Premium

Economische daklozen: wel een baan, toch op straat

Daklozen zijn drugsverslaafden, alcoholisten of psychotische mensen die niet kunnen omgaan met geld. Nog steeds denken velen in dergelijke vooroordelen. Tot groeiende frustratie bij de tienduizenden economische daklozen die Nederland rijk is: zelfredzame mensen die door een of meer ingrijpende gebeurtenissen op straat zijn beland. Drie van hen doen hun schrijnende verhaal en roepen op tot meer begrip. ‘Binnen een jaar na het ongeluk was ik mijn miljoenenbedrijf kwijt en sliep ik op straat. Dit kan iedereen overkomen.’

Ex-dakloze man

Richard

‘Hoi Ryan, ik ben een vriend van Richard. Gisteravond is onze vriend er helemaal doorheen gezakt. Hij ligt nu in het ziekenhuis. Het ziet er niet goed uit. Alle shit die Richard de laatste drie jaar heeft meegemaakt beginnen hun tol te eisen. Ik kan je vertellen: dit moet zo niet lang meer duren. Wij maken ons grote zorgen. Ik hoop dat je begrijpt dat Richard zich daarom – voor nu – terugtrekt uit het interview.’

Op de vooravond van mijn afspraak met drie dakloze mensen ontvang ik bovenstaande afmelding. De afgelopen maanden had ik intensief contact met Richard* via Facebook. Na lang aarzelen ging hij akkoord met een interview voor mijn verhaal over mensen die een ‘normaal’ leven leidden, maar in korte tijd alles verloren. Op één voorwaarde: dat hij niet zou worden neergezet als een triest figuur die al anderhalf jaar in zijn auto moet slapen, in de sportschool moet douchen en om maaltijden moet bietsen bij vrienden. Die dingen doet hij wel, maar Richard wilde met het interview juist laten zien dat dit iedereen kan overkomen. Ook verzorgde, net geklede, jonge mannen zonder drugs- of drankverslaving, hoge schulden of mentale problemen.

Richard: ‘Iedereen met een middeninkomen kan zomaar de pineut zijn’

‘Ik doe mee, want mensen moeten weten dat iedereen met een middeninkomen zomaar de pineut kan zijn,’ stuurde Richard in een van zijn berichten. Richard is een gespierde dertiger uit Brabant en had zijn leven tot een paar jaar geleden volledig op de rit. Leuke baan, fijne relatie en een mooi koophuis. Totdat die dingen een voor een op de klippen liepen. Door een motorongeluk werd hij 100 procent afgekeurd. Kort daarna maakte zijn vrouw een einde aan hun relatie. Van hun gezamenlijke koophuis zag hij geen cent terug. Richard schreef zich in voor een huurhuis, maar kwam, zoals zoveel woningzoekenden, volledig klem te zitten in de genadeloze mechanismen van de huidige woningmarkt. Hij staat nu al vier jaar op de wachtlijst. ‘En de gemiddelde wachttijd is vijftien jaar,’ schreef hij met de nodige wanhoop. ‘Ik reageer op alles, echt alles, maar grijp telkens weer mis.’

Antikraakwoningen, vrije sector en flexwoningen zijn voor hem geen optie. Dan voldoet zijn inkomen niet, dan moet hij jaren wachten, dan is er geen beschikbaarheid. En dus slaapt Richard nu al anderhalf jaar in zijn auto en leeft hij van een uitkering van 1300 euro per maand. ‘Het is fakking duur om in je auto te leven. Alleen al aan benzine ben ik 800 of 900 euro in de maand kwijt. Weet je hoe koud het is ’s nachts? Ik moet de auto wel aanzetten af en toe, om te stoken.’ In zijn laatste Facebook-berichten benadrukte Richard dat zijn situatie met de dag erger werd en dat hij dit niet lang meer zou volhouden. ‘Want dan hoeft het voor mij niet meer.’

Ilonka

Ook mijn tweede interview-afspraak staat niet per se te popelen haar ellendige situatie in geur en kleur te delen. Haar reden om dat vandaag toch te doen, is in grote lijnen dezelfde als die van Richard: om mensen te waarschuwen dat iedereen zomaar op straat kan belanden. Ook als je een succesvolle ondernemer bent die maandelijks 10.000 euro schoon binnenharkt. ‘Ik verzin het niet,’ vertelt Ilonka* (50) over haar vorige leven. Een leven van creatieve verdienmodellen, zakelijke reisjes en veel geld. ‘Ik had een bedrijf in supplementen, verkocht onlinecursussen aan therapeuten en behandelaars en verdiende ook nog passief geld, met het MLM-model’ (Multi-Level-Marketing, een verdienmodel waarin bedrijven commissies uitdelen voor het verkopen van hun producten, maar ook voor het werven van nieuwe verkopers, red.).

In de rij bij haar lokale voedselbank in Doorwerth vertelt Ilonka – klein van postuur, lange blonde haren, doorleefd gezicht – hoe haar lucratieve bedrijf vier jaar geleden nog op een waarde van ‘enkele miljoenen euro’s’ werd geschat. ‘Nogmaals, ik verzin dit niet. Zoek maar op. Echt jongen, als ik de boel toen zou hebben verkocht...’ Ze schiet vol. ‘Sorry hoor. Maar kijk mij nou. Ik had zoveel geld. En nu sta ik hier. Dit gelooft toch niemand?’

Ilonka: ‘Er zitten veel dagen tussen dat ik denk: doe mij maar een spuitje’

Buiten de voedselbank wacht de dochter van Ilonka. Zij wil liever niet met haar naam in het artikel. Wel wil zij uitleggen hoe zij en haar moeder in deze situatie zijn beland. ‘De ellende begon twee jaar geleden, toen ik werd gebeten in mijn arm en been door een hele grote hond.’ De jonge vrouw toont telefoonfoto’s van haar zware verwondingen. ‘Mijn arm hing er nog amper aan. Pas na tien minuten kwam er eindelijk hulp. Ik ben bijna doodgebloed.’

Ilonka, die zich weer bij het gesprek heeft gevoegd, houdt het niet droog als zij vertelt over het moment waarop zij door het ziekenhuis werd gebeld. ‘Ik mocht mijn dochter zien, maar geen emotie tonen. Zij verkeerde in shock en een emotionele moeder zou op zo’n moment te heftig voor haar zijn. Hoe moet je nou als moeder een strak gezicht houden als je je dochter voor haar leven ziet vechten?’ Dan gaat ze verder: ‘Toen ze weer uit het ziekenhuis mocht, moest ik voor haar zorgen. Dag en nacht. Twee jaar lang. Ze had niemand anders die dat kon of wilde doen. Dus deed ik het maar. En verwaarloosde daarmee mijn werk. Na een poosje kwam er helemaal niks meer binnen. Alles wat ik had opgebouwd, stortte in elkaar. Binnen een jaar was ik mijn bedrijf kwijt.’

Het is niet het complete verhaal. Verre van zelfs. ‘Er is heel veel gebeurd in korte tijd,’ erkent Ilonka, die nog maar een shaggie opsteekt. ‘Ik heb een problematische relatie met mijn ex, met mijn familie botert het niet, er is geld van mij gestolen en ik ben verlamd geweest na een ongeluk. Daarvoor heb ik zes jaar gerevalideerd, maar ik loop nog steeds rond met veel pijn. Tel daar nog mijn reuma en een auto-immuunziekte bij op en dan snap je misschien wel waarom ik mijn werk verwaarloosde en amper de krachten heb om weer iets op te zetten. Hoeveel pech kan een mens hebben?’

De grote klap kwam op 23 augustus, nu drie maanden geleden. ‘Op die dag ben ik mijn huis uitgezet. Ik kon de huur van mijn appartement niet meer ophoesten. Mijn wereld stortte in. Ik stond gewoon op straat. De eerste dagen zonder huis waren zwaar. Ik sliep bij mijn dochter op de bank, maar kon en wilde daar niet blijven. Tussen mij en haar vriendje botert het niet. Ik heb daarom veel nachten in de auto van mijn dochter geslapen, op parkeerplaatsen. In een Facebookgroep voor daklozen deed ik nog een oproepje voor een slaapplek. Ontving ik ineens allemaal berichten van vieze, geile kerels. Dat ik wel op hun bank mocht komen slapen. Gadverdamme. Als dakloze vrouw moet je heel voorzichtig zijn.’

Vanavond slaapt Ilonka weer even bij haar ex, de vader van haar dochter. ‘Maar dat is ook geen oplossing,’ zegt ze er snel bij. ‘Ook met hem heb ik veel ruzie. Ik slaap nog liever in een auto. Er zitten veel dagen tussen dat ik denk: doe mij maar een spuitje.’ Als de term ‘zelfmoord’ valt, schiet Ilonka weer vol. ‘Ja, die dagen heb ik vaak gehad. Dat ik daaraan dacht. Vorig jaar stond ik met een gigantisch mes in mijn hand. En gisteren spookte het ook weer door mijn hoofd, mijzelf van kant maken met een fles wodka en heel veel pijnstillers. Maar ik ben steeds te laf.’

Het verhaal van Ilonka wordt nog ellendiger. ‘Na een halfjaar heeft de overheid mijn uitkering stopgezet. Blijkbaar had ik nog een stichting op mijn naam staan, van lang geleden. Ik heb nu echt helemaal niets. Alleen mijn twee husky’s nog. Die zorgen ervoor dat ik niet doordraai. Soms voel ik mij een ongeleid projectiel. Het systeem zorgt ervoor dat ik zomaar iemand iets heel ergs zou kunnen aandoen. Dakloos zijn gaat zoveel dieper dan geen huis hebben. Het ergste aan alles is dat de mensen om je heen je keihard laten vallen. Vrienden zijn ineens spoorloos of blokkeren mij. Mensen die ik zelf altijd financieel heb geholpen. Nu moet ik zelf smeken om hulp. Dat vind ik heel moeilijk.’

Om toch aan een beetje geld te komen, zette Ilonka haar laatste spullen op Marktplaats. ‘Mijn koffiemachine, buffetkast en droger heb ik al verkocht. Het belangrijkste is om nu zo snel mogelijk geld te gaan verdienen. Maar ik heb nog te veel pijn.’ Ilonka wijst naar haar arm. ‘Ik ben gisteren gevallen en op de spoedpost beland. Niks gebroken, maar wel helemaal bont en blauw.’ Ze zucht diep. ‘Ik hou dit niet lang meer vol.’

Op dat moment komt een vrouw naar buiten gelopen. In haar handen twee boodschappentassen van de voedselbank. Ilonka groet haar innig. De Doorwerthse is amper drie maanden dakloos, maar bij de voedselbank kent zij iedereen en iedereen kent haar. ‘Hoe gaat het schat?’ vraagt ze haar lotgenoot. ‘Kut,’ reageert de vrouw droog. De twee dakloze vrouwen lachen, maar als boerinnen met kiespijn. ‘Een artikel over dakloze mensen? Nou, het is echt kut, hoor. Schrijf dat maar op,’ zegt de oudere mevrouw. ‘Ik heb zes jaar op vakantieparken gewoond. Met mijn zeven kinderen.’ Weer tranen. Ook bij Ilonka. De vrouw verontschuldigt zich en loopt snel verder. Ilonka: ‘Verhalen van deze mensen grijpen mij aan. Zodra ik zelf uit de shit ben, wil ik iets voor deze mensen gaan betekenen.’

Ondanks alle tegenspoed durft Ilonka nog steeds te dromen. ‘Zodra ik meer kracht heb, ga ik weer iets opzetten. Ik wil gewoon weer een huisje, een auto en een warm bed. Mijn telefoon kunnen opladen. Mijn honden eten kunnen geven.’ Tussen de tranen door kan Ilonka nog grapjes maken. ‘Ik ben te oud om nog de prostitutie in te gaan, maar gelukkig heb ik wat andere ideeën. Een centrum voor dakloze mensen met dieren, bijvoorbeeld. Die groep krijgt in Nederland totaal geen hulp van de overheid. En als ik één ding heb geleerd in mijn extreme leven, is dat ik meer van dieren houd dan van mensen.’

Steven

‘Welkom bij het Plot,’ verwelkomt Steven de Groot (71) ons met Amsterdamse tongval in een voormalig kantoorpand in Amersfoort. Hij wijst ons naar de grote, gemeenschappelijke ruimte van het woonproject waar Steven de huismeester is. ‘Hier komen de bewoners samen om te kletsen, spelletjes te doen of om deel te nemen aan onze activiteiten. Alles loopt hier door elkaar heen: economische daklozen, arbeidsimmigranten, drugsverslaafden, studenten, noem maar op. Wij hebben hier een gemengd-wonen-concept, uniek in Nederland. Nergens anders delen verschillende culturen en doelgroepen hetzelfde gebouw, waar zij ook gezamenlijke verantwoordelijkheden hebben. Opruimen, schoonmaken, koken. We doen hier alles samen.’

Al die verschillende culturen op één lijn houden is een flinke uitdaging, vertelt Steven. ‘Maar wel een hele leuke. Ik heb dagelijks gesprekken met de bewoners, met name de economisch daklozen en de statushouders. Die help ik met van alles. Lastige brieven van de gemeente ontcijferen, statushouders doorverwijzen naar de juiste instanties, of gewoon hele lange gesprekken voeren. Soms willen mensen gewoon hun verhaal kwijt.’

Steven: ‘Ik heb zoveel gehuild, en mijzelf afgevraagd: wat doe ik hier nog? Ik heb het geprobeerd hoor, zelfmoord. Meerdere pogingen zelfs’

Voor de bewoners van Het Plot is Steven een geliefd gesprekspartner. Als ervaringsdeskundige weet hij precies hoe het is om dakloos te zijn. Na een lang en relatief zorgeloos leven, werd de Amsterdammer op zijn 69ste alsnog dakloos. ‘Hoe dat is gebeurd?’ herhaalt hij mijn vraag. Hij tuurt voor zich uit, krabt zijn hoofd en zucht diep. ‘Omdat ik de huur van mijn appartement niet meer kon ophoesten. Met een huurachterstand van 6000 euro schopte mijn huisbaas mij eruit. Ik had een paar dagen om mijn spullen bij elkaar te pakken. En toen stond ik ineens op de stoep. Op mijn 69ste. Met wat kleren, een beetje rookwaar, nog wat eten voor de hond en twee flessen cola. Een hele rare gewaarwording.’

Even terugspoelen: waar ging het mis? Steven zucht nog maar eens diep: ‘Een paar jaar voordat ik op straat belandde, scheidde ik van mijn tweede vrouw. Met haar was ik lang getrouwd en heb ik ook een zoon. De reden? Het liep gewoon niet meer tussen ons. Ik was dik in de zestig en moest op mijzelf gaan wonen. Een hele nare periode. Via Hilversum en Almere verhuisde ik naar een betaalbaar appartementje in Amersfoort. Dat was heel eenzaam. En financieel vond ik het maar moeilijk de boel op orde te houden. Ik werkte in de sales, spullen verkopen via de telefoon. Daar had ik plezier in, totdat ik ineens targets moest halen. Dat lukte mij niet. Ik was 69 en niet meer zo gemotiveerd als vroeger. Ik presteerde niet en werd ontslagen. Daarmee begon de ellende, want met alleen mijn AOW’tje en pensioen redde ik het niet. Na drie maanden had ik dus die huurachterstand en belandde ik op straat.’

‘Die eerste dagen dakloos waren verschrikkelijk. Ik wist totaal niet waar ik heen moest. Niemand bij wie ik terechtkon. Vrienden had ik niet meer, die kozen bij de scheiding de kant van mijn vrouw. En de gemeente hielp mij ook al niet. Ik heb drie kinderen, die schaamden zich voor mij. Dus stond ik er helemaal alleen voor. Ik zocht op mijn telefoon naar een opvang, maar daar stond telkens bij: geen huisdieren. Terwijl het enige wat ik nog had, was mijn puppy. Daar was ik dol op, die ging ik echt niet opgeven. Dus ja, dan maar zwerven.’

Twee maanden lang leefde de 70-jarige Steven op de straten en natuurgebieden van ’t Gooi. Hoe hij terugkijkt op die periode? ‘Zwaar. Heel zwaar.’ Hij zucht diep. ‘Het is heel raar als je standaardleven van opstaan, werken en thuiskomen ineens wegvalt. Overdag zocht ik naar parkeerplaatsen. Daar parkeerde ik mijn auto en viel ik in slaap op mijn achterbank. Als je zeventig bent, gaat dat snel pijn doen. Die auto was van mijn werkgever, die wilde dat ding na een poosje terug. Toen had ik echt niets meer. Om te eten kocht ik gevulde koeken. Soms liep ik een restaurant binnen om mijn flesje water te vullen. Ik at en dronk slecht. Als ik nu terugdenk aan die periode, was het een en al intens verdriet. Ik heb zoveel gehuild, en mijzelf afgevraagd: wat doe ik hier nog? Ik heb het geprobeerd hoor, zelfmoord. Meerdere pogingen zelfs. Eén keer met een mes. Ik wilde het echt doen en besloot een zelfmoordlijn te bellen, om te melden dat ik het ging doen. Zodat zij mensen konden sturen om mijn lichaam op te ruimen. Maar die persoon hield mij aan de praat. Via mijn telefoon konden ze mijn locatie achterhalen. Stonden er ineens vijf agenten om mij heen die mij tegenhielden.’

Huismeester Steven in de gangen van woonproject Het Plot.

‘Na een poosje raakte mijn geld op, dus moest ik wel mijn hond verkopen. Voor 100 euro, een habbekrats. Dat was mijn dieptepunt. Ik heb zoveel gehuild. Kort daarna ben ik in elkaar gezakt. Ik werd wakker in het ziekenhuis, waar ik na drie dagen alweer uit werd gezet. Met mijn laatste beetje geld kocht ik een treinkaartje naar Amersfoort en meldde ik mij bij een dag- en nachtopvang. Met veel tegenzin, maar ik kon niet anders. Ik was er anders nu niet meer geweest. Toen ik die opvang binnenliep, had ik geen flauw idee waarin ik terecht zou komen.’

Ook op deze periode kijkt Steven terug met hele sombere gevoelens. ‘Het was de hel. Ze noemde die plek een opvang, maar ik noem het liever een afgang. Ik moest met drie anderen op een kamer waar amper vier bedden in pasten. Ik zat er tussen drugsverslaafde, dronken en psychotische mensen. Er werd daar alleen maar gesnurkt, gehoest en lawaai gemaakt. De hygiëne was verschrikkelijk. En je moest er dagelijks om zeven uur uit, ontbijten en weer wegwezen. Ik ging buiten maar op een bankje zitten, een beetje voor me uit staren en wachten tot ik weer naar binnen mocht. Dat mocht niet altijd. Voor een middagdutje moest je bijvoorbeeld toestemming vragen. En als je iets te lang wegbleef, was je slaapplek vaak weer vergaan. Ik moest vaak op de harde grond slapen. Als je zeventig bent, kan je dat allemaal niet meer aan. Het was overleven. Er waren constant steekpartijen en conflicten. In de eetzaal vlogen de borden mij om de oren. Ik voelde mij als een varken in een hok. De begeleiders hielpen ook al niet. Dat waren, met alle respect, vers afgestudeerde welzijnsmensen zonder enige levenservaring of compassie. Voor hen waren wij gewoon stinkende zwervers.’

Onthutsend beeld

Een snelle Google-zoekactie op ‘daklozenopvang’ schetst een onthutsend beeld van talloze gemeenten die met soortgelijke problemen kampen: uitpuilende opvanglocaties, te weinig bedden en toenemende spanningen en conflicten onder de tijdelijke bewoners. Tussen hen bevinden zich veel mensen als Steven, Ilonka en Richard. ‘Economische daklozen’, die jarenlang een normaal leven hebben geleid, maar door een opeenstapeling van redenen als financiële problemen, de overspannen woningmarkt, echtscheiding en domme pech op straat zijn beland. ‘Gemeenten roepen: we moeten deze mensen een slaapplek bieden. Maar dat is veel te minimaal,’ zegt Steven stellig. ‘Er moet veel meer begeleiding komen. Mensen met wie je kan praten. En betere hygiëne, meer veiligheid en meer ruimte.’

Wat de zeventiger vooral opviel in zijn tijd bij de dag- en nachtopvang: de vele jongeren. ‘Jongens en meisjes van amper 20 jaar en al zwaar aan de drank en drugs. En de ouders die hen laten stikken. Dat heeft mij geraakt. Ik heb mij bekommerd om die jongens. Veel met hen gepraat. Ik wilde ze helpen. Ik denk uit een soort schuldgevoel. Mijn eigen leven was al naar de klote, met mijn kinderen had ik geen contact. Laat ik dan maar op deze manier nog iets van mijn leven proberen te maken.’

Die instelling wierp voor Steven al snel zijn vruchten af. ‘Een aantal van die jongens heb ik echt geholpen. Die heb ik overtuigd naar de Jellinek te gaan, waar zij vervolgens ook echt afkickten. Met een aantal van die jongens heb ik nog steeds contact. Ze zijn mij eeuwig dankbaar.’

De goede daad van Steven veranderde zijn leven. Zijn begeleidersrol voor de jongere daklozen werd opgemerkt door de gemeente, die hem vorig jaar selecteerde als kandidaat voor een nieuw woonproject, genaamd Het Plot. Steven leidt ons rond in de kamer die hij er vorig jaar kreeg toebedeeld. ‘19 vierkante meter, eigen bed en eigen koelkast. De opluchting die ik voelde toen ik hier voor het eerst binnenstapte, man, niet te beschrijven. De eerste week heb ik alleen maar geslapen.’

Ook bij Het Plot, waar 130 woonunits worden verdeeld onder de flink uiteenlopende doelgroepen, zet Steven zijn begeleidersrol voort. Het leverde hem zijn huidige functie van huismeester op. ‘De gesprekken die ik hier voer zijn vaak best heftig,’ vertelt hij daarover. ‘Hier lopen mensen rond die alles zijn verloren, zwaar aan de drugs zitten of een oorlog hebben meegemaakt. Jonge kerels uit Irak, Iran of Eritrea die mij hun telefoonfoto’s laten zien van familieleden met afgehakte lichaamsdelen. De verhalen in dit gebouw, jongen, dat is de onderkant van de wereld.’

Dat wil niet zeggen dat iedereen zich hier zomaar kan melden. Alle bewoners zijn vooraf gescreend, legt Steven uit. ‘Hier worden daklozen, verslaafden en vluchtelingen niet “over de schutting gegooid”, zoals we dat noemen. Nieuwkomers moeten kunnen werken, een inkomen hebben, een beetje Nederlands spreken en al een poosje in Nederland hebben gewoond.’

Zo goed als hij kan, probeert Steven een warm thuisgevoel voor de bewoners te creëren. ‘Met oud en nieuw organiseerden we een feestje. Toen zag ik een man uit Syrië voor het eerst een oliebol proeven. Dat zijn leuke dingen.’

De zeventiger benadrukt het belang van dat menselijke contact. ‘Toen ik hier kwam wonen, was er nog geen huismeester actief. Terwijl ik daar echt behoefte aan had. Als je als dakloze ineens weer zelfstandigheid krijgt kan dat heel moeilijk zijn. De simpelste dingen. De eerste keer dat ik weer een Appie binnenliep voor boodschappen, man, ik kon niks vinden en klapte helemaal dicht door alle drukte. Alsof ik jaren in de gevangenis had gezeten. Je moet echt weer wennen aan het normale leven.’

Steven: ‘Als je als dakloze ineens weer zelfstandigheid krijgt, kan dat heel moeilijk zijn.’

Dat laatste lukt Steven steeds beter. ‘Sinds twee weken heb ik mijn eigen woning,’ vertelt hij met een brede glimlach. Hij wijst naar buiten. ‘Hier pal tegenover. Mijn eigen plekje, met mijn eigen keuken, douche en bad. Ik kan het nog amper geloven.’ We steken de weg over en staan even later in een keurig opgeruimd appartement van ruim 40 vierkante meter. ‘Mooi, hè? Tijdens het verhuizen en klussen heb ik veel hulp gekregen van de lieve mensen uit de opvang. De bank en de televisie had ik zelf nog, het bed en het koffiezetapparaat heb ik van mijn nieuwe werkgever gekregen. In een soort van bruikleen, totdat ik die spullen zelf kan ophoesten.’

Het mooiste van weer een eigen huis hebben, na zoveel doffe ellende? Steven denkt even na. ‘De rust. De vrijheid. Zelfstandig zijn. Ik kan je eigenlijk niet uitleggen hoe goed die dingen echt voelen. Daarvoor moet je misschien zelf eerst zo’n donkere periode als de mijne hebben meegemaakt.’

Hij moest van ver komen, maar Steven geeft zijn leven nu weer een ‘dikke 8’. ‘Op mijn dieptepunt zei een van mijn kinderen tegen mij: wij willen pas weer contact met jou zodra jij je leven weer op orde hebt. Dat is mijn motivatie geweest om altijd te blijven knokken. Ik heb inmiddels weer contact met ze. Met mijn oudste zoon vertrek ik morgen zelfs op een roadtrip naar Zwitserland. Dat wilde hij heel graag. Dat ik dat nog meemaken, na al die shit. Fantastisch gewoon.’

*De naam Richard is wegens privacyredenen gefingeerd, zijn echte naam is bij de redactie bekend. Van Ilonka is de achternaam bij de redactie bekend.

Premium
Je hebt zojuist een premium artikel gelezen.

Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?

Abonneer nu en profiteer!

Probeer direct
Mens & Maatschappij
  • Joris van Gennip