In een ver verleden was Robert Banghart, een 48-jarige sociaal werker uit Las Vegas, een gelukkig jongetje. Hij ging naar school, speelde met vriendjes en vierde jaarlijks kerst met zijn familie. Maar hij had ook een agressieve alcoholist als vader, raakte in zijn tienerjaren verslaafd aan heroïne en belandde op zijn zeventiende in de gevangenis. ‘Niemand verwacht ooit dakloos te worden,’ zegt hij in een videogesprek met Nieuwe Revu. ‘De afdaling verloopt langzaam. Zonder dat je het zelf doorhebt, raak je steeds verder aan lager wal.’
Banghart vertelt vervolgens openhartig hoe hij letterlijk in de goot van zijn eigen stad belandde. ‘Toen ik uit de gevangenis kwam, sliep ik eerst bij vrienden op de bank, daarna in opvangcentra en uiteindelijk op straat. Een vreselijk bestaan. Mensen gooiden troep naar mij. Schoonmaakploegen veegden mijn schuilplaats weg, keer op keer. Toen een andere dakloze me uitnodigde om zijn tunnel eens te bekijken, werd ik nieuwsgierig. Ik ging kijken en ging er nooit meer weg.’
De nieuwe ‘woonplaats’ van Banghart bevond zich pal onder de Las Vegas Strip: een gigantisch ondergronds tunnelcomplex. Ooit gebouwd als redmiddel tegen de onvoorspelbare flash floods in de regio, maar in de praktijk vooral een toevluchtsoord voor een klein leger aan daklozen, drugsverslaafden en wanhopige nomaden. ‘Het voelde alsof ik eindelijk een dak boven mijn hoofd had,’ blikt Banghart terug. ‘In de tunnels waande ik me veilig. Een illusie, natuurlijk. Ik begreep al snel dat ik mij in een soort oorlogsgebied bevond. Er gebeurden de meest vreselijke dingen. Constant, op willekeurige momenten. In werkelijkheid voelde ik mij er geen moment veilig.’
'Ik sliep overdag en ging 's nachts naar buiten, de straten op. Zwerven voor eten en stelen voor drugs. Die twee jaar zag ik amper daglicht en douchte ik niet'
Apocalyptisch
In het donkerste, diepste gedeelte van het apocalyptische labyrint nestelde Banghart zich ruim twee jaar lang. ‘Zo diep kwam de politie nooit, dus daar voelde ik mij relatief ongezien en op mijn gemak. Ik sliep overdag en ging ’s nachts naar buiten, de straten op. Zwerven voor eten en stelen voor drugs. Die twee jaar zag ik amper daglicht en douchte ik niet. Toen mijn ID-kaart werd gestolen, was ik officieel niemand meer.
Het ergste van alles? Het gevoel om compleet verloren te zijn. Ik had geen horloge en geen tijdsbesef. Soms werd ik ergens wakker en wist ik niet waar ik was. Alles was onvoorspelbaar en willekeurig. Ik had het gevoel: als iets mij overkomt, zou niemand het ooit weten. Ik hoopte dat ik niet meer wakker werd. Ik zag geen oplossing meer. Plotseling verscheen er een bende die me aanviel, geen idee waarom of wie ze waren. Alles was een wirwar, verergerd door de drugs. Ik was totaal verloren in een mist van vergetelheid. Het leven bestond uit af en toe eten en high worden.’
Het leven dat Robert Banghart schetst, ligt voor hem in het verleden, maar voor zo’n 1500 lotgenoten is dat niet het geval. Zoveel mensen leven vandaag de dag nog steeds in de ondergrondse wereld van Las Vegas. Het tunnelcomplex werd in de jaren tachtig aangelegd om de gokstad te beschermen voor extreme wateroverlast, veroorzaakt door fikse regenbuien. Dat deden en doen de tunnels ook, maar onbedoeld heeft het bouwcomplex al jarenlang een tweede functie als woonplaats voor daklozen, verslaafden, drugsdealers, woningzoekenden, mensen met psychische problemen en veel andersoortige ‘behoeftigen’. Voor deze groep betekenen de koele tunnels van Las Vegas een logisch alternatief voor de verzengende, bovengrondse hitte van de woestijnstad, waar de thermometer ’s zomers al snel de 47 graden aantikt.
Over maar liefst 900 kilometer strekken de tunnels zich uit, vanaf de befaamde Las Vegas Strip tot ver buiten de stad. De entreepoorten liggen verspreid door Vegas, soms pal naast het parkeerterrein van een chique hotelcasino of onder een peperdure ‘shopping mall’. De opvallendste bevind zich onder een drukke snelweg, precies tussen de twee beroemdste hotels van Vegas: Caesars Palace en The Rio. Vóór de ingang ligt een desolaat terrein dat niet zou misstaan in de apocalyptische wereld van Mad Max. Op de muren staan graffitileuzen als ‘God doesn’t live here. Only me’ en ‘Meth – fucking madness’. Daklozen en junks lopen hier constant naar binnen en buiten, veelal met kapotte fietsen, roestige winkelkarretjes, zaklampen en soms een hond.
‘Het contrast met het glimmende Las Vegas, pal ernaast, kan niet groter zijn,’ vertelt David Signer in een telefoongesprek. De journalist en psycholoog dook in 2022 de tunnels in voor een reportage in een Zwitserse krant. ‘Ik was behoorlijk nerveus,’ blikt hij terug. ‘Ik wist dat ik op gewapende mensen, drugsverslaafden en onvoorspelbare types zou stuiten. Hoe bereid je je daarop voor?’
De eerste man die Signer er tegenkwam, was blij hem te zien. ‘Hij dacht dat wij crystal meth-dealers waren. Toen we zeiden dat dit niet het geval was, vroeg hij of we hem op zijn minst konden helpen een beetje meth te scoren. De toon was gezet.’
Bizar en triest
Het beeld dat de Zwitserse journalist vervolgens schetst van ’s werelds grootste schuilplek voor daklozen is even bizar als triest. Ruim 1500 daklozen, verspreid over gigantische, donkere tunnels, die elk hun eigen hoekje of plekje hebben ingericht met karige meubels, kartonnen matrassen en aandoenlijke decoraties. De glamour van Vegas is er vaak terug te zien. In een laken van een roulettetafel als gordijntje, of in een beker van het Bellagio-hotel als pisbakje.
‘Het was lastig om gesprekken van de grond te krijgen,’ zegt Singer. ‘De meeste tunnelbewoners waren te high of agressief. Af en toe werd het gewoon gevaarlijk. Een man probeerde de camera van onze fotograaf te jatten, we moesten hard wegrennen. Alleen al om er binnen te komen. was een hele opgave. “Waarom zouden we jullie helpen? Wat krijgen wij ervoor terug?” vroegen ze bij de ingang. “Wat hebben jullie nodig?” antwoordde ik. “Schoenen, sokken en zaklampen,” zeiden ze. Dus dat kochten we en gaven wij hen, als ons entreekaartje. Toen wij binnen waren, begreep ik direct waarom. Overal ligt smerig water uit de riolen van de hotels en casino’s. Veel tunnelbewoners lopen constant rond met hevige infecties.’
Toch duurde het niet lang om de menselijke kant van de ‘mole people of Las Vegas’ te ontdekken, vertelt Signer. ‘De eerste bewoner die we wat langer spraken, was een man die zichzelf Big T noemde. We dachten dat hij 70 jaar was, maar hij bleek pas 45 te zijn. Hij was zwaar doorleefd en woonde al twaalf jaar in de tunnels, zo’n anderhalve kilometer diep. Zonder verlichting, zonder enige comfort, niks. Zijn vriendin was kort daarvoor overleden. Hij was vriendelijk, net als de meeste daklozen die we hier tegenkwamen. Hij sliep overdag en scharrelde ’s nachts door de straten van Vegas. Om te scoren.’
De term ‘drugsverslaafde’ valt regelmatig tijdens het gesprek met de Zwitserse correspondent, maar hij spreekt evengoed van ‘een zeer diverse bevolking’. Signer: ‘Er loopt hier werkelijk van alles rond. Mensen die alles zijn verloren. Vrouwen en kinderen, moeders, drugsdealers en junks. Mensen met psychische problemen. Mensen die in Las Vegas geen huis kunnen vinden en dan maar de tunnels verkiezen. We spraken zelfs mensen die hier ‘vrijwillig’ wonen. Dat verbaasde me enorm.’
‘In een lichter, minder smerig gedeelte van de tunnels, ook wel bekend als ‘de villawijk’, ontmoetten we Joe en Renee, twee tortelduifjes van in de vijftig. Tussen hen zag ik een oprechte liefde, niet alleen een strijd om te overleven. Zij waren de enigen die ons niet om iets vroegen, maar juist iets aanboden: een biertje en een barbecue. Voor dit stel leek de tunnel een soort kampeertripje. Over een jaar zou Joe zijn pensioenuitkering krijgen, vertelde hij ons, en dan zouden ze teruggaan naar San Diego, om een strandhuis te zoeken. Dat mooie plaatje bleek al snel een utopie. Joe vertelde ons ook hoe hij drummer en beroemd wilde worden, maar nu als dakloze waarschijnlijk nooit meer ergens aangenomen wordt. Hij werd paranoïde toen hij crystal meth rookte, ook waren de steaks voor onze barbecue ineens gestolen. Gaandeweg werd hij steeds depressiever. “Iedereen heeft hier zijn demonen,” concludeerde Joe. Ik betwijfel of deze mensen ooit hun strandhuis hebben gevonden.’
Lord of the Flies
Als Robert Banhgart terugdenkt aan zijn tijd in de tunnels, schiet het boek Lord of the Flies hem te binnen. Een groep jongens op een onbewoond eiland die moeten overleven, totaal losgeslagen van de realiteit, zonder wetten, normen en waarden, resulterend in paranoia, sadisme, marteling en totale chaos. ‘Veel tunnelbewoners hebben het idee bij een soort broederschap of tribe te horen,’ schetst Banghart. ‘Zo heeft iedere tunnel zo zijn eigen bewoners, karakter en regels. Je zou kunnen spreken van een gemeenschap, maar dan wel een hele aparte en onveilige.’
De glamour van Vegas is er vaak terug te zien. In een laken van een roulettetafel als gordijntje, of in een beker van het Bellagio-hotel als pisbakje
Ook Signer bespeurde onder de daklozen een ‘vreemde vorm’ van democratie. ‘Van de buitenkant ziet het eruit als een zootje, maar stiekem is het er heel georganiseerd. Je hebt leiders, mensen die meer respect krijgen dan anderen. Tegelijkertijd kun je hier niemand vertrouwen. Geweld ligt er altijd op de loer. Iedere bewoner kent wel iemand die hier is vermoord, verkracht of aan een overdosis is bezweken.’
Banghart weet daar alles van. ‘Het leven daar beneden is net zo hard als bij de Navy Seals. Alleen al de hitte, die vaak boven de 40 graden Celsius uitkomt, is een marteling. En ja, het vele geweld. Daar raakte ik zelf snel aan gewend. Op een avond liep ik door mijn tunnel toen ik in de verte een soort van gekletter hoorde. Ik ging kijken en zag drie gasten in een full blown zwaardgevecht. Overal bloed, gekkenwerk gewoon. En het rare: ik was hier totaal niet van onder de indruk. Het deed me gewoon niks. Ik was zo gewend geraakt aan dit soort shit. Het heeft mij wel zwaar getraumatiseerd. Als ik nu weer naar deze plek zou terugkeren, zou ik direct getriggerd worden.’
Fotograaf Richard Sharum, die de onderwereld van Las Vegas in 2021 bezocht, beschrijft ‘een wereld zonder formele bestraffing van misdaden, omdat wetshandhavers zich niet in deze tunnels wagen, voor hun eigen veiligheid. Dit creëert feitelijk een omgeving waarin drugs, seks en misbruik hoogtij vieren.’
Volgens Signer en Banghart vinden er wel degelijk politie-invallen plaats, maar niet in de donkerste hoeken van de tunnels. ‘Het is wel een constante angst onder de bewoners,’ zegt Signer. ‘Omdat de politie altijd meedogenloos te werk gaat. Ik sprak met Zack, een 24-jarige heroïnegebruiker die zijn ‘woning’ en bezittingen al meerdere keren was verloren door hardhandige politieagenten. “Zodra iemand in Las Vegas wordt vermoord, komen ze eerst ons weer lastig vallen,” zei hij.’ Banghart: ‘Alles waar ik om gaf, zat in één rugzak. Maar als je die rugzak verliest, is het nog steeds je hele wereld.’
Om dit soort praktijken te voorkomen, werken de tunnelbewoners met zogeheten poortwachters. ‘Die staan bij iedere ingang,’ vertelt Signer. ‘Zonder hun toestemming mag niemand hier naar binnen. Een verantwoordelijke functie die alleen door gerespecteerde bewoners wordt uitgevoerd. Wij spraken met Captain, een slimme vent die hier al vijftien jaar woonde en zijn strepen had verdiend. Hij let echt op de bewoners. Zodra er politie aankomt, alarmeert hij de rest met een geheim fluitsignaal. Voor dreigende regenbuien heeft hij een weer ander klinkend fluitje.’
Verdrinken
Die laatste is onder de 1500 daklozen van Las Vegas het meest gevreesde geluid ter wereld. Want regen is voor hen de dodelijkste bedreiging van allemaal. ‘Het regenwater kan deze tunnels binnen enkele minuten doen overstromen,’ legt Signer uit. ‘In Vegas regent het maar een handjevol dagen per jaar, maar als het gebeurt, is het voor deze mensen alle hens aan dek. Als een kolkende beek stroomt het de tunnels in en spoelt het alles en iedereen weg. Iedereen kent wel iemand die in deze tunnels is verzopen. Kun je het je voorstellen: ergens wonen waar je dagelijks een heel groot risico loopt om te verdrinken? De weersvoorspelling is voor deze mensen van levensbelang. Zeker voor mensen als Captain, die zo diep in het doolhof wonen dat ze de poortwachters niet kunnen horen zodra het begint te regenen.’
Robert Banghart weet ook daar alles van. ‘Iedere keer als het regende, voelde het alsof we weer iemand waren verloren. En vaak was dat ook zo.’
Matt O’Brien, een lokale auteur die zeven jaar lang het leven onder Las Vegas onderzocht voor zijn boek Beneath the Neon: Life and Death in the Tunnels of Las Vegas besloot in 2018 een stichting te starten om de tunnelbewoners te hulp te schieten waar mogelijk. ‘Zelfs nadat je deze tunnels zeven jaar lang hebt verkend, heb je nog steeds een beetje angst als je er naar binnen loopt,’ schreef hij destijds. ‘Omdat je nooit weet wat je er gaat vinden. Je weet nooit wat je in het donker te wachten staat.’
'Geweld ligt er altijd op de loer. Iedere bewoner kent wel iemand die hier is vermoord, verkracht of aan een overdosis is bezweken'
Zijn Shine a Light Foundation poogt al zeven jaar een klein beetje licht te schijnen in die duisternis. Samen met talloze vrijwilligers duikt O’Brien wekelijks de tunnel in om de vele daklozen te voorzien van basisvoorzieningen als ondergoed, water en voedsel.
Een van deze redders in nood is Robert Banghart. ‘In 2018 bereikte ik een omslagpunt, al moest ik daar wel bijna voor doodgaan,’ blikt hij nu terug. ‘Ik leefde toen al twee jaar in de tunnels. Op een dag vond ik een koffertje met juwelen en andere dure shit. Die ging ik inwisselen bij een mannetje voor heroïne en meth. Althans, dat was mijn idee. Toen ik daar aankwam, werd ik aangevallen door drie andere daklozen. Ik had dood moeten zijn. Ik kreeg een mes in mijn been, een bijl in mijn hoofd en klappen met een stalen pijp. Mijn lever was gescheurd, mijn hersenen opgezwollen en mijn kaak verbrijzeld. Toen die gasten dachten dat ik dood was, lieten ze mij op een treinspoor liggen. Vlak voordat die trein aan kwam denderen, werd ik gered door een toevallige passant. In het ziekenhuis zweefde ik dagenlang tussen leven en dood. Toen ik weer kon opstaan, wilde ik maar één ding: revalideren. Terugkeren naar het normale leven voelde als terugkomen uit een oorlog, maar het is gelukt. Ik ben nu zes jaar clean. Nou ja, los van die zestig terugvallen dan.’
Wantrouwen
Inmiddels is Banghart al zes jaar het boegbeeld van Shine a Light, dat al honderden tunnelbewoners uit de misère trok. ‘Iedere zaterdag duiken we de tunnels in met tussen de zestig en honderd vrijwilligers,’ zegt de zogeheten outreach-directeur. ‘Dan verspreiden we ons in kleine groepjes en zoeken we contact met de bewoners. Dat gaat niet altijd even soepel. Het tunnelleven is gevaarlijk, er heerst een hiërarchie en er is veel wantrouwen, dus gaan we voorzichtig te werk. Als een dakloze onze hulp niet wil, dringen we niet aan. Ze moeten het zelf willen. De meesten willen helemaal niet geholpen worden. Vergelijk deze mensen maar met iemand met een enorme kater. Als jij daar last van zou hebben, zit jij dan te wachten op iemand die zegt wat je moet doen? Nee toch?’
‘Iemand uit de tunnels redden kost tijd,’ vervolgt Banghart. ‘Deze mensen zijn getraumatiseerd en verkeren in een crisis. Je moeten gewoon blijven langskomen, je nummer achterlaten en zeggen dat ze je kunnen bellen als ze er klaar voor zijn. De meesten bellen nooit terug, maar we planten wel een zaadje. Wij zijn de enigen die met hen praten en een shit om hen geven. We delen gratis spullen uit, zoals sigaretten, eten, water of EHBO-spulletjes. Het is een act of kindness. Ik maak er vaak grapjes bij, hou het luchtig. Ze praten vaak eerder met mij dan met andere vrijwilligers, want ze kennen mij vaak nog. Ze weten dat ik hetzelfde heb doorgemaakt. Maar hen echt bereiken blijft lastig. In mijn eerste twee maanden hapte er niemand.’
Inmiddels gaat dat stukken beter, zegt Banghart. ‘Iedere zaterdag bereiken we gemiddeld drie daklozen die over de brug komen. Niet iedereen keert succesvol terug in de maatschappij. Vorige maand zijn er twee overleden, maar in diezelfde maand hebben we er vijf kunnen motiveren om naar een afkickkliniek te gaan. In de zes jaar die we nu actief zijn, hebben wij in totaal 1400 mensen uit de tunnels gered.’
Voor Banghart is dat niet meer dan vanzelfsprekend. ‘Ik heb hier lang gewoond, maar het voelde nooit als thuis totdat ik begon iets terug te geven,’ zei hij. ‘Ik moet iets teruggeven, teruggaan naar waar ik vandaan kwam, waar ik aan ontsnapte.’
Musk versus Vegas-mollen
Ratten, rioolwater, overstromingen, politiegeweld, diefstal, verkrachting, steekpartijen en moord. Alsof de ‘Mole People’ van Las Vegas nog niet genoeg aan hun kop hebben, hangt hen nu de grootste bedreiging tot dusver boven het hoofd: Elon Musk. De flamboyante ondernemer is voornemens de verwaarloosde tunnels van Sin City om te toveren tot een hypermodern transportsysteem voor de elite. Het nieuwste idee van Musk heeft ook al een naam: de hyperloop. Kort samengevat een smalle, futuristische tunnel waarin één onbemande Tesla rondjes rijdt en de klant pijlsnel van het ene deel van Las Vegas naar het andere brengt. De miljardair bouwde reeds 2,7 kilometer aan tunnels en kreeg in 2022 groen licht om daar nog eens 52 kilometer aan vast te plakken. Gevreesd wordt dat het huidige tunnelsysteem, ’s werelds grootste schuilplaats voor daklozen dus, daarvoor moeten worden geruimd. En dus zullen deze mensen moeten terugkeren naar die verzengende, bovengrondse hitte, tussen de chique hotels en glimmende casino’s.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP E.A.