegen vingertje. Aansluitend mocht ik in een trechter plassen, aangesloten op een computer. De uroloog wees na afloop op het veel te lage grafiekje dat net uit de printer was gerold. Een dieper kijkje daarbinnen was wel nodig. Dus daar lag ik, enkele weken later, met ontbloot onderlichaam en de benen gespreid in beensteunen. Klaar voor het inkijkje. Nadat een verpleegster zonder al te veel plichtplegingen verdovingsvloeistof in mijn urinebuis had geïnjecteerd, dook de uroloog weer op. Hij vertelde me dat hij het camerabuisje met een grote hoeveelheid water in mijn urinebuis ging schuiven. Ik moest vooral niet proberen te plassen. Hij keek er voor mijn gevoel veel te vrolijk bij.’

Aan de toog schudt snorremans nu bleekjes het hoofd: ‘Maar… Ik dóé helemaal niet mee met dat prostaatgedoe. Ik draag altijd een snor. Dat zei ik toch al?’

Alsof mij dat iets kan schelen! Nee, dan zo’n teer urinebuisje waar godbetert een complete camera doorheen wordt geduwd. Ik houd een lange verhandeling over het elastisch vermogen van de vagina. Vrouwen bij wie met veel glijmiddel een voorverwarmde eendenbek naar binnen wordt geschoven. Lijkt mij hemels!.

‘Enfin, na het nodige gefrunnik zat het apparaat erin,’ vervolg ik mijn relaas, ‘alles in mij borrelde en stroomde. Ik mocht zelfs meekijken! Toen de uroloog de monitor draaide, zag ik waterbelletjes. Net planeten. Het leek wel een aflevering van Star Trek! Zo scheerden we door het universum, de uroloog en ik, onderweg naar onbekende horizonten. Nou ja, richting blaas dus. Maar die gaf niet mee!’

Net als ik wil vertellen hoe de uroloog – met het camerabuisje als stormram – mijn blaas tóch open wist te raggen, staat snorremans op en beent naar de uitgang. Weg is ie. Op de toog nog steeds zijn volle glas witbier. Jammer. Ik was nog helemaal niet klaar met mijn verhaal over de eerste brandende plas, na afloop van deze urologische endoscopie.

Gelukkig zag ik hem een week later weer in hetzelfde café. Ik herkende hem bijna niet, zo zonder snor, maar bedacht me geen moment. Snel naar hem toe!