Stephanie-Joy Eerhart

'Verdriet maakt plaats voor verontwaardiging, al snel klinkt er gemopper'

Columnist Stephanie-Joy Eerhart merkt dat de bewoners van de daklozenopvang de ernst van de coronamaatregelen niet lijken te bevatten.

Stephanie-Joy Eerhart

Vlak voor de lunch van de bewoners hebben we bedacht dat we de tafels beter uit elkaar kunnen trekken, zodat er een ruime afstand tussen de bewoners ontstaat. Zonder een echt duidelijk plan over een nieuwe indeling trekken we tafels en stoelen naar achteren, met een hels kabaal tot gevolg. 

Een oudere bewoner, die gehecht is aan zijn vaste structuur, staat wat verloren met zijn bord en bestek in zijn handen toe te kijken. Ik zie zijn boze grimas en al snel klinkt er gemopper. De Canadees begint in het Engels een betoog over de onzin van het coronavirus en dat we allemaal normaal moeten doen. Hoewel het wat begint te borrelen, antwoord ik toch maar geduldig dat dit nu eenmaal de voorschriften zijn. Mopperend gaat hij ergens alleen aan een tafeltje zitten. 

Als we ons broodje hebben gegeten en hebben gediscussieerd of we de pakken hagelslag en potten pindakaas nou wel of niet laten staan voor algemeen gebruik, wachten we de toespraak van de teamleider af. Vooral de mededeling dat het kantoorpersoneel de komende drie weken vanuit huis werkt, slaat in als een bom. Ze snappen nog niet dat wij, als kantoormensen, de reservepool gaan worden voor de medewerkers die ziek zullen worden. De bewoners kijken verbijsterd onze richting uit. Ik zie hoe verdriet plaatsmaakt voor verontwaardiging. 

‘Ja dahag, ik betaal bijna 600 euro om hier te wonen, dan mag ik toch zeker zelf wel weten of ik een chick binnenlaat of niet?’ roept een van de Surinaamse mannen. ‘En hoe wil jij met twee mensen op dienst zorgen dat er geen vreemd bezoek binnenkomt?’ vraagt een van de andere mannen terwijl hij met zijn armen over elkaar wacht op een antwoord. De mannen en de enkele vrouw die zijn op komen dagen, lijken de ernst van de maatregelen niet te vatten. Ik val bij: ‘Het gaat er nu om dat er geen mensen ziek gaan worden. Jullie niet en wij ook niet!’ zeg ik wat harder dan mijn bedoeling is. Ze schuiven wat ongemakkelijk op hun stoel.

Als de teamleider de voorschriften deelt voor als iemand koorts heeft, en zegt dat we die persoon extra in de gaten gaan houden, klinkt er een cynisch lachje van een vrouw die aan de andere kant van de woonkamer zit. ‘Ja, hoor. En ondertussen laten jullie ons gewoon in de steek!’ roept ze, terwijl haar stem trilt van emotie.

Column
  • Leger des Heils