Premium

‘Dit leven is kut’

Als je Haarlemse daklozen vraagt naar Martin, dan kennen ze hem niet, maar zeg Boef en iedereen weet over wie je het hebt. De 57-jarige Boef is al zo’n 25 jaar dakloos, en een veteraan in het harde leven op straat. Voor Nieuwe Revu schrijft hij zijn verhaal op.

Boef

Het werd een gevecht. Soms waren zijn vingers na een ijskoude nacht in de parkeergarage te trillerig om te schrijven, soms viel hij door zijn drugsgebruik met een pen in de hand in slaap over zijn schrijfblok. ‘Ik ben op straat opgegroeid en ik denk dat ze me daar ook vinden als mijn kaarsje uit is.’

Krijg de tering, ik ben weer naar de klote. Ik probeer steeds uit die beerput te klimmen waar ik mezelf heb ingerold. Ik hoorde bij de Hulp Voor Onbehuisden (HVO) dat ik nog huur moest betalen. Eerst was dat bedrag 274 euro, later werd dat ineens bijna 400 euro. Ik had vrijdag dat geld in mijn zak, maar niemand van de staf van het HVO was bereid om voor de betaling te tekenen. Dus ik ging het weekend in met 400 euro in mijn zak. Zondagavond heb ik de laatste 50 euro aan heroïne en cocaïne opgerookt.

Ja, ik ben verslaafd.

Nu leef ik weer op straat. Het is een eenzaam leven. En hard. Vooral aan het einde van de dag als we onze slaapzakken uitrollen, onze drugs pakken en die opmaken. Dan creëer je nog een soort kussen, maar eigenlijk zou ik graag in een hoekje van de bank kruipen met een lieve vrouw. Arm om je heen. Genegenheid. Daar zou ik voor naar de hel gaan en de duivel de laatste drie rooie haren uit zijn zak trekken, als daar mijn wens mee vervuld zou kunnen worden.

Maar eerst vanavond. Overal weggestuurd worden door Handhaving. Heel vervelend. En erg koud. Gelukkig heb ik de warmste parkeergarage van Haarlem. Ik slaap op straat, barst van de narigheden en daarbij ben ik ook nog ziek. Verstopte slagaders onder mijn sleutelbeen. Ik sta op de lijst voor een operatie, maar schuif dit steeds voor me uit. Op straat kan ik niet revalideren. We gaan weer richting kerst. Iedereen gezellig. Ik brand wel een kaarsje in de garage. De ergste nacht die ik meemaakte, was toen ik uitgleed in de parkeergarage, van de trap viel en pas in de ochtend gevonden werd. Ik was op mijn hoofd gevallen en wist niet meer wat ik aan het doen was. Aankleden, uitkleden, inpakken, uitpakken, tot de schoonmakers kwamen en me geholpen hebben. Sindsdien heb ik een andere plek en ben altijd met een vriend samen. Het is een klote leven. Als je iemand op straat wat kleingeld vraagt, kijken ze je aan of je maf bent, of stront. Ik zeg ook altijd: vertel een ander zo min mogelijk je leed of je probleem. Ik ben op straat opgegroeid en ik denk dat ze me daar ook vinden als mijn kaarsje uit is.

Touwtje uit de deur

Beste lezer, mijn naam is Martin. Ik ben geboren in een ouwe volksbuurt, het Rozenprieel in Haarlem. Mijn eerste levensjaren waren wel tof. Overal stonden de deuren open of er hing een touwtje uit de deur. Iedereen kende elkaar. Dus als mijn moeder naar de wasserette ging, dan at ik tussen de middag bij een vriendje vier deuren verder. En de andere dag andersom, dan was de buurvrouw naar de wasfabriek. Mijn vader kocht inboedels van huizen op en die spullen verkocht hij weer op de markt. Hij had wel humor. Hij zei altijd: ‘Een kut, pas daarvoor op, die trekt harder dan tien tractoren.’ Mijn moeder was wat bedeesder, die liet het meer aan mijn vader over. Hij was de motor van het gezin. Ik heb nog een foto van hem, die ik altijd bij me draag. Verder had ik nog vier broers en een zus.

Ik zou graag in een hoekje van de bank kruipen met een lieve vrouw. Arm om je heen. Genegenheid

Toen kwamen de studiejaren. Die waren rommelig. Ik ging wel, ik ging niet, het boeide me niet. Theorie was één keer lezen en ik wist het. Praktijk was beter. Wat mijn ogen zien, maken mijn handen. Ik heb in de bouw gezeten. Lassen, ijzervlechten, tekeningen lezen, dakdekken, bitumen en pannen, hogedrukreinigen... Ik heb ook in de asbest sloopwerk gedaan. Daarna ben ik een tijdje matroos geweest op de bruine vloot, dat zijn platbodems en bolkoptjalken, zeilschepen. Mooie tijd was dat. Alleen in de winter was er niets te doen, dus toen kwam het drugsprobleem. Ik ging aan de heroïne en de cocaïne. Ging inbreken. Ik pakte soms een grote schroevendraaier en ging op de bonnefooi inbreken. Zo was ik ergens binnen, met de dommekracht en een staalkabelboormachine. Daarmee draaide ik de muurkluis uit de muur en stopte die in een jute postzak. Dan gooi ik die kluis van zo hoog mogelijk naar beneden via het balkon. Maar dat was te vaak goed gegaan, dan word je overmoedig. Gooide ik die kluis zonder te kijken van vijftien hoog van het balkon, dwars door het dak van een nieuwe auto.

Natuurlijk kwam ik in detentie. Ik ging steeds verder achteruit, bajes in en uit. Raakte aan de drugs, verder en verder, maar op de een of andere manier had ik altijd woonruimte. Tot zo’n twee jaar geleden. Ik moest een oude straf uitzitten, 21 dagen. In die tijd heeft de eigenaar het pand verkocht. Toen ik vrijkwam, ging ik direct naar huis. Toen kwam de verrassing: mijn hele kamer leeg. Ik bellen met de verhuurder, die vertelde doodleuk dat het pand verkocht was en niet wist waar mijn spullen en inboedel gebleven waren. Ik heb geprobeerd de nieuwe eigenaar te bereiken. Na een maand van de ene bank naar de andere, tot er niemand meer bereid was om te helpen. Dan moet je naar instanties waar je totaal geen zin in hebt of op zit te wachten. Het eerste wat ze willen is dat je bij bewindvoering gaat, zodat je totaal afhankelijk bent. Een extraatje moet je drie weken van tevoren melden. Ik heb het meegemaakt dat een ambtenaar me systematisch bestal. Dat bleek pas vijf jaar achteraf. Wist ik veel, ik was onkundig in die wereld. Maar ze hebben bij bewindvoering echt alles gedaan om me het in dit leven moeilijk te maken.

Schrijven in de gebruikersruimte

Maar je hebt ook leuke dagen, ondanks de misère waarin je leeft. Ik stond vanochtend op en liep de garage in en vond 20 euro. Dat was fijn opstaan. Zo gaat elke dag voorbij, soms met gezeik, soms zonder. En het ergste is nog dat men je ook laat voelen dat je een landloper, een zwerver bent. Nu word ik de HVO uitgegooid. Vanmiddag mijn tassen gepakt. Nu hoor ik dat Nieuwe Revu mijn achterstallige schuld wil betalen, dus lezers: heel hartelijk bedankt en wie weet wat de toekomst brengt. Wie weet een seniorenhutje, of zo? Ik zit nu in de gebruikersruimte, daar kan ik rustig schrijven. Dankzij de vooruitzichten hoop ik dat deze steun bij kan dragen tot een positieve oplossing.

Ik sta voor vanavond op de reservelijst voor de opvang. Dat houdt in dat je om 18.00 uur weet of je wel of niet een bed hebt. Om 22.00 uur volgt de tweede poging, maar wat schetst mijn verbazing? Al heb ik dan wel betaald, toch krijg ik geen toegang tot de slaapruimte. Dat betekent dus weer in de parkeergarage slapen. Dat doet mij de broek niet bollen, want ik slaap daar net zo goed, misschien nog wel beter dan in de HVO. Sowieso is het de vrijheid die je daar hebt.

Nou, het slapen viel vies tegen. Het was ijskoud in de garage, en dan komen ze van Handhaving je ook nog wakker maken. Dan denk ik: flikker op, ga je wijf wakker maken. Met je teringbaantje. Ik ben echt kwaad. Het schuim staat in mijn bilnaad.

Ik zit nu in de opvang koffie te drinken en wat op te warmen, maar mijn handen trillen nog zo van de kou dat ik bijna niet kan schrijven. Ja, het is een dolle boel hier. Het is niet fijn om geen vooruitzicht of vastigheid te hebben. Als ik in de toekomst zou kunnen kijken, zou ik willen zien of er wat verandert of niet.

Het is niet fijn om geen vooruit zicht of vastigheid te hebben. Als ik in de toe komst zou ­kunnen kijken, zou ik willen zien of er wat verandert of niet

Geen cent, geen shag

Het leven op straat is hard, maar soms heb je Vrouwe Fortuna op je hand. Verleden week liep ik helemaal berooid (geen cent, geen shag) peuken te rapen bij de supermarkt. Veel peuken bij de ingang en gratis koffie. Ik kom bij de apotheek naar buiten en daar zie ik een kettinkje liggen, wit en geel goud. Kreeg er 75 euro voor. Als ik u ooit om een beetje wisselgeld vraag, voel dan toch effe of er een eurootje in je zak zit. Geef dat dan aan die landloper. Nou moeten jullie niet denken dat je zomaar wat in je handjes krijgt. Ik ben de hele dag bezig om zo’n 15 euro bij elkaar te krijgen. Dan kan ik mijn dealer bellen en die brengt me dan een bolletje. Nee, dat gaat niet op de pof, want Piet Krediet kent mijn dealer niet. Nee, als hij me een bolletje poft, dan weet hij dat hij het geld niet krijgt en dat ie een klant kwijt is, want dan zou ik dat bij een andere dealer gaan proberen. Dat weet ik, dus ik vraag daar ook niet om. Maar als ik twee dagen niets van me heb laten horen, dan belt mijn dealer me of er wat is. En als ik vertel dat ik geen geld heb, dan zegt hij weleens: “Kom naar me toe, dan krijg je een bolletje van me.” Zo gaat dat. Nee, mijn dealer gebruikt zelf niets. Die mag dat niet, want hij is moslim. Halal, zeg maar.

Van die drugs kom ik nooit meer af, maar dat zou ik ook niet willen. Ik heb het er ook met de dokter over gehad. Die zegt dat als ik zou stoppen, al mijn receptoren open gaan staan, waardoor ik allerlei ziektes en ouderdomskwaaltjes zou krijgen. Ik houd mijn bloedspiegel maar zo netjes mogelijk op peil, maar van de drugs kom ik niet af.

De foto's op deze ­pagina's zijn gemaakt door Patrick van der Jagt, beter bekend als Caveman010, die zelf ook dakloos is geweest. Zie het beeldverhaal op p.44 voor meer foto's van Patrick.

Wij daklozen in Haarlem eten drie keer in de week warm bij Stem in de Stad. Het eten wordt opgeschept door vrijwilligers. En af en toe eet ik ook bij mijn zus, dus echt klagen mag ik niet. Ik heb de mazzel dat ik een hele lieve zuster heb, die me door dik en dun steunt. Met mijn broers heb ik geen contact meer. Als ze in brand stonden en ik stond te pissen, dan zou ik er naast pissen omdat ik niet meer weet hoe ze eruitzien.

Ergens heb ik nog de hoop dat ik in een huisje terechtkom. De laatste keer was geloof ik al eeuwen geleden. Ik ben toen zelfs nog getrouwd geweest. Maar hoop kun je altijd houden. Ik denk dat ze me gewoon ergens op straat in de regen vinden. Dat zal wel mijn einde zijn. Ach, het leven is een grote kut, wij zijn de lul en moeten er in roeren. 

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Mens & Maatschappij
  • Patrick van der Jagt/Caveman010