Premium

‘Af en toe een winkel­dief, heerlijk’

Omdat Gerald Roethof (46) niet met alle winden meewaait, wordt hij door een deel van Nederland afgeschilderd als een hork. Maar wie denkt dat de Amsterdamse strafrechtadvocaat – die onder anderen Jos B. bijstaat in de zaak­ Nicky Verstappen – daarmee zit, heeft het mis.

Gerald Roethof

‘Ik sta voor mijn mening en als mijn mening me impopulair maakt, jammer dan.’

Uw collega Gerard Spong krijgt – zeker als hij in het theater staat – regelmatig de vraag waarom hij in vredesnaam een moordenaar bijstaat. Wordt die vraag u ook vaak gesteld?

‘Al jaren niet meer. En dat heeft er niet alleen mee te maken dat ik niet in het theater sta en dus geen interactie met het publiek heb, maar het komt ook doordat het voor de mensen om me heen – mijn vrienden en mijn familie – allang geen issue meer is.’

Begrijpt u die vraag wel?

‘Ja, ik weet dat die vraag bij heel veel mensen speelt, al moet je daar wel een kanttekening bij plaatsen: de mensen die zo denken zijn mensen die nog nooit contact hebben gehad met justitie.’

Het is onwetendheid?

‘Ja, want in z’n algemeenheid denken de meesten direct aan een kille afrekening als ze horen dat iemand verdacht wordt van een levensdelict. Onzin natuurlijk. In theorie kun je al voor doodslag worden vervolgd als je iemand doodrijdt. En neem van mij aan: in zo’n situatie wil iedereen maar al te graag een advocaat hebben.’

Maar hoe moeilijk is het om een verdachte van een gruwelijke moord bij te staan? Of bent u iemand die zijn emoties makkelijk uitschakelt?

‘Oh, daar heb ik geen moeite mee. Ik zou dan ook niet snel een zaak weigeren omdat het te gruwelijk is. Ik ben juist advocaat geworden omdat ik voor mensen wil opkomen. Dus ook verdachten van moord. Al betekent dat niet dat ik me alleen maar richt op de zwaarste delicten. Zo vind ik het ook heel fijn om af en toe een winkeldief bij te staan, of iemand die verdacht wordt van eenvoudige mishandeling omdat hij een ander een klap heeft gegeven, of iemand die een ander beledigt en die dan een teringlijer noemt: heerlijk! De boog kan niet altijd gespannen zijn. Alleen maar moordzaken is geestelijk erg zwaar.’

Zijn er zaken die u weigert?

‘Als ik er emotioneel betrokken bij ben, bijvoorbeeld als het om iemand gaat die een bekende van me iets heeft aangedaan, dan ben ik niet de juiste persoon om het te doen. Verder moet ik een klik met de cliënt hebben, dat is voor mij de basis. Als ik niet op een fijne manier bejegend word, heb ik geen zin om voor iemand te werken. Er moet wel respect zijn.’

Waar moeten we dan aan denken?

‘Scheldpartijen, irreële eisen stellen... Ooit zei iemand tegen me: “Get me the fuck out of here!” omdat hij wilde dat ik hem uit de gevangenis zou krijgen. Nou, die heb ik direct weggestuurd. Iedereen heeft zijn frustraties als je in een strafzaak verwikkeld bent. Dat begrijp ik heel goed, maar zo praat je niet tegen mij. Ik wil wel plezier in mijn werk houden.’

En een kroongetuige, hoe kijkt u daar tegenaan?

‘Iedereen verdient een advocaat, dus een kroongetuige ook, maar die doe ik niet. En dat heeft niet zozeer te maken met wat er met Derk Wiersum gebeurd is. Misschien dat ik bepaalde mensen tekortdoe, maar in mijn visie zijn kroongetuigen in z’n algemeenheid grote opportunisten. Om je eigen hachje te redden, ga je je vroegere maatjes verraden. Dat vind ik niet sjiek, om het maar netjes te zeggen.’

Anderen hebben daar beduidend minder moeite mee.

‘Dat klopt, en daar ben ik ook heel blij mee. Waar ik persoonlijk minder blij mee ben, is dat de advocaat die Nabil B. bijstaat, dat anoniem doet. Dat is in mijn optiek geen goede ontwikkeling. Strafzaken moeten niet in het geheim, die moeten in het gezichtsveld. En waar eindigt dit? Gaan we hierna ook anonieme rechters en anonieme officieren van justitie krijgen? Rechtszaken achter gesloten deuren? Nee, dit is niet goed.’

Ook loop je het gevaar dat het alsnog uitlekt.

‘Ja, het is een illusie om te denken dat jouw naam geheim kan blijven. Ik bedoel: je hebt je, neem ik aan, voorgesteld aan Nabil B. Wat zeg je dan? “Hallo, ik ben meneer X?” Dat lijkt me niet. Dan weet Nabil B. toch al wie je bent? En die praat natuurlijk ook met zijn familie. En die praat weer met de buurvrouw, die op haar beurt weer met haar buurvrouw praat.’

En dan geeft de advocaat ook nog een interview aan De Telegraaf.

‘Ja, ik weet niet of dat zo verstandig was. De advocaat zegt anoniem te willen blijven, maar ondertussen vertelt de advocaat wel dat hij of zij een secretaresse heeft en bezigt hij of zij een bepaald en te herkennen taalgebruik.’

Dus u weet inmiddels wel wie Nabil B. bijstaat?

‘Laat ik het zo zeggen: ik heb me er niet in verdiept, maar als het me wel zou interesseren ben ik ervan overtuigd dat ik het zou weten. En als ík het kan weten, kunnen anderen, inclusief de media, dat natuurlijk ook. Daarom denk ik dat het een kwestie van tijd is voordat de naam naar buiten komt.’

In hoeverre heeft de aanslag op Derk Wiersum u bang of banger gemaakt?

‘Het was natuurlijk een vreselijke gebeurtenis. Je kan dan denken: het komt nu wel heel erg dichtbij, die gedachte zou heel begrijpelijk zijn. Maar nee, ik ben niet bang of banger geworden. En dat is niet alleen omdat ik in z’n algemeenheid niet zo snel bang ben. Het komt ook omdat ik geen kroongetuige bijsta. Dan sta je er toch anders in.’

Bent u weleens bedreigd?

‘Ja, er zijn weleens mensen geweest die domme, minder fraaie dingen gezegd hebben.’

Niet zo lang geleden, eind oktober 2019 om precies te zijn, is uw secretaresse aangevallen en mishandeld, in uw kantoor. Was dat niet voor u bedoeld?

‘Dat wordt gezegd, hè? Maar voordat ik daar iets over ga zeggen, eerst even terug naar die vraag over die bedreiging. Eigenlijk is dat maar één keer echt gebeurd, en dat was een gek die naar de Orde van Advocaten had gebeld en zei dat ik moest worden doodgeschoten.’

Wat doet dat met u?

‘De orde was bezorgd, maar ik heb er niet wakker van gelegen. Als iemand dat zegt, is er vaak niets aan de hand. Die zou het namelijk nooit zeggen als hij dat écht van plan is. Daarom heb ik ook geen aangifte gedaan. Terugkomend op de vraag over de aanval op mijn secretaresse: dat staat hier volledig los van. Zoals ik het nu kan inschatten gaat het om iemand die geestelijk niet helemaal 100 procent is en zijn frustratie botgevierd heeft op een verkeerde locatie. Hij zocht iemand die niet op mijn kantoor werkzaam is.’

Maar als u straks naar huis gaat, kijkt u dan wel over uw schouder?

‘Ik kijk altijd naar links, naar rechts, naar voren én naar achteren. Maar dat doe ik niet omdat ik advocaat ben. Dat doe ik om meerdere redenen. Ik wil altijd weten wie en wat er in mijn omgeving is, omdat er altijd mensen kunnen zijn die geld nodig hebben. En die zouden dan, ten onrechte overigens, het idee kunnen hebben dat er bij mij iets te halen valt. Verder heb je regelmatig mensen die op de stoep fietsen en ik wil niet aangereden worden, ook niet door een fietser.’

Toch zijn er na de moord op Wiersum veel van uw collega’s banger geworden. Zo bang zelfs dat sommigen niet meer met hun rug naar het raam durevn te zitten.

‘Je ziet waar ik nu zit, hè? Met de rug naar het raam toe. En ik heb ook geen kogelwerend glas. Echt, als ik dat op mijn kantoor zou moeten plaatsen, zou ik serieus overwegen om te stoppen met dit werk. Het is namelijk een illusie om te denken dat kogelwerend glas je kan beschermen.’

Kroongetuigen zijn opportunisten. Om je eigen hachje te redden, ga je je vroegere maatjes verraden. Dat vind ik niet sjiek, om het maar netjes te zeggen

Naast dat u geen kroongetuige bijstaat, heeft u ooit eens gezegd dat u liever geen zedendelicten doet, omdat u zelf kinderen heeft. Toch bent u nu de advocaat van Jos B., de verdachte in de zaak-Nicky Verstappen.

‘Dat klopt. Zedenzaken zijn niet per definitie de zaken waar ik warm voor loop. Waarom ik deze zaak dan toch heb aangenomen? De zaak wordt misschien wel door het Openbaar Ministerie gebracht als een zedenzaak, maar dit ligt veel genuanceerder. Het is een juridisch complexe zaak waarin het maar de vraag is of er een zedendelict heeft plaatsgevonden. De zaak zie ik primair als een – mogelijk – levensdelict. En dat niet alleen: als íemand een advocaat nodig heeft, dan is het Jos B. wel. Dan zou het gek zijn om te zeggen: ik doe het niet. Helemaal omdat ik vrij snel concludeerde dat ik de cliënt kon bijstaan zonder dat het me persoonlijk zou raken.’

Sommigen beweren dat u deze zaak heeft aangenomen, puur omdat het goed is voor de publiciteit.

‘Ja, die geluiden hoor ik ook. Zoals ik ook weleens mensen hoor zeggen dat ik met deze zaak ben doorgebroken als advocaat. Wat een onzin. Ik doe dit werk nu bijna een kwart eeuw en er zijn in al die jaren genoeg grote zaken geweest waarbij Nederland me aan het werk heeft kunnen zien. Denk daarbij aan de zaak-Regilio Tuur, de zaak van de Bijenkorf-moeder, de zaak-Mitch Henriquez en de zaak van de coke-killer, een dealer die in Amsterdam dodelijke witte heroïne zou hebben verkocht. In die zaak heb ik media van over de hele wereld te woord gestaan, dus ik weet wel beter. Daarom maak ik me er niet druk om als mensen zeggen dat ik het puur voor de aandacht heb gedaan, of dat ik bekend ben geworden door de zaak-Jos B. Echt, dat deert me niet. Het gaat erom dat de mensen die om me geven mij niet veroordelen en mijn keuze begrijpen, niet om anderen die zomaar iets roepen.’

En dan zijn er nog de reacties op social media. Leest u die?

‘Nee, maar dat is nu eenmaal de tijd waarin we leven. Alle frustratie wordt zomaar op Twitter gegooid, al komt dat niet helemaal als een verrassing. Ik hield er rekening mee dat ik negatieve reacties zou krijgen toen ik besloot om Jos B. bij te staan als raadsman.’

Maakt u dat tegelijkertijd ook sterker, zoals een voetballer ook beter gaat spelen als die wordt uitgefloten?

‘Klopt: if it doesn’t kill you, it makes you stronger. Maar niet iedereen is negatief, hoor. Ik krijg ook regelmatig complimenten. Op straat door volslagen onbekenden, telefonisch, maar ook per mail waarbij dan inderdaad waardering wordt uitgesproken.’

Wat zeggen ze dan zoal?

‘Dat ze trots op me zijn, omdat ik me niet laat leiden door wat anderen over me zeggen. En dat ze het fijn vinden dat ik opkom voor mensen die hulp nodig hebben. Of dat ze blij zijn omdat ik het altijd zo netjes en helder uitleg.’

Wat verwacht u eigenlijk van de zaak-Jos B?

‘Ik ga voor vrijspraak, maar dat is natuurlijk aan de rechter.’

Maar is uw cliënt eigenlijk al niet veroordeeld?

‘Dat kan misschien wel zo zijn, maar het eenzijdige beeld dat de samenleving heeft, behoort de rechter niet te hebben.’

Wat in deze zaak ook opvalt: niet alleen het OM pakt uw cliënt hard aan, dat geldt ook voor Peter R. de Vries, die al jaren de woordvoerder is van de familie Verstappen. Hoe kijkt u daar tegenaan?

‘Ik kan me heel goed voorstellen dat mensen Peter R. de Vries benaderen. Hij is natuurlijk wel een vechtersbaas die zich ergens helemaal in vastbijt. Als ik als nabestaande een probleem zou hebben waarbij justitie het laat liggen, zou ik misschien ook wel bij hem aankloppen. Hij behartigt de belangen van zijn mensen namelijk optimaal en daar heb ik respect voor.’

Heeft u dat ook als De Vries over Jos B. zegt: ‘Wees eens een kerel en vertel je verhaal’?

‘Hij is er voor de familie, voor een eenzijdige belangenbehartiging. En in dat kader kun je je voorstellen dat de woordvoerder graag wil dat mijn cliënt zijn verhaal doet. De vraag is alleen: wat is zijn verhaal?’

Gaat Jos B. nog wel praten?

‘Dat is de vraag. De toekomst zal het uitwijzen.’

Uw vader is ook advocaat. In hoeverre bespreekt u dit soort dingen met hem?

‘Niet. Natuurlijk zijn er wel zaken waarover ik advies vraag, maar dat is meer op het sociale vlak. Bijvoorbeeld hoe om te gaan met negativiteit, hoe je daarop moet reageren. Dat het heel belangrijk is dat je niet aan buitenstaanders laat zien of je boos of verdrietig bent. Als je dat voor jezelf houdt, kan niemand je emoties bespelen.’

Dus zet u een pokerface op?

‘Laat ik het zo zeggen: ik laat niet zien of iets me raakt. En dat heeft er niks mee te maken dat ik geen emoties heb. Die heb ik natuurlijk wel, maar ik ben een professional. Daarom is het zaak om me niet uit balans te laten brengen.’

Hoe is eigenlijk de band met uw vader? Ziet u hem als een vriend?

‘Ik zie hem als een vader. Dat heeft met vroeger te maken, met de manier waarop ik ben opgegroeid: heel streng, zoals dat in heel Suriname gaat. Zo van: je vader brengt je levenslessen bij, maar waag het niet om zijn vriend te zijn.’

Wat waren die levenslessen?

‘Opkomen voor jezelf, opkomen voor onderdrukten, opkomen voor mensen voor wie opgekomen moet worden. En, heel belangrijk: een eigen visie hebben, want dat vormt je.’

Was uw vader uw voorbeeld?

‘Onbewust wel, al vond ik op een gegeven moment wel dat ik het beter wist. Dat was in mijn beginjaren als advocaat, toen ik bij hem op kantoor in Arnhem kwam werken. Toen zijn we ook flink gebotst. Om die reden ben ik op mijn 27ste voor mezelf begonnen. Dat vond mijn vader verschrikkelijk. Nadien is onze band alleen maar beter geworden.’

U verbleef van uw achtste tot uw achttiende in Suriname. Gaat u nog vaak terug?

‘Minimaal vier keer per jaar, al is dat voornamelijk zakelijk. Dan bezoek ik cliënten die niet naar Nederland kunnen komen. Ze kunnen wel komen, maar ja, dan krijgen ze van de staat direct gratis overnachting voor langere tijd.’

Inmiddels is er veel veranderd in Suriname. Hoe kijkt u tegen de huidige situatie aan?

‘Daar laat ik me niet over uit.’

Dan vraag ik het anders: was u verrast dat president Desi Bouterse onlangs voor de rechter moest verschijnen?

‘Ik wil het eerder uniek noemen, want ik denk niet dat wereldwijd ooit een zittende president veroordeeld is.’

Hij loopt alleen nog wel vrij rond.

‘Ja, maar dat komt omdat er geen gevangenhouding is uitgesproken. Maar hij is wel degelijk veroordeeld.’

Zou u Bouterse bij kunnen staan?

‘Dit is een theoretische vraag, want ik ben niet door hem aangezocht als raadsman. Ik zie echter geen beletsels om hem bij te staan. De vraag is alleen: mag ik daar voor het gerechtshof pleiten? Want ik ben beëdigd in Nederland, niet in Suriname. Ik zou het alleen niet doen als blijkt dat mensen die heel dicht bij me staan op 8 december 1982 in Fort Zeelandia familieleden hebben verloren.’

U doelt daarmee op de Decembermoorden, toen vijftien tegenstanders van het Bouterse-regime om het leven kwamen.

‘Zo wordt dat inderdaad genoemd, maar omdat er geen sprake is van een onherroepelijke veroordeling neem ik als advocaat liever niet het woord moord in de mond.’

Klopt het dat uzelf ook de dood in de ogen heeft gekeken?

‘Ik draai het liever om: de dood keek mij in de ogen. Ik vergeet het nooit meer. Het was zestien jaar geleden en ik stond op het punt om vanuit Paramaribo terug te vliegen naar Nederland, toen ik me verslikte in een roti met kip. Of verslikte... er schoten verschillende botjes in mijn keel. Die moest ik eigenlijk uitspugen, maar ik slikte ze door. En dat had ik dus niet moeten doen, want daardoor werd mijn slokdarm opengesneden.’

Kunt u zeggen dat u mazzel heeft gehad?

‘Nou, ik had vooral mazzel dat ik niet alleen was en ik, mede doordat ik niet drink, niet rook en veel sport, in goede conditie was. Anders had ik het niet overleefd.’

Als ik als nabestaande een probleem zou hebben waarbij justitie het laat liggen, zou ik misschien ook wel bij Peter R. de Vries aankloppen

Heeft die bijna-doodervaring een ander persoon van u gemaakt?

‘Ik zou graag ja willen zeggen, want nadat ik na een maand bijkwam uit coma, kort nadat ze me eigenlijk al hadden opgegeven omdat er te veel kapot was, heb ik mezelf beloofd om minder hard te gaan werken. Maar dat heb ik niet lang vol kunnen houden, ik maak alweer weken van gemiddeld zeventig uur.’

Kunt u wel zeggen dat u daardoor sterker bent geworden?

‘Dat zonder meer. Van huis uit kreeg ik al zelfvertrouwen mee, maar dat is na dit incident alleen maar sterker geworden. Ik merk dat negativiteit mij nóg minder kan deren.’

Ook niet als u keer op keer wordt afgeschilderd als een hork?

‘Nee, er zijn anderen die het liefst met alle winden meewaaien, mogelijk omdat ze als populair gezien willen worden. Ik doe daar niet aan mee. En ja, dan gaan sommige mensen zich kennelijk aan je irriteren. Maar weet je: I don’t care. Ik sta voor mijn mening en als mijn mening bij een deel van Nederland impopulair is: jammer dan. Dan vinden ze me maar een hork. Maar ze begrijpen niet waar je voor staat, of wat je taak is als advocaat. Ik kan mezelf elke dag in de spiegel kijken.’

Wat ziet u dan?

‘Iemand die zijn taak als advocaat serieus neemt en daadwerkelijk voor anderen opkomt.’

Welke zaken maken u dan trots?

‘Wanneer cliënten me na afloop van een proces bloemen sturen, wanneer ze oprecht blij zijn met mijn werk. Dat geeft me een goed gevoel.’ 

NIEUWE REVU ONTMOET GERALD ROETHOF

Waar? Op zijn kantoor, aan de Ceintuurbaan in Amsterdam. Wanneer? Om 18.30 uur, enkele uren nadat Roethof een cliënt heeft bijgestaan die ervan wordt verdacht iemand om het leven te hebben gebracht door middel van tientallen messteken. Verder nog iets? Tijdens het gesprek van ruim een uur wordt Roethof niet snel boos. Dat gebeurt eigenlijk alleen als het over de doodstraf gaat. Zo kan de strafpleiter maar niet begrijpen dat er in Nederland mensen zijn die daarvoor pleiten, juist omdat er in het verleden regelmatig gerechtelijke dwalingen zijn geweest.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Misdaad
  • Martin Dijkstra/Lumen