Deze week meneer Van der M., die verdacht wordt van het vereffenen van een openstaande rekening.
De deur van de rechtszaal zwaait open. Als eerste stapt de bode naar binnen, gevolgd door meneer Van der M. Van der M. is kalm en vraagt beleefd aan de bode waar hij kan gaan zitten. De bode wijst hem het beklaagdenbankje. Dan, net voordat de rechter aan de zaak wil beginnen, stappen er drie oude Helmonders binnen, die zich kenbaar maken als de benadeelde partij. De bode wijst ze een plek in de publieksbanken en gaat zelf aan zijn eigen bureautje zitten. De agent in zijn stoel kijkt een keer van de drie Helmonders naar meneer Van der M., maar komt verder niet echt in beweging.
De officier van justitie legt aan de rechter uit dat meneer Van der M. vandaag terechtstaat omdat hij ervan verdacht wordt dat hij het slachtoffer in deze zaak op een zonnige dag in het winkelcentrum van Helmond heeft bedreigd met de woorden ‘Ik zal het karwei nog wel afmaken!’, daarbij doelend op het feit dat hij een paar jaar geleden mede verantwoordelijk was voor een mishandeling van het slachtoffer.
‘Klopt dat?’ vraagt de rechter aan Van der M.
‘Absoluut niet, meneer de rechter,’ moppert Van der M. geïrriteerd. ‘Er is helemaal geen voorval geweest, ik ken die man niet. Ik heb geen idee waar hij het over heeft.’
‘Maar, u bent wel ooit eerder veroordeeld voor mishandeling van deze meneer?’
‘Ja, dat wel. Dat voorval praat ik niet goed, maar ik heb mijn straf uitgezeten en mijn leven gebeterd.’
‘Het slachtoffer zegt dat hij sinds dat voorval niet meer met rust gelaten wordt. Hij zegt dat hij constant geïntimideerd en in de gaten gehouden wordt. Hij zegt dat u voorbij kwam rijden, in het winkelcentrum, op uw scooter, en dat u in het voorbijgaan geroepen hebt dat u uw karwei nog wel af ging maken.’
Iets met een strijkijzer
De drie mannen knikken goedkeurend als ze de rechter de verklaring van het slachtoffer horen uitspreken. Meneer Van der M. heeft er geen goed woord voor over. ‘Het spijt me meneer, maar dit vind ik een volstrekt belachelijke verklaring. Ik was met mijn nichtje en mijn vader daar. Er was iets met een strijkijzer, dus hij belde me of ik naar hem, naar de winkel kon komen. Ik heb meneer onderweg helemaal niet eens gezien. Ik ga écht niet mijn 75-jarige vader een valse verklaring af laten leggen, toch?
De rechter twijfelt even. In de publieksbanken schudt een van de drie mannen zijn hoofd. Een andere geeft hem een vriendschappelijke beuk tegen zijn schouder.
‘Maar, meneer Van der M., waarom zou het slachtoffer dat dan verzinnen?’
‘Ik weet het niet. Misschien een wraakactie? Omdat hij vindt dat ik een te lage straf heb gehad? Misschien baalt hij dat die andere jongen van de mishandeling vrijgesproken is en vindt hij dat ik harder gestraft had moeten worden.’
‘Maar,’ vraagt de rechter een beetje verbaasd, ‘dat betekent een valse aangifte én een valse getuigenis van zijn twee vrienden.’
Van der M. knikt. ‘Klopt, ik ben ook in staat om aangifte te doen. Ik heb letterlijk meerdere malen gevraagd om de camerabeelden van die dag. Er hangen daar honderdduizend camera’s. Ik heb supervaak gezegd dat ik schoon ben.’
Even is iedereen stil. Het slachtoffer lijkt zijn non-verbale boosheid nu op de rechter te richten. ‘Ja, meer kan ik er ook niet van maken,’ voegt Van der M. er voor de zekerheid nog maar aan toe.
Slaapproblemen
Dan krijgt het slachtoffer de mogelijkheid om zijn verhaal te doen. Kwaad begint hij te vertellen. ‘Van der M. ontkent in alle toonaarden, maar het is echt gebeurd. Mijn maat zit hier en die kan het beamen. Hé, en deze enkel hè, die heeft ie ook kapot getrapt indertijd. Maar hij kan het allemaal heel leuk vertellen, hoor.’
Op het moment dat het slachtoffer weer over de klachten van de mishandeling wil beginnen, probeert de rechter hem af te kappen met de boodschap dat de rechtszaak daar vandaag niet over gaat.
‘U gaf aan dat u, naar aanleiding van de bedreigingen, slaapproblemen heeft, angst, dat u veel aan het malen bent en niet meer in uw eigen wijk durft te komen,’ probeert de rechter het gesprek te kanaliseren.
‘Ik ben drie jaar lang bedreigd,’ moppert het slachtoffer.
‘En wat vindt u daarvan, meneer Van der M.?’
Van der M. gaat radeloos achterover zitten. ‘Ik word hier vals beschuldigd. Die man is geobsedeerd door mij. Hij zegt ook steeds dat ik door die vorige zaak bij mijn voetbalclub geroyeerd ben, maar dat bén ik helemaal niet! Mijn vader en mijn zus hebben een beetje een afwijkende verklaring afgelegd, maar in de basis was het volgens mij wel ongeveer hetzelfde. Meneer zelf, en zijn twee vrienden, die altijd naast hem op het bankje zitten, hebben exáct dezelfde verklaring afgelegd.’
Ik word hier vals beschuldigd. Die man is geobsedeerd door mij
Van der M. zucht een keer. Het lijkt hem toch best wel wat te doen. Hij vertelt dat hij sinds het vorige voorval zijn leven gebeterd heeft, dat hij een vriendin en een kindje heeft, maar dat het slachtoffer hem steeds maar blijft aangeven voor van alles.
‘U kunt me nu straffen, maar dan zitten we over een half jaar wéér hier, omdat meneer dan weer ergens anders aangifte over gedaan heeft. Ik voel me gewoon in de val gelokt.’
De rechter spreekt Van der M. vrij vanwege een gebrek aan overtuigend bewijs. Daar is het slachtoffer het niet mee eens.
‘Dus ik moet mij gewoon elke dag maar weer laten bedreigen?!’
‘Meneer,’ onderbreekt de rechter hem.
‘Niet normaal dit!’ roept het slachtoffer. Hij werpt zijn handen in de lucht.
‘Meneer, dit is mijn oordeel,’ probeert de rechter het nog eens.
‘Niet normaal dit!’ roept het slachtoffer en loopt boos de rechtszaal uit, gevolgd door zijn Helmondse maten.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer