Sjakie ‘Sjaak’ Swart werd geboren te Muiderberg op 3 juli 1936 als zoon van Sjoerdie ‘Sjoerd’ Swart, een reiniger van de binnenkant van koelcellen tijdens stroomstoringen, en Toossie ‘Toos’ Swart-Binnenburger, die op showavonden imitaties opvoerde van Marlene Dietrich, Jack the Ripper en minister-president Colijn. Sjaak kon niet meekomen op school, ook niet toen alle leraren tegelijk naar hem riepen: ‘Meekomen, Sjaak!’ Nee hoor, hij vertikte het. Hij voetbalde liever.
Z’n eerste paar voetbalschoenen kreeg hij op 9-jarige leeftijd. Hij kon het verschil tussen z’n linker- en z’n rechterschoen maar niet onder de knie krijgen, en droeg ze de ene keer zus en de andere keer zo, met als gevolg dat de coach van het jongerenelftal, Henkie ‘Henk’ Snuffelpik, hem de ene week op de linkerflank opstelde en de andere week op de rechterf lank. Op den duur werd het definitief de rechterflank, toen Sjaak zeventien was, en z’n verloofde, Greetie ‘Greet’ Knopnagel hem het verschil tussen links en rechts wist uit te leggen, met het gebruik van haar tieten (‘Dit is m’n linkertiet, Sjaak, en dit m’n rechtertiet’).
Swart debuteerde, zoals zovelen voor hem, in het eerste elftal van Ajax toen hij achttien was. Anderen die op den duur ook in dat elftal zouden meespelen waren Piet Keizer, Johan Cruijff, Wim Suurbier, Barry Hulshoff en Bennie ‘Ben’ Slurper, die na één wedstrijd stopte met voetballen omdat het publiek oordeelde dat hij homoseksueel was (wat later waar bleek).
Swart leeft nog steeds, en voetbalt zelfs nog steeds, in een elftal van min 100-jarigen
Het Ajax van die tijd was behoorlijk oppermachtig, en vaak gebeurde er dit: Suurbier speelt de bal naar Hulshoff; Hulshoff denkt bij zichzelf: weet je wat, ik speel ’m door naar Keizer, en dan, nou ja, dan ontvangt Keizer de bal, en besluit tot dribbelen, en na het gedribbel schopt hij zomaar tegen de bal, die bij Swart belandt. En nu komt het: Swart drijft de bal voor zich uit, berekent hoeveel tegenstanders hij moet passeren zonder buitenspel te lopen, z’n berekening klopt, en hij belandt met het lederen monster bij de cornervlag, twijfelt geen moment, en zwiept de bal voor het doel, waar Cruijff scoort.
Op die manier is het niet moeilijk om de ene wedstrijd na de andere te winnen, en in deze constellatie werd Cruijff beschouwd als een genie, Keizer als een half genie, Suurbier en Hulshoff als twee leuke, brave jongens, en Swart als ‘Mister Ajax’, dat tevens z’n bijnaam werd. Samen wonnen ze vele kampioenstitels, Europa-cups, en al dat soort shit. Swart leeft nog steeds, en voetbalt zelfs nog steeds, in een elftal van min 100-jarigen, en negen jaar geleden scoorde hij met een kopbal, die hem een hersenschudding bezorgde, waar hij tot op de dag van vandaag last van heeft. Hij is ereburger van Amsterdam, en ooit geridderd door Beatrix, die hij herkende omdat haar linkertiet links hing en de rechter rechts. Verder is die hele Swart een nogal domme man.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Steve Nestorovski