Deze week een onverstaanbaar heerschap dat betrapt werd met een brok amfetamine in zijn auto.
Met een flinke zwaai knalt de deur van de rechtszaal open. Door de deur hobbelt meneer V. met een chagrijnig gezicht naar binnen, gevolgd door zijn advocaat, die een verontschuldigend gebaar maakt naar de bode en de griffier. V. gaat met een kwade frons zitten, en slaat mopperend zijn armen over elkaar heen, om achterovergezakt te wachten op wat er komen gaat. Weer kijkt de advocaat van meneer V. een beetje verontschuldigend rond, nu in de richting van de rechter en de officier van justitie.
Ze dachten dat u onder invloed was vanwege wit spul onder uw neus, en vanwege het feit dat u erg grote pupillen had
Meneer V. is een lijvige man die, los van de verontwaardiging over het feit dat hij hier in de rechtbank zit, vrij blanco uit zijn ogen kijkt. V.’s advocaat fluistert wat in zijn oor. Nukkig schudt V. met zijn hoofd, en gaat verzitten.
‘Goed, meneer V.,’ begint de rechter het standaardpraatje over het feit dat V. niets hoeft te zeggen, maar vooral heel goed moet opletten. V. haalt zijn schouders op. ‘U bent hier vandaag omdat u verdacht wordt van het feit dat u reed onder invloed, en 35 gram amfetamine in uw auto had liggen. En dat u die dag ook nog eens uw medewerking aan een bloedonderzoek heeft geweigerd. In uw busje lag een schort, en in dat schort zat een bakje, en in dat bakje zat de amfetamine. Wilt u daar eens wat over vertellen, meneer V.?’
Harddrugs
V. mompelt iets onverstaanbaars. Een soort mengvorm tussen West-Vlaams, Helmonds en onverstaanbaar Frans.
‘Pardon,’ probeert de rechter een keer, voorzichtig.
Doar wis ik niks van, van da bakske. Ik heb bij mensen opgeruimd, na carnaval. Dat schort heb ik in d’n auto gesodemieterd. Ik wist het eigenlijk al niet meer.
‘Hoe bedoelt u?’
‘Ach,’ bromt meneer V. nog altijd vrij onverstaanbaar. ‘Het is zo lang geleden al.
‘Maar,’ dringt de rechter toch even aan, ‘gebruikt u amfetamine?’
Boos schudt meneer V. met alles wat hij in zich heeft van niet. Zijn advocaat probeert hem een beetje te sussen. Dan bemoeit ook de officier van justitie zich ermee. Hij probeert met een empatisch gezicht toenadering te zoeken.
‘U lijkt me, als ik heel eerlijk ben, meer iemand voor een borreltje dan iemand voor harddrugs.’
Meneer V. mompelt wat onverstaanbaars en knikt ja. De griffier tikt onverstoorbaar door, alsof hij geen enkele moeite heeft de woorden van de beklaagde te ontcijferen. Dan ineens, als een donderslag bij heldere hemel, loopt meneer V. leeg. Terwijl hij praat buitelen zijn woorden haast over elkaar heen naar buiten. ‘Ze vroegen of ik wilde meewerken aan het onderzoek. Ja, zei ik eerst, maar toen moest ik daarna ook nog eens helemaal mee naar politie, in een busje. Ja hé, ja, toen dacht ik: ho ho ho, maar dat ga ik niet doen.Dus toen wilde ik niet meer.’
Tirade
Even kijkt V. naar zijn advocaat. Die knikt en kijkt voorzichtig in de richting van de rechter, die stug blijft proberen het gesprek in goede banen te leiden. ‘Maar meneer, even terug: de politie zag uw bus rijden...’
‘Nee, ik stond stil!’ moppert V..
‘U kwam uit Uden, lees ik hier. En op dat politiebureau dachten de mensen dat u onder invloed was vanwege wit spul onder uw neus, en vanwege het feit dat u erg grote pupillen had. En vervolgens weigert u op het bureau ook nog eens om mee te werken aan een politieonderzoek.’
Nu wordt meneer V. echt chagrijnig. Kwaad schudt hij weer zijn hoofd. ‘Ik had een paar nachten niet geslapen, want ik doe aan nachtvissen. Daar worden je pupillen nou eenmaal groot van,’ probeert hij duidelijk te maken. Er volgt een totaal onverstaanbare tirade. Heel even kijken de rechter, de griffier en V.’s advocaat het aan, dan schiet de advocaat te hulp en legt uit dat meneer V. best wilde meewerken, maar dat de politie hem wilde verkassen van Uden naar Den Bosch, omdat ze hem dáár wilden laten onderzoeken.
‘Ik leg het even uit omdat hij het zelf niet zo goed kan vertellen,’ voegt de advocaat eraan toe. ‘Maar dat is wat er gebeurd is.’
De rechter knikt een keer begrijpend, en kijkt dan naar meneer V. ‘Klopt dat een beetje?’
‘Jeh, wel jeh,’ bromt V., tevreden dat hij eindelijk eens door iemand begrepen wordt.
Dan is de beurt écht aan de advocaat. Die wijst de rechter en de officier erop dat het een wat vreemde zaak is. Had meneer écht moeten weten wat het bakje met spul in het schort in zijn achterbak was? Nee. Had hij gereden onder invloed? De advocaat peinst dat dat onmogelijk te achterhalen is, omdat meneer V. geen onderzoek heeft gehad. Bovendien is het spul in het bakje in de auto getest, maar werd er in het onderzoeksrapport geschreven over een bakje met poeder, terwijl de politie ter plaatse het goedje als pasta beoordeelde.
Theatrale stilte
‘Is het spul verwisseld?’ overweegt de advocaat. ‘Zou kunnen. En over dat weigeren van het onderzoek naar rijden onder invloed: dat gaat over een onderzoek dat hij in éérste instantie had willen doen, maar omdat de politie hem ervoor naar Den Bosch wilde verhuizen – en hem misschien zelfs wel een nacht in de cel wilde houden – heeft hij daar niet aan meegedaan.’
Even valt de rechtszaal stil. De advocaat geniet zichtbaar van zijn theatrale stilte. ‘Begrijp ik dat?’ voegt V.’s advocaat eraan toe. ‘Ja. Deze zaak is wat anders dan normaal. Het onderzoek is niet gelopen zoals het hoort en het is onmogelijk te bewijzen dat meneer V. schuldig is aan de dingen die hem voorgehouden worden.’
De rechter knikt. ‘Wilt u er nog wat over zeggen, meneer V.?’
V. knikt en bromt wat onverstaanbaars.
‘Pardon?’
‘Ik heb nog nooit van mijn leven aan die rommel gezeten. Dus, ehh, ja,’ herstelt hij zichzelf. V. wordt vrijgesproken van de amfetamine, maar krijgt tóch vijf maanden voorwaardelijke rijontzegging voor het weigeren van het politieonderzoek.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer