Tien weken lang interviewde ik mensen met vitale beroepen. Mensen die zich in het zweet werkten om hun medemens in leven te houden of de samenleving in beweging te houden. Een buschauffeur, een politieagent, een verpleegkundige, een schooldirecteur: iedereen deed tijdens Mark Ruttes intelligente lockdown zijn uiterste best om de mensheid voor het verval te behoeden – met alle contactmomenten en besmettingsrisico’s van dien. Vandaag heb ik afgesproken met iemand die niet per se doorwerkt om ménsen in leven te houden, maar met dierenambulancier Lia Redegeld. Want laten we wel wezen: dieren komen dan misschien niet op de ic’s te liggen omdat ze corona hebben, ziek worden ze natuurlijk wel. Of aangereden.
Ha, Lia! Ik val maar meteen met de deur in huis: hoe gaat het met jou en hoe gaat het met de dieren?
‘Het gaat goed, het gaat goed! Dank dat wij mee mogen doen aan deze rubriek. We vinden het heel fijn om ook als kleine dierenambulance eens voor het voetlicht te mogen treden.’
Is er normaal dan zo weinig aandacht voor de dierenambulance?
‘In bepaalde opzichten denk ik wel. Ik denk dat het bij het publiek wel meevalt hoor, mensen weten ons uiteindelijk altijd wel te vinden. Maar, ik noem maar eens een voorbeeld: wij krijgen geen enkele subsidie. Ik denk wel dat het goed is als het duidelijk wordt dat ook wij een maatschappelijke functie hebben. Dat het, vooral voor de politiek, duidelijk is dat het belangrijk is dat wij, de ambulance en de dierenopvang, er zijn.’
Geen sirenes
Even voor mijn begrip: ik dacht altijd dat de dierenambulance gewoon net zoiets is als 112. Is dat niet één grote organisatie?
‘Nee, nee, wij zijn allemaal zelfstandig. Het grote verschil is ook, en dat is misschien een beetje verwarrend: een dierenambulance heeft niet dezelfde privileges als een gewone ambulance.’
Oh?
‘Wij mogen geen zwaailichten voeren, geen sirenes. Wij moeten gewoon wachten in de file. Wat dat betreft verschillen wij natuurlijk van de gewone ambulance. Wij hebben ook geen verpleegkundige aan boord. Wij zijn allemaal niet medisch geschoold. We hebben een chauffeur en een bijrijder in de auto.’
Jullie zijn geen dierenartsen?
‘Nee, nee. Ook geen assistenten of wat dan ook.’
En merk je dat je werk nu, in de crisis, veranderd is?
‘We hebben natuurlijk voorzorgsmaatregelen moeten nemen. Daarnaast heeft onze voorzitter aan de burgemeester gevraagd, of, mocht er echt een volledige lockdown komen, we dan mochten blijven rijden – en dat was gelukkig het geval. We hebben een ontheffing. Maar verder krijgen we wel nog steeds net zoveel telefoontjes als voor de crisis.’
Want wat voor telefoontjes krijg je dan?
‘Voornamelijk over vogels. Of over verdronken of aangereden katten. Gewonde egels.’
En hoe doe je dat dan? Als je bij zo iemand thuiskomt? Ik bedoel: een pakketbezorger mag eigenlijk al niet eens meer bij een voordeur in de buurt komen. Maar met een gewonde egel wordt het dan toch een heel lastig verhaal?
‘Kijk, als mensen niet zelf naar een dierenarts kunnen, dan zet de chauffeur een mand voor de deur neer en doet vervolgens een paar passen achteruit. De kat wordt dan vervolgens in de mand gezet en die brengen wij dan naar de dierenarts. Voorheen reed zo iemand dan gewoon met ons mee.’
Maaltijdbezorgidee
Vind je dat vervelend?
‘Het is wat het is. Het is omslachtig, absoluut. Maar het kan nou eenmaal niet anders, dus daar moeten we ook niet al te moeilijk over gaan doen. En de mensen hebben er wel begrip voor, gelukkig.’
Het wordt een beetje een soort maaltijdbezorgidee, hè?
‘Ja, ik snap dat je dat zegt, maar zo zien we onszelf toch niet. Maar, oké: als een kat een vogel aangevallen heeft, normaal zeggen we dan tegen de mensen: leg hem in een doosje, op een donkere plek, dan komen we naar u toe en dan nemen we hem mee. Nu vragen we toch of ze dat dier dan maar gewoon in een doosje voor de deur willen zetten. Dan nemen we hem van daaruit mee.’
En hoe staat het op dit moment met de algehele gezondheid van de dieren in Nederland?
‘Nou, voor de dieren is zo’n lockdown op zich wel beter: er zijn minder auto’s op de weg, dus er worden minder katten doodgereden. Mensen wandelen meer, dus ze vinden vogels sneller, in natuurgebieden en zo.’
Kijk! Er is ook nog een beetje optimisme in de wereld!
‘Een klein beetje, als je het zo wil zien.’
Hé, maar je zit zelf, qua leeftijd, in een risicogroep. En tóch ga je al die deuren langs? Ben je niet bang om besmet te raken?
‘Weet je, ik heb eigenlijk helemaal niet het gevoel dat ik in een risicogroep zit. Ik ben sterk. Ik ben fit. Ik heb niet echt last van angst. Ik ben er ook niet heel erg mee bezig.’
Neem je extra maatregelen voor jezelf?
‘Nou, nee. Of, ja, ik was en ontsmet mijn handen goed. We zijn een keer een hond op gaan halen bij een mevrouw die corona had. Toen zijn we wel op behoorlijke afstand gebleven, met handschoenen aan en een mondkapje voor. Dat doen we natuurlijk wel. Ik hou keurig afstand, en ik ga niet naar ehh, nou ja, ehh, die zijn er eigenlijk niet eens meer. Plekken waar veel mensen zijn.’
Je gaat niet naar hardcorefestivals?
‘Nee, nee, die sla ik voor deze keer even over.’
Lia Redegeld (1955) is dierenambulancier. Eerstvolgende dienst: morgen, op de centrale.