Op de fiets naar station Lelylaan – nog voor de hele wereld op z’n kop stond – werd ik ineens zó misselijk, dat ik paniekerig mijn omgeving verkende, op zoek naar een plek waar ik onopvallend mijn maag kon legen. Helaas was het een drukte van jewelste om me heen (nog niemand hield anderhalve meter afstand). Het zij zo. Ik sneed twee verontwaardigde mensen af, pleurde mijn fiets op de grond en rende naar een boom. Daar kotste ik, onder het toeziend oog van tientallen voorbijgangers, mijn ontbijt van die ochtend uit – terwijl ik stilletjes hoopte dat niemand mijn fiets jatte, of me zou filmen. Zuchtend en steunend richtte ik me vijf minuten later op. Zwanger zijn; wát een ellende. Het is net alsof ik een hardnekkig virus onder de leden heb. Ik liet me hijgend op een bankje zakken. Even bijkomen. Dat ik mijn trein zou missen, was dan maar zo. De inwoners van mijn stad zijn wel wat gewend en niemand informeerde bij me ‘of het wel ging’. Gelukkig maar. Het was vrijdag en waarschijnlijk is de conclusie: zo, die meid heeft gisteravond iets te diep in het glaasje gekeken, snel getrokken.
Restjes kots
Ik keek op mijn horloge. De hoogste tijd om te gaan, anders kwam ik te laat. Ik moest die dag naar Hilversum, voor een EO-uitzending over monogamie. Hondsberoerd of niet, het leven gaat gewoon door. Net op het moment dat ik me wilde oprichten, ging de deur van het makelaarskantoor voor mijn neus open, en kwam er een jongen in pak naar buiten met een flesje water. Toch nog hulp! Shit. Haastig veegde ik de restjes kots uit mijn mondhoek en glimlachte naar hem.
‘Ja, echt, met mij gaat het príma,’ drukte ik hem op het hart, terwijl ik een slokje water nam en me ongemakkelijk verontschuldigde. Ik mompelde iets in de trant van: sorry, zwanger, écht geen kater, hoor. Ik gaf de jongen geen tijd te antwoorden, griste mijn fiets van de straat en maakte dat ik weg kwam. Tien minuten later zat ik rillend in de trein. Ik opende mijn telefoon en op mijn beeldscherm verscheen een Instagrambericht: ‘Ik dacht al dat ik je ergens van kende!’ Ik bekeek het profiel van de vriendelijke makelaar van net – die me blijkbaar volgt – en kreunde.
In mijn Amsterdamse bubbel ontmoet ik zelden mensen die het maar met één partner deden
Zin in seks
Met de grootste moeite focuste ik me op de discussie van de dag. Tegenover me stond relatietherapeut Cocky Drost. Zij is vóór monogamie. Ik legde uit dat ik niet tégen ben. Monogamie is alleen niet voor iedereen haalbaar. Het zou daarom niet de norm moeten zijn, maar een keuze. Cocky wilde weten hoe het er bij mij thuis aan toegaat. Ik vertelde eerlijk dat ik door mijn zwangerschap in een uhm, ‘bijzonder monogame fase’ verkeer. Dat ik me afvraag of dit óóit zal veranderen – en of ik überhaupt weer zin in seks zal krijgen – hield ik voor mezelf. Ik was op mijn beurt benieuwd naar Cocky’s relatie. Ze gelooft in God, net als de presentatrice, en beide dames hebben het hun hele leven lang maar met één man gedaan: hun eigen.
Ik leef in een Amsterdamse bubbel. Vrouwen of mannen die het maar met één partner deden ontmoet ik zelden. Mijn interesse was gewekt. Monogaam zijn is één ding, dit gaat een stap verder. Ik barstte ineens van de vragen. En voor even vergat ik hoe miserabel ik me voelde.
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Lotte Valk
- Ron de Wildt