De middag vordert gestaag en de rechter lijkt er vandaag zin in te hebben. Enthousiast begroet hij het publiek en legt meteen op een zo vrolijk mogelijke manier uit dat ze eerst een rechtszaak gaan doen en dat het publiek daarna uitgebreid vragen mag stellen. Niet alleen aan hem, maar ook aan de griffier, de officier van justitie, de bode en de parketpolitie. De jongens die een beetje onwennig in de publieksbanken hebben plaatsgenomen, knikken beleefd. Dan laat de rechter de zaak uitroepen.
De 29-jarige meneer Van E. komt binnen. Hij ziet er vriendelijk uit. Rustig. Een nette jongen. Zo’n jongen die elke zaterdagochtend op tijd opstaat om de allerjongste jeugd te gaan leren voetballen. In zijn kielzog volgt zijn vader, die met een streng gezicht in het publiek plaatsneemt. Meneer Van E. is doodnerveus. Zodra hij in het beklaagdenbankje is gaan zitten, beginnen zijn knieën direct te trillen. Zijn handen overigens ook. Zijn kin, de rest van zijn gezicht. Eigenlijk heeft meneer Van E. het nu al niet meer.
Maar meneer Van E. zit niet voor niets voor het gerecht: hij wordt ervan verdacht dat hij mortierbommen, in de vorm van vuurwerk, voorhanden gehad zou hebben. Of, als het dan geen mortierbommen zijn, dan in elk geval wel professioneel vuurwerk. En daarnaast zou hij ook een gasdrukpistool in zijn bezit hebben gehad. Op zich verklaart het, in zekere zin, de zenuwen wel een beetje.
Blauw koffertje
‘Goed, meneer Van E.,’ begint de rechter, een beetje vaderlijk, om te proberen de nervositeit een beetje te dempen.
‘Het is alweer eventjes geleden, maar weet u nog wat er gebeurde die dag?’
‘J-j-ja...’ stamelt Van E. met een wijduit zwalkende triller in zijn stem. De rechter besluit hem een beetje te helpen. ‘U werd aangehouden in de auto, waarna direct uw twee kameraden, die ook in de auto zaten, het hazenpad verkozen. Maar in uw auto werd een blauw koffertje aangetroffen, met daarinverbodenvuurwerk.’
Meneer Van E. is van de stress zo aan het trillen dat het moeilijk te zien is of hij nou gewoon zenuwachtig is, of dat hij nee schudt. ‘D-d-dat koffertje was van de twee jongens die uit de auto stapten.’
‘Ricardo?’
‘Ja, en die andere kende ik niet. In mijn naïviteit ,heb ik helemaal niet gecontroleerd wat er in dat koffertje zat, toen ik ze binnenliet.’
De rechter knikt begripvol. Misschien heeft hij zelf ook weleens iemand in zijn auto gelaten die een schimmig koffertje in zijn hand had. Toch is de rechter nog niet echt overtuigd van het feit dat Van E. gewoon een gezonde dosis pech heeft gehad, die dag.
‘Maar,’ gaat de rechter daarom verder, ‘dan gaan ze naar uw huis, en dan ligt er nog meer verboden vuurwerk in uw schuur?’
Meneer Van E. knikt schuldbewust. ‘Ja, ja, dat was van een kameraad van mij.’
‘Van wie?’
‘Dat zeg ik niet. Hij is een goede vriend, hij heeft een kind en zo. Ik wil hem er niet bij betrekken. Ik had dat van hem gehad, het lag er voor volgend jaar. Nou ja, ik had er gewoon niet zo goed over nagedacht. Ik bedoel: ja, ik heb zoveel in mijn schuur liggen.’
‘Dat klopt,’ haakt de rechter er maar meteen op in, met een mooi bruggetje. ‘Bijvoorbeeld ook een gasdrukpistool. Nu heeft u al gezegd dat dat van u was, en dat u daar afstand van doet, toch?’ Meteen knikt meneer Van E. met een groot gebaar.
‘Ja, hij was toch al kapot,’ voegt hij er beteuterd aan toe.
‘Oké.’
Ik wil niet zeuren, maar met zulk illegaal vuurwerk kun je een gevel uit een huis blazen
Blinde paniek
Dan komt het gesprek op de persoonlijke omstandigheden van meneer Van E. Hij woont nog thuis, heeft geen strafblad, geen schulden en een baan als keukenzetter. Zijn baas had zelfs voor de zekerheid een briefje geschreven voor de rechter dat meneer Van E. echt een hele betrouwbare en goeie jongen was. Terwijl dat allemaal ter sprake komt, knikt de rechter goedkeurend. Zo, lijkt het, ziet hij zijn beklaagden eigenlijk het liefst. ‘En dat vuurwerk?’ vraagt de rechter voor de zekerheid toch nog maar een keertje. ‘Hoe gaat u voortaan met vuurwerk om?’
‘Daar wil ik niks mee te maken hebben.’ ‘Weet u hoe gevaarlijk dat is?’
Bijna lijkt meneer Van E. in blinde paniek in huilen uit te barsten, maar hij herpakt zich nog net op tijd.
‘Ja, inmiddels wel.’
Toch lijkt de rechter echt nog heel even zijn punt te willen maken. Hij slaakt een zucht en kijkt meneer Van E. een keer diep in de ogen.
‘Kijk, ik wil niet zeuren, hoor, maar zulk illegaal vuurwerk, daarmee kun je een gevel uit een huis blazen.’
N-nooit meer vuurwerk
Meneer E. laat zijn hoofd hangen. Het zit hem ook allemaal niet mee vandaag. Met een trillende hand veegt hij het zweet van zijn voorhoofd en haalt hij een keer diep adem.
Het woord is aan de officier van justitie, die haar eis uiteen mag zetten. Ze drukt meneer Van E. toch nog maar een keer op het hart dat hij zou kunnen zitten voor het in bezit hebben van explosieven, volgens de wet voor wapens en munitie, maar dat ze daarvan afziet, omdat het wel heel duidelijk was dat het om vuurwerk ging en niet om wapens om mensen te verwonden. Ze eist een werkstraf van 150 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
‘Wilt u nog iets zeggen?’ vraagt de rechter uiteindelijk aan meneer Van E., om hem het laatste woord te geven.
‘Ik wil n-nooit meer vuurwerk. Dit afsluiten en gewoon weer mijn leven oppakken.’
‘Dit was wel spannend, hè?’
‘J-j-ja...’ antwoordt Van E. uit de grond van zijn hart. De rechter knikt tevreden. ‘Dat mag ook.’
Van E. gaat naar huis met een taakstraf van 120 uur. Een voorwaardelijke straf acht de rechter niet nodig: hij verwacht niet dat deze beklaagde ooit nog een Chinese mat of een gillende keukenmeid aanraakt.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Jeroen de Leijer