Coronaheld André is schooldirecteur: 'Het grootste risico zit niet voor je in de klas, maar staat naast je in het kopieerhok'

Tijdens de coronacrisis interviewen we elke week iemand met een cruciaal beroep. Deze keer: schooldirecteur André Romeijn uit Gouda.

André Romeijn

Nu de coronamaatregelen na twee maanden langzaam weer versoepelen, is het ook aan de scholen om hun deuren weer te openen. Zij het in gewijzigde vorm: in de anderhalvemetersamenleving is alleen plaats voor anderhalvemeterscholen. Ik bel met André Romeijn, een 61-jarige schooldirecteur uit Gouda. Op het moment dat jij, de lezer, dit blad in handen hebt, is zijn school alweer een goede week open, maar vandaag is het 11 mei, en staat hij aan de vooravond van het heropenen van zijn school.
Ha, André! Morgen begint het allemaal weer, toch?
‘Ja, nou ja, we beginnen met de helft van de kinderen én de noodopvang van kinderen van ouders met cruciale beroepen. En je hebt natuurlijk ook nog de kinderen in kwetsbare situaties.’
En hoe werkt dat, met die kinderen? Hadden jullie die al in kaart? 
‘Meestal wel. Soms via Veilig Thuis, of via de Kinderbescherming. Of als je weet dat er heel erg veel kinderen thuiszitten in een huis met heel weinig vierkante meters. Dat heb je als school wel in beeld.’

Twee broertjes in pyjama

En die kinderen bel je dan op? Ga je bij ze langs?
‘Nou, vaak werkt het zelfs wel andersom. Dat ouders of grootouders ons opbellen. Dat ze zeggen: “Joh, het is thuis echt niet meer te doen, mogen ze komen?” Maar ik ben bij een aantal kinderen ook langs de deur gegaan. Voor de meivakantie ook al. Kinderen kregen les op afstand, maar die betreffende leerlingen verschenen alsmaar niet in beeld, dus ben ik naar hun huis gegaan en heb ik aangebeld. Twee broertjes, allebei nog in hun pyjama.’
En wat doe je dan?
‘Ik heb ze gezegd dat ze hun kleren aan moesten trekken en mee moesten komen naar school.’
Je zei net ook dat mensen soms zelf opbellen. Zeg jij dan altijd ja, of moet je ook weleens nee verkopen. Als in: niet kwetsbaar genoeg, blijf maar thuis?
‘Nou ja, vanaf morgen dus niet meer in alle gevallen. We moeten 50 procent opvangen, er zijn hier op school 383 kinderen. Vijf klassen van dertig-plus, als daar de helft van komt – wat vanaf morgen dus moet gaan gebeuren – dan wordt het wel erg krap. Moet ik een apart opvanggroepje gaan maken, met een onderwijsassistent erbij. Dat is nu nog niet echt nodig, het past nu nog net.’
Ik voel een maar aankomen.
‘Dan hoeft er maar íets te gebeuren, hoeft er maar één docent ziek te worden en dan heb ik gewoon weer een probleem.’
Vanwege de lerarentekorten? Of vanwege de ruimte?
‘Dat eerste, vooral. Dat blijft natuurlijk altijd.’
Heb je het idee dat dat nu ontzien wordt, omdat er maar halve klassen zijn, of dat het juist erger wordt, omdat de paniek veel groter is?
‘Ik heb één docent die niet naar school komt omdat ze longproblemen heeft. Dus de helft van haar klas zit ín de klas, zij zit zelf thuis – en er zit dan dus een andere leerkracht bij die klas, om ze te begeleiden. Maar dat is nog te overzien. Maar als een leerkracht echt ziek is, dan kan ie ook geen digitale les meer geven. Dan zit ik direct met mijn handen in het haar.’
Omdat er geen extra docenten zijn?
‘Nergens zijn nog invallers te krijgen.’

Nieuwe sympathie

En is het niet zo dat er een soort nieuwe sympathie voor het onderwijs door het land golft, zodat er extra docenten aan zitten te komen? Of blijft het toch bij een applausje vanaf het balkon en over tot de orde van de dag?
‘Ik denk dat de coronacrisis daar te kort voor is. Ik heb nog geen ouders gezien die hebben gezegd: weet je wat, ik kom werken en ga ondertussen mijn bevoegdheid halen. Andere jaren wel hoor, ouders die op gesprek geweest zijn en zoiets hebben van: ik zit nu op een baan waar ik weinig voldoening uit haal, misschien is het onderwijs wat.’
En?
‘Die kozen er uiteindelijk toch niet voor. Ze wilden wel iets doen wat er echt toe doet, maar liever niet voor het bijbehorende salaris.’
Dus allemaal aan de desinfectie en extreem voorzichtig zijn en hopen dat je niemand kwijt raakt onderweg.
‘Ik heb alle vertrouwen in de ouders, de kinderen en de docenten.’
Ja, dat snap ik, maar het virus laat zich natuurlijk niet temmen door goede bedoelingen. Maak je je daar geen zorgen over? Zijn docenten bang?
‘De meeste docenten zijn blij dat ze weer les mogen geven. Kinderen zijn ook blij dat ze weer naar school mogen. Kijk, en die kinderen zijn het risico niet zozeer. Ik heb vanmiddag nog gezegd: het grootste risico zit niet voor je in de klas, maar staat naast je in het kopieerhok. Het zit in alles: uit welk koffiekopje drink je? Hoe maak je je kopje schoon? De onderwijsassistenten maken de hele dag deurklinken en trapleuningen schoon. Alles. Je probeert het zo dan maar te reguleren. Het is even niet anders.’
Is dit voor jou in al deze jaren onderwijs de grootste uitdaging?
‘De laatste jaren zijn sowieso wel bijzonder. We hebben hier in de buurt afgelopen jaar ook al een uitbraak gehad van geelzucht en daar was ook een kind van onze school mee in aanraking gekomen. Dus toen is een deel van de school gevaccineerd. Het grootste deel van de hygiënemaatregelen van toen zijn vergelijkbaar met nu. Er waren zelfs kinderen die we onder doktersbehandeling moesten laten stellen, omdat ze hun handen te ernstig wasten. Wat dat betreft zijn ze hier op school wel wat gewend.’
Hoe belangrijk is het dat de scholen weer open zijn?
‘De meeste kinderen redden zichzelf wel. Die hebben genoeg vangnet vanuit thuis om alsnog te leren. Je leert heel veel buiten school om natuurlijk, maar je hebt ook kinderen die eigenlijk alleen maar school hebben. Als dat wegvalt, vallen ze enorm terug, als je niet oplet. Voor die kinderen is het van levensbelang.’

André Romeijn (1958) is schooldirecteur. Eerstvolgende dienst: morgenochtend om 08.15 uur.

Misschien ook voor jou:
Coronaheld Ilse is uitvaartondernemer: 'Mensen hebben nu extra verdriet'
Mens & Maatschappij
  • André Romeijn