Premium

Zolang het kon: alle Nieuwe Revu-columns van Bob Fosko

Tussen eind oktober 2019 en begin februari 2020 deed Geert Timmers onder zijn nom de guerre Bob Fosko ‘verslag van het avontuur met een voorspelbare uitkomst’, zoals hij zijn strijd tegen kanker noemde. De slotzin van zijn eerste column was ‘Zolang het kan!’ wat ook de titel van de serie werd.

Bob Fosko

Een paar weken voor zijn overlijden op 28 februari ging het niet meer, en stopte hij met schrijven. In dit artikel plaatsen we nog één keer alle vijftien columns die Bob voor Nieuwe Revu schreef, en nemen we afscheid van onze collega.

Geen leuk gesprek (NR43, 2019)

Bizar om mee te maken. Het moment dat je wereld zou moeten instorten. Dat ‘de wacht’ je wordt aangezegd. Dat ‘meneer’ voortijdig uit de race wordt gehaald. Het grote ho-moment. Stoppen. Niet meer meedoen. De voorbereiding op een ziekbed kondigt zich onverwacht aan. Vastgezwommen in de fuik van het leven.

Na het zien van de CT-scan blijkt de realiteit nog onverbiddelijker. De kanker bevindt zich in stadium vier. Je bent niet meer te genezen, alleen nog maar palliatief te behandelen. En als je die ongelofelijke waarheid onder ogen ziet, realiseer je je ook dat er niemand is die je echt kan helpen. Je zult het, ondanks al die lieve mensen om je heen, in je eentje moeten klaren. Schouders eronder en opgemonterd naar je afscheidspartij.

Toen de arts in het OLVG Oost mijn slokdarm en maag met een flexibele slang met daaraan vast een camera onderzocht, was er bij mij genoeg realiteitszin om de meest negatieve uitkomst niet uit te sluiten. De man van middelbare leeftijd, vergezeld van een geaffecteerd accent, sloot na het inwendige onderzoek nogal nadrukkelijk de deur van de spreekkamer. Direct drong de rauwe waarheid al zo’n beetje tot me door. Dit werd geen leuk gesprek. ‘We hebben de oorzaak van uw klachten gevonden,’ sprak hij formeel. ‘Er zit een tumor van bijna tien centimeter in uw slokdarm. En zo te zien, zit ie daar al even.’ Diepe zucht.

‘Fuck, daar gaat de tour met De Raggende Manne,’ schoot door me heen, voordat de ware ernst van deze tijding tot me doordrong. De tour met De Raggende Manne... Iets waar ik maanden reikhalzend naar had uitgekeken. Vol gas de podia van het Nederlandse pop- circuit in de fik zetten. We waren niet van plan geweest om deze gelegenheid routineus aan ons voorbij te laten gaan. We zouden het publiek opvreten. Nog één keer met alle recalcitrante energie het publiek trakteren op een hoogmis van tegendraadsheid.

Helemaal verrast was ik op die maandag in het ziekenhuis natuurlijk niet. Een voorzichtig leven heb ik niet geleid. Sterker nog: ik heb het ervan genomen. Onder het motto: je kan het ook allemaal niet doen, heb ik de meeste uitdagingen met beide handen aangegrepen. Uit nieuwsgierigheid. Zucht naar het nieuwe. Nu staat de laatste en misschien wel grootste uitdaging voor de deur. Omgaan met het naderende levenseinde.

Ik zal op deze plek verslag doen van het komende avontuur met een voorspelbare uitkomst. Zolang het kan!

Emmerlijst (NR44, 2019)

Sinds de onheilstijding in het ziekenhuis, januari 2019, heb ik nog nooit zoveel complimenten gekregen over mijn uiterlijk. 10 kilo lichter. Dat helpt. Een opgewekt gemoed doet ook wonderen. Ik heb er totaal geen behoefte aan om in de mineurstand terecht te komen.

Op terrassen in de zon kon ik deze zomer zo nu en dan ook nog wel rekenen op een uitdagende, wulpse blik van deze of gene, die niet op de hoogte was van mijn haperende conditie. Ja, dat doet die Fosko goed...

Een paar weken geleden stond ik plotseling oog in oog met een oude bekende, die mij zonder enige scrupules toeriep: ‘Hé, ging jij niet dood of zo?’ Om er direct na te zeggen: ‘Wat zie je er geweldig uit!’

Je zou bijna denken dat het allemaal wel meevalt. Kanker stadium 4. Alsof ik verdomme nog haast zou moeten maken ook.

Toch, als de verpleegkundige voor de zoveelste keer een infuus met chemo in je hand prikt, word je weer geconfronteerd met de werkelijkheid. Maar ook dan breekt een glimlach of een relativerende opmerking de plechtige sfeer die kennelijk bij dit alles hoort.

Dan de ‘bucketlist’. Daar schijn je ook iets aan te hebben. Een bucketlist. Een emmerlijst. Iets uitspoken waar je je hele leven alleen maar van gedroomd hebt. Een ballontrip. Parachutespringen. Zwemmen met dolfijnen of een paar nachten met je kop in de drugs.
Ik heb er niks mee. En al helemaal geen zin in. Maar dat zou best kunnen komen door de chemo waarmee het ziekenhuis de tumor in zijn hok probeert te houden. En gelukkig genoeg lukt dat op het moment nog ook. Ik word opgetild door de aanwezigheid van mijn geliefden en daar helpt een heerlijk glaasje rode wijn ook nog wel bij.

Dit voorjaar waren er dus ook de concerten met De Raggende Manne. Zelfs tijdens de fysiek zwaardere optredens sleurden de adrenaline en het woest meeschreeuwende publiek me door die geweldige avonden heen. En ook het opkontje waarop ik kon rekenen van alle gastzangers, die geen van allen dit moment routineus aan zich voorbij wilden laten gaan.

Ze gingen als de brandweer. Allemaal. Niemand uitgezonderd.
In Leiden kwam een bezoeker na het uitverkochte optreden naar me toe met de vraag of ie me even mocht vasthouden en bedanken. De muziek van De Raggende Manne had hem door zijn pubertijd heen gesleept. Dat noem je eer van je werk! 

Even blijven (NR45, 2019)

Vandaag heb ik mijn wekelijkse dubbele hoeveelheid chemo gehaald in het ziekenhuis. Het ene middel remt of doodt de groei van de tumoren, het andere middel probeert die aangetaste cellen te herprogrammeren en weer te laten doen waar ze voor zijn... het normaal delen.

Ik ben een patiënt en geen dokter, dus ga ik niet op de plek van de wetenschapper zitten. Maar ik kan wel iets zeggen over de bijwerkingen. Dat die er zijn, is logisch. Het spul moet iets doodmaken in je lijf en de rest van de goede weefsels zo min mogelijk aantasten. Ondertussen voel ik me dus iemand die snel naar de huisarts zou moeten gaan. Chronisch moe. Koppijn. Spontane bloedneuzen. Oorsuizen. Onverklaarbaar, heftig toiletbezoek (om het een beetje in het nette te houden).

Toch weet je waar je het voor doet. De goede zaak. Nog even blijven. Ik heb mezelf voorgenomen die handschoen op te pakken. Even blijven. We proberen er nog wat tijd aan te breien, samen met het Oncologisch Centrum Amsterdam. Voorlopig lukt ons dat, tien maanden na de diagnose. Dan lig ik daar, met een infuus in mijn arm, te mijmeren over alle mooie tijden. Drie uur per week. Hoe het geneesmiddel zijn werk doet, blijft voor een leek abstract en moeilijk te begrijpen, maar het doet iets.

‘Opa! Hoe is het met je kanker?’ riep mijn oudste kleinkind een paar weken geleden onderaan de trap. Je kanker. En zo is het. Hij is van jou, die kanker. Doe er maar wat mee. Het is geen vreemdeling zeker, die verdwaald is zeker. Het is de aandoening waarmee zeker een derde van mijn generatie een appeltje mee te schillen heeft.

Ook met kanker is er leven en ervaar je prachtige momenten. Hoewel... je moet er wel iets voor doen. Het komt je niet aanwaaien. Niet stil gaan zitten, al ligt dat op de loer.

Vanavond trek ik maar eens een lekker flesje wijn open, dan gaan we vieren dat ik 2020 aan ga tikken! Dan proost ik samen met familie en vrienden op goeie herinneringen en de toekomst.

En straks haal ik mijn nieuwe aanwinst uit zijn kist... Daar kan ik geen genoeg van krijgen. Een prachtige accordeon, waar ik zeker een uurtje per dag op speel. Maar dat verhaal vertel ik een andere keer nog wel. Ik ga vast even lekker spelen! 

Muzikale fruits de mer (NR46, 2019)

W einig nieuws van het kankerfront. Er zijn nauwelijks verontrustende ontwikkelingen. Nou ja, ik ben geen boek meer met een open einde. Iedereen is aardig en volgende week zal een CT-scan laten zien of de rem/behandeling tegen de kanker het nog een tijdje volhoudt. Mijn humeur is goed. Kleine trek, maar wel levenslust!

Zo zat ik afgelopen zondagavond in een oude brasserie in Parijs te smikkelen van een grote schaal oesters. Die gingen erin als Gods woord in een ouderling. Cadeautje van de kinderen. Mazzelpik ben ik. (Bofinger, Rue de la Bastille, Parijs. Aanrader. Slechts 500 kilometer op de fiets).

We hebben in Nederland veel te zeiken, maar minder te klagen. Ook al kan er hier in het land waar de Bouw, de Boeren en de Billionaires de dagelijkse gang van zaken en de onderwerpen in de media bepalen, nog veel verbeteren. Neem nou de radio. En dan helemaal de popradio. Wat weinig luisteraars beseffen, is dat iedere muzikant die zich aan een liedje op de radio waagt, zich moet mengen in de strijd om een plek op een hitlijst. Via pr, pluggers en netmanagers die allemaal een dikke connectie lijken te hebben met partijen die daar vooral rijk van proberen te worden. En het kloterige is, ze vinden er allemaal wel wat van. Van die muziek.

Ik hoor mensen denken: hé Foz, moet jij je hier op dit moment nou druk om maken? Dat klopt. Niet doen. Al vaak genoeg gedaan ook. Maarrr... Ik wil op dit Hollandse plekkie toch even een lans breken voor FIP Radio, een radiostation op de publieke Franse zender. Zonder reclameblokken. Te ontvangen op kabel en internet, gratis en voor niks.

Het station bestaat al langer dan veertig jaar en bied je de heerlijkste schalen vol muzikale fruits de mer die er op de wereld bestaan. Zonder knellend format. Zonder opgewonden presentatoren. Zo nu en dan een bescheiden Frans nieuwsblokje. En soms een Frans zuchtmeisje voor een kleine toelichting. Goed voor je taal. En je waant je even in het warmere zuiden. Heerlijk. Het geeft je rust en tevredenheid. Ga maar zoeken. Je bent er zo.

En wat zo leuk is, of zeg maar gerust supervet; het hoeft niet meer bedacht te worden. Het is er al. Als je een grote fan bent van Nederlandstalige muziek heb je pech. Maar hier thuis staat ie lekker aan. En ik blijf luisteren..

Tranen voor de JSF (NR47, 2019)

Op 21 november 1981 kloste ik met mijn vriendinnetje door de Amsterdamse binnenstad. Krakers waren we. Leren jackies en laarzen. We gingen met 500.000 landgenoten protesteren tegen de komst van kruisraketten in Nederland. Die raketten moesten een verantwoord tegenwicht vormen in de ‘nucleaire balans’ op de wereld. De Russen waren ons aan het bedreigen.

Zeiden ze.

De wapenwedloop werd weer eens flink van stal gehaald. We zouden onder de voet worden gelopen door het Sovjet-leger. Whoehaa! Dat was met name het idee van de Amerikaanse president Ronald Reagan en zijn adviseurs. Als ik de beelden van toen zie en hoor, kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat Reagan al een vorm van dementie te pakken had.
De Amerikanen, die er nooit omheen draaiden dat ze al jaren gebruikmaakten van ‘speciale propaganda’ om de ‘hearts en minds’ van de burgers in te palmen. Het ministerie voor tactische beïnvloeding van de media. Eerlijk gezegd konden de Russen daar ook wel wat van.

Toch was ik als ‘linkse rooie artiest’ altijd meer op de hand van de Russen dan op die van de kapitalistische westerlingen. Maar het leek er ook op dat het Westen veel grotere technische en medische ontwikkelingen doormaakte. Wat nu dan wel weer zijn vruchten afwerpt voor mensen met kanker. Waarvoor dank natuurlijk. Toch danken we onze innige band met de Verenigde Staten vooral aan de diepgewortelde communistenhaat in het Westen en het idee dat de Amerikanen, Canadezen en Engelsen ons hebben bevrijd van de Duitser in de Tweede Wereldoorlog.

Het feit dat de Russen zes weken eerder in Berlijn stonden voor de genadeslag van het naziregime telde rond het verzet tegen de wapenwedloop totaal niet mee. CCCP was de vijand en daar waren veel discussies over. Ik zat daar een beetje tussenin, maar vroeg me steeds af: wo ist der vijand? Ik snapte niet wat al die wapens moesten in een redelijk rustige, veilige westerse wereld.

Maar ik moet nu erkennen dat we leven in een wereld waarin het geld het heeft gewonnen van de ideologie. Althans voor nu.

Ik pinkte dus een traantje van verdriet weg toen een paar weken geleden de eerste JSF landde in Nederland. Die kloterige, peperdure, vliegende badkuip op die kleine kutwieltjes voor een land zonder echte vijand. Want laten we eens eerlijk zijn: wo ist der vijand? Ik blijf me daar over opwinden.

Muziektherapie (NR48, 2019)

Mensen die van jongs af aan de muziek in willen, zijn niet helemaal goed bij hun hoofd. Daar is iets mee loos. Keihard je passie achterna, zonder garantie om geld te verdienen en daarmee je schoorsteen te laten roken. Toch heb ik er nooit spijt van gehad dat ik van muziek mijn beroep heb gemaakt. Ik ben gek. Maar ik heb ook wel de mazzel gehad dat ik tot op de dag van vandaag heb kunnen leven van muziek en acteren.

Een mooi lied geeft mij trouwens veel meer voldoening dan het geluid van een ratelende flappentap. En muziek blijkt ook nog eens veel gezonder dan geld! Geen stress, maar smaakvolle klanken die het brein ontspannen. Er is in de wetenschap nu zelfs erkend dat muziek bol staat van de geneeskrachtige effecten. Muziek kan je genezen. Altijd geweten. Muziek is goed! Heerlijk!

Over de heilzame werking van muziek op iemand met kanker is helaas nog niet veel bekend, maar het geeft in ieder geval veel vreugde en troost. En dat is dan weer goed voor de weerstand. Het verklaart misschien de goede reactie van alle medicatie die ik krijg in het ziekenhuis. Op de laatste CT-scan is een afname van de tumoren te zien. En wie weet helpt iedere dag een potje accordeonspelen daar ook bij. Ik kan er dus nog wel weer een tijdje tegenaan. Toch mag ik me niet rijk rekenen. Kanker blijft onvoorspelbaar. Een sluipmoordenaar.

Ruim dertig jaar geleden maakte ik samen met Bert Beenen, muzikant uit ’t Gooi, en mijn levenspartner Vera Jong een VPRO-jeugdprogramma voor de jeugd. Titel: De Zingende Dokter. Tien afleveringen in 1987. Over allerlei verschillende fysieke ellende die te genezen zou zijn door muziektherapie. Ik sloot iedere uitzending af met: ‘Zet het geluid maar een beetje harder, dan ben je er zo weer bovenop!’

Het heeft mijn muzikale partner niet echt gered. Hij overleed een paar jaar geleden aan ‘de K’, maar laat gelukkig naast een club kinderen ook een f linke bulk aan Nederlandstalige liedjes na. Ook weer zoiets. Als je iets maakt, heb je ook iets na te laten. Herinneringen. Leuk voor later. Bij de open haard. Tenminste... als dat dan nog mag. Mijn vrienden en vooral mijn kinderen zingen die liedjes nog steeds. De meeste staan op YouTube. Ga maar kijken. Dan begin ik straks weer aan mijn dagelijkse dosis muziektherapie. En dat blijf ik doen.

Poppenstront in je bek (NR49, 2019)

In 1986 startte ik De Raggende Manne als verzetsdaad. Ik was zo totaal klaar met de mensen die zich met de muziek van mijn bandjes wilden bemoeien. Ze kwamen nooit verder dan zeggen wat ik het beste zou kunnen doen om een hit te scoren. Brede erkenning en gerinkel in de portemonnee. Mannen in grijze pakken met een stropdas wilden het liefst dat wij ons uiterst beschaafd zouden uitdrukken. Gemalen poppenstront. Nog net niet in je bek gescheten. Dat durfde ik toen nog niet te zeggen. Maar ik was een kind van de revolutie, een jongen die hield van Jan Wolkers. Van woorden die rumoer veroorzaakten. Een rebel. Een postprovo. Een lastpak. En daar hielden luisteraars ook van. Onder de aandacht gebracht door de VPRO en later ook door de VARA en de KRO.

Tijdens een van de opnamesessies zei Michael Peet, de bassist van mijn eerste bandje nog ver voor De Manne: ‘Dit is de muziek en de stijl die helemaal bij jou hoort!’ Dat gaf me zelfvertrouwen. Daarom ging ik vaak op zoek naar die rake woorden. De kortste weg naar de waarheid. En dat was fijn. Ik had mijn stijl te pakken! ‘Je lult de ore vamme kop, maar je kan niet neuken’ en ‘Je stinkt uit je bek als een beer uit zijn reet.’ Op een podium sorteert zoiets meteen effect. Iedereen zong mee en ik kon heerlijk mijn hart luchten met mijn pijnlijk gezwollen keeltje.

Op het album Rooie Pap uit 1995 kwam een onverwoestbare evergreen terecht. Poep in je Hoofd. De allergrootste hit die we ooit hebben gemaakt. Mensen trekken me soms van mijn fiets en zingen ongevraagd het refrein, met spuug en wel, in mijn gezicht. Ik kijk dan in die glinsterende ogen en realiseer me dat een deel van de populaire radio die grote waarheid niet aankon. Ik neem het niemand kwalijk, maar het lijkt wel alsof De Raggende Manne met een onecht kind leven. Los van wat dwingende aanvragen was het nauwelijks te horen in de ether. Op de radio was en is het nog steeds een no-go. Buitengewoon geweldig opgenomen en gemixt door Sander Jansen en geproduceerd door Martijn Bosman.

In België stond het tien weken lang op nummer 1 in De Afrekening van Studio Brussel. En nog steeds krijg je er iedere onwillige, kouwe zaal mee aan de praat. Ik blijf het zingen.

Platenkast met kaviaar (NR50, 2019)

Storm ik richting de afgrond of ren ik met een noodgang naar de finish? De snelheid waarmee ik te maken heb, door mijn kwakkelende gezondheid, begint stroperig te worden. De alarmbellen verstommen. Ze klinken in de verte. Mensen om me heen wennen aan het rottige nieuws van kanker en raken opgemonterd door mijn positieve instelling. Toch denk ik nu vaak aan het leven, en aan wat het me gebracht heeft. Ik citeer mijn moeder: ‘Als je voor een dubbeltje geboren bent, dan word je nooit een kwartje.’ Dan gaat het dus weer over geld en over de mogelijkheden die het leven je door je achtergrond geeft.

Mijn vader was banketbakker, mijn moeder stond in de winkel en zette zes kinderen op de wereld. Geld stroomde niet makkelijk binnen. Keihard werken voor weinig kluiten. Veel gedoe met de bank en belastingen, al lieten mijn ouders daar weinig van blijken.

Ik kijk terug op een gelukkige jeugd en daar heeft geld nooit zo’n belangrijke rol in gespeeld. Het is niet in mijn bolle kop opgekomen om van geld verdienen een vak te maken. Had ik dat moeten doen? De hele dag met een rekenmachine in mijn hebberige knuistjes? Misschien wel, maar ik had er toen geen tijd voor. Foz was te druk met muziek, meisjes, biertjes en liedjes. Brommers en auto’s. Daar had ik mijn handen vol aan. En wat had ik in de geldwereld te zoeken? Met een toffe band op een podium staan was de grootste verleiding.

Voor mij is een goedgevulde platenkast geen doel op zich, maar het is wel leuk dat ik er een heb. De onverbiddelijke waarheid is dat je een platenkast niet kunt opeten, tja, misschien met een kouwe Jupiler, Grolsch of Heineken. Nooit geprobeerd eigenlijk. Klinkt een beetje als konijnenvoer. Die platenkast dan. Geen honger hier! Ik verbaas me over de werking van kuren en medicijnen, en pak mijn dagelijkse portie beweging. En mocht ik gaan twijfelen, kan ik me altijd nog inschrijven bij de Postcode Loterij. Kijk maar op de affiches bij de tramhalte. Daarop beloven veel, goed in het gehoor liggende BN’ers gigantische prijzen voor onder de kerstboom. Hij kan zomaar vallen bij jou in je buurt. Als ie nou bij ons in de straat valt, ga ik naar de winnaars, scharrel ik een bandje bij mekaar, en drinken we met de hele posse de koelkast leeg. Ik neem er één. Ik ben een tevreden mens!

Penspiano (NR51/52, 2019)

Als kind was ik me er helemaal niet bewust van. Van muzikaliteit. Ik zong graag, en nog in de maat ook. Daarmee liet ik kennelijk aanleg blijken.

In ons gezin werd ik gebombardeerd tot een talent. Op les moest ik, en daar verzette ik me niet tegen. Voordat ik het wist, had ik een accordeon om mijn nek. Een kleintje, gehuurd bij een vereniging. En iedere zaterdag om 10.00 uur stond er een leraar klaar om me de kneepjes van het accordeonspelen bij te brengen.

Wat begon als leuk werd na een maand al een stroeve opgave. Iedere dag een uurtje oefenen op die penspiano, terwijl mijn vriendjes buiten voetbalden. Maar ik boekte resultaat. Binnen korte tijd kon ik een paar Zuid-Duitse liedjes op mijn kleine zuchtzak en werd ik meegesleept langs de hele familie om te laten horen wat ik allemaal kon. Strontnerveus natuurlijk, omdat ik toen toch wel bang was om fouten te maken. En een hele vlotte leerling was ik ook niet echt.

Maar het resultaat was voldoende om me na een jaar een splinternieuwe 120-basser cadeau te doen. Dat was een rib uit het lijf van mijn ouders. Maar die waren toen zo overtuigd van mijn talent, dat ik in no time met die enorme kast op mijn blote knietjes, in mijn korte broek, een heus repertoire aan het instuderen was. Wie Zal Dat Betalen en De Vlijtige Student en, destijds heel populair: Mijn Opa van Annie M. G. Schmidt en Harry Bannink.

Daar zat ik dan, kapot van de zenuwen, met een droge bek te kijken naar al die blije gezichtjes. En voordat je het weet, zit je in de muziek. Maar niet met brutaal lang haar en een stoere elektrische gitaar, maar met een accordeon. Zonder stekker. Op lucht. Toen werd het 1966. The Beatles waren doorgebroken en de accordeon had een populariteitsprobleem. Niemand wilde meer spelen op zo’n ding. Ik mocht ook op een accordeonclub. Met slome jongens en leuke meisjes. Leuke meisjes vonden een accordeon wel leuk. We maakten een bijzondere accordeonreis naar Bamberg in Zuid-Duitsland. Een paar dagen naar een bierfeest in de buurt van Nürnberg, zonder ouders. Ik nam de gelegenheid te baat om bier te leren drinken uit grote stenen pullen. Bambergs Rauchbier, vier dagen lang. Duitsers in lederhosen met een slok op. En rondborstige mevrouwen met pils voor de hele posse. Ouderwets, maar voor een jongen van twaalf wel leuk, hoor...

Modern doodgaan (NR1, 2020)

Ik ben maar eens begonnen met de boel op te ruimen. Waardevolle spullen niet op Marktplaats zetten, maar je vrienden en vriendinnen verrassen met leuke spulletjes. Voor het na-Fosko-tijdperk. Want, ondanks de goede uitslag van de chemokuur die ik krijg, blijft dat toch de meest voor de hand liggende uitkomst van hetgeen me te wachten staat. Het afscheid.

Ik hou het nog steeds vol om daar niet verdrietig over te zijn. Ik beleef dit jaar een van de mooiste tijden van mijn leven. Toch moest ik wel even zuchten bij The Irishman. In deze film vallen je helden bij bosjes. Bij de maffia draaien ze nergens hun handje voor om: eerst effe een ijsje eten, en dan iemand afknallen. Met de oprukkende Mocro Maffia lijkt het geweld ook ons schone Nederland binnen te drijven. De statistieken zeggen dat het meevalt, maar in mijn waarneming regent het geweldsdelicten. Bloed aan de paal.

Dat geweld staat niet in verhouding tot de hoogwaardige, liefdevolle behandeling die iedere hulpbehoevende ontvangt in een Nederlands ziekenhuis. Ik zou zeggen: knijp maar in je handjes! En rap de lonen omhoog voor die kanjers.

Maar verdomme, je zult maar moeten onderhandelen met Bruno Bruins, namens de VVD minister van Volksgezondheid. We hebben hem al vaak zien langskomen in alle talkshows om weer eens wat recht te zetten. Hij maakt nogal veel missers heb ik de indruk, en dat moet hij dan weer komen uitleggen. Zo joeg Bruins de kogel door de kerk om het MC Slotervaart te sluiten. Een hoogwaardig, geweldig ziekenhuis met grote expertise en een grote staat van dienst.

Het is voor mij wel weer lollig om te zien hoe weer een VVD’er zich stuntelig en haperend uit een leugenachtige situatie draait. Maar het kloterige is; het lukt ze. Ondanks alle missers staat de VVD nog steeds bovenaan de peilingen. Zoveel blunders kan de Nederlandse burger niet meer aan. Of het interesseert ze domweg niet meer. Het vertrouwen verloren. Ik zit me daar dan toch weer origineel schuimbekkend over op te winden voor de buis.

Ik moet het loslaten. Mijn taak is begrip en liefde. Met fluwelen handschoenen en een randje venijn op naar het afscheid. Omringd door vrienden en vriendinnen. Ik probeer met mijn linkse vechtlustige kop nog maar eens wat inspiratie rond te strooien. En ik wentel me in de zorgzame aandacht van mijn geliefden, samen met de kanjers van het OLVG.

The Midget & Candy (NR2, 2020)

Mijn vrouw zegt al maanden dat ik niet te veel over kanker moet praten. En dus houd ik de details klein als ik zo nu en dan verslag doe van de ziekte. Het gebeurt trouwens ook dat ik lastig word gevallen door positieve gevoelens. Want hoe verdrietig het nieuws ook mag zijn: het krijgt me er niet onder.

Ik loop natuurlijk niet de hele dag liedjes te fluiten en gedichtjes te schrijven, maar denk soms wel dat kanker een imagoprobleem heeft. Misschien moeten ze de slogan van de belastingen erop plakken: ‘Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker.’ Want ik ben natuurlijk niet de enige die het soms moeilijk heeft. Ik probeer me voor te stellen hoe wij mensen van de naoorlogse generatie zich zouden gedragen als er opeens ‘vaten met bommen’ uit de lucht vallen. Of tanks door de straten rollen en huizen worden opgeblazen. Zusjes of broertjes dood, families uiteengereten, geen sanitair, water, licht of elektra meer. Wij staan er niet vaak meer bij stil, althans ik niet.

Ik denk ook weleens aan meer beroemde doden, zoals Prince bijvoorbeeld. Al bijna vier jaar weg. Nog niet zo lang dus. Dood gevonden in zijn privélift in Minneapolis. Nooit verwacht dat ik hem zou overleven. Even terug naar april 1981 toen mijn leven veranderde. ‘The Midget’ kwam naar Amsterdam en ik was daar bij. Puur geluk. Mazzelpik. Niemand kende de kleine man en ik was er toevallig omdat mijn schoonzus een vrijkaartje voor me had. Ze werkte bij een platenmaatschappij in Hilversum en bracht altijd interessante albums voor me mee.

Ik wist vooraf niet waar ik op kon rekenen, maar dit concert schudde mijn wereld door elkaar. De zaal met achthonderd man verstijfde gewoon door het ongekende niveau. In mijn herinnering waren er veel gekleurde mensen en was de groep zo overdonderd, dat niemand durfde te dansen. Soms heb je dat, ja ja. En later kun je zeggen dat je erbij was, met je zwangere vriendin.

Daar ging ie. Hij bewoog, net 20 jaar oud, in een jarretel en een zwartglimmende regenjas soepeltjes over de monitorboxen en over het Amsterdamse podium. Niet veel later deelde Candy Dulfer het podium met hem en bleef dat jaren doen. Dat mag weleens wat vaker gezegd worden. Dat Candy bij ons hoort. Maar Nederland koelt af. Grote, veelbelovende artiesten komen niet meer deze kant op. We zijn hier niet zo interessant meer. Het gaat niet meer om de kunst, maar om de centjes. Doodzonde!

Stronteigenwijze ouwe mensen (NR3, 2020)

Ik ben precies een officieel jaartje op weg naar het einde en voel me door het grootste deel van mijn omgeving geweldig opgevangen. We praten op een open manier over emotionele zaken die in een gewoon leven niet vaak aan bod komen.
Wie denkt er nou vaak aan zijn eigen afscheid? Tot een jaar geleden deed ik dat bijna nooit. Nu iedere keer als ik wakker word.

Ik slaap goed en ben niet bang of ongerust.

Ben niet zo ‘superactief’ meer om nog wat kolen op het vuur te gooien, maar het ‘denkproces’ gaat op volle toeren. Ben gelukkig en gemotiveerd om wat leuks van deze periode te maken. Ik vraag me ook af wat zo negatief aan deze tijd zou moeten zijn. Het is wat iedereen kan verwachten. We denken er alleen niet vaak over na. Misschien moet ik wel met een ‘Sterfboek’ beginnen. Maar als het om geld gaat, kan ik dat net zo goed laten. Het is niet bepaald de tijd om rijk te worden. Het is uitdeeltijd. Uitdelen van immateriële rijkdom. En ontvangen! Dit jaar ontving ik veel dankbaarheid. Van familie en vrienden. En van liefhebbers van de muziek die ik heb gemaakt met alle muzikanten waarmee ik mijn hele leven heb gewerkt.

Dat is dan weer de mazzel van mijn soort kanker. Ik heb gelukkig geen grote, fysieke last en kan nog wel even door.

In december ontving ik in Nieuwegein, uit handen van Lilian Marijnissen, De Gouden Tomaat voor mijn artistieke bijdrage aan de campagnes van de SP. Ik werd opgetild door dankbaarheid en ben trots op wat ik al die jaren met alle muzikanten heb kunnen doen voor de partij.

Heel langzaam glij ik omringd door dierbaren uit de tijd. Klinkt wollig, maar het voelt zo. Dat komt niet door de medicijnen. Ik kan al jaren niet uit de voeten met de ‘nieuwe communicatiemiddelen’. Als ik het opschrijf, voel ik me zelfs een ondankbare hond die niet met de tijd mee wil. Maar het leven verandert niet door die nieuwe communicatie. Het wordt er eerder onrustiger van. Er starten oorlogen door. In gesprekken grijpen mensen sneller naar de telefoon om hun gelijk te zoeken. Het gelijk van Google en het ongelijk van de burger. Het schijnt zelfs moeilijk te zijn om je overlijden bevestigd te krijgen op internet.

Stronteigenwijze ouwe mensen zijn we. Dat moet dan nog maar even... 

Pak de liefde (NR4, 2020)

Stichtelijke woorden. Het verheffen van de onderdanen. Een emotioneel op-kontje om er weer een jaartje tegenaan te kunnen. Het toespreken van de landgenoten om deze verwarrende tijden een plek te geven. Al die onrust, onvrede en protest in dit gelukkige land!

Het meest welvarende plekje van deze wereld gaat onderuit door te hoge uitstoot van stikstof en de vondst van PFAS. Jonge mensen roeren zich omdat het klimaat de grenzen aangeeft. Het einde kondigt zich aan. De zeeën stijgen. Ons levensgeluk staat onder druk en ons staatshoofd geeft aan dat geluk niet ons hoogste goed moet zijn.

Vorig jaar dacht ik er net even anders over. Als mijn tijd beperkt lijkt, is geluk hetgeen wat mijn tijd nodig heeft. Geluk! In april 2019 vond ik de Stradivarius onder de accordeons bij een Duitse verkoper en voor een potje geluk in een aflopend leven is dat van het grootste belang. Tenminste, als je van dat instrument houdt en erop kan spelen. Omdat ik al vanaf mijn zevende kennis heb gemaakt met de accordeon was de vondst van deze muzikale exoot het grootste geluk sinds jaren.

Zeker na het doodsbericht van de dokter, een paar maanden eerder. Maak je maar op voor het einde, was toch duidelijk zijn boodschap. Geen geluk, maar vette pech. Mijn enige verweer tegen deze ellende is geluk! Spelen op de mooiste accordeon ter wereld. Voor iedereen. Het is dé manier om te ontsnappen aan dit troosteloze tranendal op deze krakende aardkloot. Wat moet je als niemand je kan helpen tegen stijgende zeespiegels en oprukkende tumoren? Zoek geluk. Pak de liefde en hou mekaar vast. Daarom klonk de toespraak van onze koning in zijn nieuwe onderkomen als niet van mijn wereld. Maar ja, ik heb het geluk dat ik accordeon speel. Vreugde en geluk als je de penspiano hebt mogen omarmen. Omdat niemand mij kan zeggen hoeveel tijd me nog rest, pak ik alles en geef ik zoveel mogelijk. In de kunst welteverstaan, want de politiek heeft ons een deel van de kunst al afgenomen, in 2010. Maar van ons geluk moet iedereen afblijven, het is het enige wat ons aardse bestaan de moeite waard maakt. Een nieuw jaar met grote mogelijkheden. Waar leven is, hoort geluk! Pak het met beide handen en koester het. Zet maar lekker een plaatje op of bel mij. Ik kom langs met de Gola-accordeon en speel net zolang tot je gelukkig bent! Iedereen heeft er recht op!

De kanker komt zijn afspraken na (NR5, 2020)

Het is geen leuk begin van het nieuwe jaar, maar hier volgt een update van de gezondheid van uw columnist. Ruim een week geleden ging ik samen met mijn maatje naar het ziekenhuis omdat mijn zicht minder goed werd. Lichte hoofdpijn en suizende oren. Ik heb me gemeld bij de spoedeisende hulp om wat neurologische checks te ondergaan. Daarna ook een foto van het brein. En een CT-scan van de buik. De chemo en immunotherapie hebben goed werk gedaan. De tumoren in de borst zijn afgenomen. En dat is voelbaar. Ik eet makkelijker en een wijntje biedt me vreugde.

Maar ik schrok op een moment midden december dat ik plotseling niet meer goed uit mijn woorden kwam aan de keukentafel. Zoiets heet afasie volgens mij. Je kan de woorden niet meer vinden. En dan kan je beter ophouden met praten. Verstoring van het brein. Verdomme, ik had zo dokter kunnen worden. Echt interessant als je je vragen kunt delen met kenners.

Hoofd- en bijzaken gaan zich wel scheiden. Het gejeremieer over vuurwerk laat me koud. Ik kan de lust voor een vuurpijl niet opbrengen, terwijl ik goed heb

begrepen wat daar ook alweer leuk aan was. Met piepende oren in de koude winternacht. Ook al zijn de tekenen van verval nog niet heel groot, op de CT-scan van mijn hoofd zijn uitzaaiingen te zien en dat is geen goed nieuws. Ik kom medisch in een nieuwe fase waar ik mijn schouders onder moet zetten, voor zover je dat kan. Want het is te begrijpen, maar niet zo makkelijk.

Binnen een week wordt er een betere (MRI-)scan gemaakt en dan wordt het volgende traject van de behandeling besproken. En dat leer je niet op de lagere school. Dat is voor grote mensen. Maar ik denk dat ik dat van huis heb meegekregen. Rust en dankbaarheid. En de goede ziekenhuizen hier in Nederland. Ik voel me niet in de steek gelaten en verheug me op de release van de nieuwe plaat van Groep Fosko! in maart 2020. En in februari een optreden bij 2 Meter Sessies. Een juweeltje om dit jaar in te duiken. Hou het in de gaten en geniet van de schoonheid. De muziek gaat altijd door. Daar heb ik vertrouwen in. Het heeft me mijn hele leven veel geboden en ik kan er nog even tegenaan. Volgende week weet ik weer meer! 

Een onvergetelijke periode (NR6, 2020)

Dat waren de tijden. Een popconcert was een titanenstrijd. Knallen voor de overwinning. Begin januari 1991 werden De Raggende Manne voor de tweede keer uitgenodigd op Noorderslag in Groningen. Op het grote hoofdpodium als laatste act, diep in de nacht. Knallen met een slok op. Althans, het publiek was al toe aan een slaapje. Om 03.00 uur spelen, daar ligt ook niet echt mijn kracht, maar zo vaak word je niet uitgenodigd op die legendarische staalkaart in het noorden, dus grijp die kans! Veel belangstelling. Radio. Televisie. Grote bekendheid in de media.

Maar in tegenstelling tot wat ik vorige week zondag zag in het Bimhuis, een jazzconcert, was het 29 jaar geleden (!) een woeste gebeurtenis met veel muzikaal tumult. Uitgelaten schreeuwend publiek en een volle grote zaal. Lang geleden, maar een hoogtepunt. Het lijkt wel gisteren. Tijd vliegt. Het schiet voorbij en het is mooi als je er gelukkig van wordt. En dat werden we die nacht. Het betekende de duidelijke doorbraak van De Raggende Manne en een goed jaar voor de Nederlandse popmuziek.

We hadden ons alleen niet gerealiseerd dat de onrust en het grote publiek iedereen het nieuwe jaar op sleeptouw zouden nemen. Theo Slagter ging in het begin van het concert met een snoekduik onderuit door de bijna onvermijdelijke bierdouche. Hij speelde die avond met een verdoofd bovenbeen de sterren van de hemel. De zanger van dienst werd bijna gewurgd door een fanatieke fan die zijn zinnen op mijn gekleurde, artistieke stropdas had gezet. Dat werd bijna een klassieke moordpartij op het podium van De Oosterpoort. Je vraagt er niet om, maar je kunt het ook allemaal níet meemaken. Ik was erbij en zal het nooit vergeten. De volle zaal, het enthousiasme en het belangrijkste: het moment!

Je vergeet het op dat ogenblik, het wordt vanzelf weer 04.00 uur. De pannen leeggelikt, de flessen opgedronken en enveloppen uitgeklopt. Diep in de ochtend lag ik in het winterlicht naast mijn snurkende collega te dromen van de toekomst met een spijker in mijn kop. Het was het begin van een onvergetelijke periode. Die niet te lang heeft geduurd, maar waarin we de vrijheid voluit hebben kunnen vieren en tien geluidsdragers hebben kunnen maken. Of ik dat anders had moeten doen? Ik dacht het effe lekker niet zeg. Maar ik geef toe: je moet er een beetje mazzel mee hebben.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct