Het is woensdagochtend als ik achter mijn bureau ga zitten en FaceTime aanzet. Het is een klein beetje onwerkelijk: niet met de trein naar Flevoland, niet met de auto naar Joure, maar gewoon achter mijn bureau. Ik ga inbellen met de 49-jarige Tilburger André van den Boogaart. André is bluesgitarist, liedjesschrijver en werkt daarnaast in de zorg; in de opvang voor dak- en thuislozen. Gisteren heeft hij tot 23.30 uur gewerkt, dus ik tref hem in zijn woonkamer. Hij is net wakker. Op de achtergrond keft teckel Drieluik vrolijk mee met het gesprek. André drinkt een glas water, ik heb een koffie. We zitten: het gesprek kan beginnen.
Zo, André.
‘Ja, jongen, daar zitten we dan. Op veilige afstand.’
Sociale onthouding in optima forma!
‘Flinke jongen die ons nu nog kan besmetten, via de telefoon.’
Hoe gaat ie? Kuchje? Longproblemen?
‘Nee, ik ga goed hoor. Het zit allemaal nog goed. Maar goed, het zijn gekke tijden voor iedereen.’
Druk op de ketel
Ben je veel aan het werk?
‘Ja, heel veel. Iedereen die hoest of niest moet thuisblijven, dus er staat natuurlijk wel wat druk op de ketel.’
Want, even voor mijn begrip: jij vangt dak- en thuislozen op, en je begeleidt ze, doet activiteiten, dat werk?
‘Nou ja, zoiets. Ik ben sowieso altijd invaller voor zieken, dus ik sta eigenlijk overal. Soms doen we activiteiten met ze: tuinieren, klussen en vooral de beleving daarvan, zeg maar. Dat soort dingen. Of gewoon als begeleider in de verschillende woonvoorzieningen. Elke cliënt heeft een persoonlijke coach, maar er zijn ook nog mensen die, zeg maar, de gekte van de dag een beetje begeleiden. Ruzies sussen, eten klaarzetten. Je probeert ze zoveel mogelijk zelf te laten doen, maar er gaat altijd wel iets mis. Het zijn toch groepen van een man of veertig.’
Veertig? Dat zou ik niet meteen als social distancing willen omschrijven.
‘Nee, zeker. We proberen mensen zoveel mogelijk op hun kamers te houden nu. Maar ja, we hebben ook bijvoorbeeld de chronische drugsverslaafden. Die laten zich niet echt makkelijk sturen. Ook in dit soort tijden niet. Die laten we toch een beetje hun eigen ding doen.’
Leeft het wel onder je cliënten?
‘Ja, zeker wel. Zeker op de crisisopvang. Daar zitten voornamelijk de gezinnen die ineens op straat komen te staan. Dan kom je daar als eerste terecht. Die worden wel gescheiden van de drank- en de drugsgebruikers. Maar bij die crisisopvang leeft het wel echt. Mensen trekken zich zoveel mogelijk terug. Proberen contact te vermijden. Maar ja, dat valt niet mee: ze slapen meestal met twee op een kamer. Of met drie, soms.’
En hoe groot zijn die kamers?
‘Niet bijzonder groot. Maar die mensen staan dus allemaal op de lijst om naar een nieuw gebouw te gaan, maar dat gebouw is dus nog niet klaar. Dus nu moeten we met spoed al die mensen verhuizen: omdat er meer ruimte is. Komen ze in kamers die nog niet geschilderd zijn, en zo. Maar dan zitten ze in elk geval verder uit elkaar. Maar het grootste probleem is die andere groep. De loop, zoals dat bij ons heet.’
De verslaafden?
‘Daar zitten de mensen die wachten op een persoonlijke coach, maar inderdaad, daar zitten wel behoorlijk wat gevallen met een verslaving tussen. Er is daar ook een gebruikersruimte. Maar goed, die liggen dus met dertig op een slaapzaal. Dat is wel een probleem. We zijn de afgelopen dagen bezig geweest om in de woonkamer ook een slaapzaal te maken, zodat ze allemaal wat uit elkaar kunnen.’
Dat waren die foto’s dat jullie die bedden aan het verschuiven zijn?
‘Ja. We trekken ze nu wat verder uit elkaar, en zodra dat andere gebouw leeg is – komend weekend gaan we die mensen verhuizen – kunnen zij dan daar weer in. Dan kunnen ze nog verder uit elkaar. Ja, het is allemaal wat chaotisch, maar goed, wat ik zei: het zijn rare tijden, en we doen wat we kunnen.’
Bezig met scoren
Lukt het ze, de mensen uit die groep, om zich te houden aan de voorschriften die er ineens gelden? Ik bedoel, ik kan me voorstellen dat het omgaan met voorschriften en regels voor een groot deel toch moeilijk is.
‘Nou, dat zou je denken, hè? Maar ik heb wel echt het idee dat er een soort van collectieve verantwoordelijkheid ontstaat. Ze nemen het allemaal wel serieus. Kijk, sommige mensen zijn natuurlijk voornamelijk bezig met scoren, maar zelfs daar spookt het ook door hun hoofden. Gisteren was er ook iemand die op straat doordraaide, veel roepen, heel onsamenhangend, maar wel echt over corona, in elk geval. Ja, iedereen is er op zijn eigen manier mee bezig. Maar sommigen vinden de spuit op momenten het belangrijkst.’
En jij? Wat verandert er voor jou?
‘Handen wassen. Ik raak de hele dag deurklinken aan, dat soort dingen. Ik ben nondeju duizend keer per dag mijn handen aan het wassen. En, nou ja, je probeert toch een beetje uit de buurt van de cliënten te blijven. Waar je normaal gesproken ook wel gewoon lekker staat te darten met die gasten, probeer je nu toch wel echt wat afstand te houden. En nou ja, zo’n spoedverhuizing is natuurlijk ook wel echt een chaotische onderneming. Maar, en dat is ook wel weer tof om te zien, iedereen beweegt wel mee. Verhuisbedrijven, andere organisaties. Iedereen ziet wel dat het coronatijd is. Dat er dingen moeten gebeuren.’
En jij, wanneer moet jij weer?
‘Als het goed is morgen. En sowieso het hele weekend, met de verhuizing. Ja, we houden maar gewoon vol. We kunnen moeilijk stoppen met dit werk. Dan gaat het mis.’