Coronaheld Frans is agent: 'We spreken vooral babyboomers aan op hun gedrag'

Tijdens de coronacrisis interviewen we elke week iemand met een cruciaal beroep. Deze keer: politieagent Frans Luijten uit Valkenswaard.

Frans Luijten

Het is nog vroeg als ik achter mijn bureau ga zitten. Om 10.00 uur heb ik afgesproken met Frans Luijten, een politieagent uit Valkenswaard. Een uur geleden stuurde hij me een sms’je: zijn hoogzwangere vrouw is vannacht niet bevallen, dus het interview kan doorgaan. Alles, uiteraard, onder voorbehoud. Er kan een hoop veranderen in een uurtje, zelfs in coronatijd. Ik vraag me af hoe Frans zich voelt, nu er een kind op komst is. Hoe gaat hij door de wijken, wetende dat hij vrij veel contactmomenten heeft op een dag? Met een ander gevoel dan anders? Als ik start met skypen, neemt Frans nagenoeg direct op. In uniform en breeduit lachend. Hij ziet er gezond uit. Fit. Geen kuchje aan de lucht.
Goedemorgen Frans! Het is mooi weer vandaag. Echt weer om er eens lekker met zijn allen op uit te gaan. Ik zal maar meteen met de deur in huis vallen: heb je vandaag al wat mensen uit elkaar moeten halen?
‘Op dit moment valt het in ons gebied wel mee. Ik heb gisteren nog eens even een rondje door het gebied gemaakt. Wat we eigenlijk vooral zien is dat de boomergeneratie nog wel een beetje stug is. Ja, die gaan nog wel wat fietsen, wandelen, gezellig op een bankje zitten, en dan lekker samen een kopje koffie drinken. Die boomers, die moeten we eigenlijk meer aanspreken dan de jeugd. Dat verraste ons eigenlijk wel. We hadden eigenlijk verwacht dat juist die generatie wel een beetje verstandiger zou zijn.’

Depressief

Valkenswaard is toch best een stuk verwijderd van Uden, de Nederlandse brandhaard. Hoe hangt daar de vlag erbij? Hoe onveilig is het voor de boomers?
‘Ook wij hebben toch wel dagelijks te maken met coronaproblemen, hoor. En dan moet je hier ook vooral denken aan mensen die toch al een maand binnenzitten. Die worden daar wat neerslachtig van, raken depressief, krijgen ruzie thuis. We beginnen nu langzaam maar zeker toch wel wat vervelender naar elkaar te worden. En wij als politie hebben daarin natuurlijk wel een duidelijke taak. Laatst was er een man die een coronabesmetting had, maar die toch elke keer naar een opvanghuis toe wilde, waar hij elke keer contact maakte met nieuwe mensen. Dus die moest verplicht worden opgenomen. Dus hij zegt, ehh, ja, dikke lul drie bier, zeg maar. Die bleef gewoon zitten. Ja, dan moeten wij dus als politie, met de middelen die wij hebben, zo’n besmette man uit z’n huis halen.’
Dat lijkt me op dit moment geen pretje.
‘Wij hebben ook allemaal beschermende pakken, hè: mondkapje, bril, overall. Maar dat is allemaal gemaakt om te gebruiken bij, nou, laten we zeggen, bij onderzoeken. Maar om met iemand te vechten? Ja, dan wordt het toch ineens wel spannend. Zo’n pak kan scheuren. Veel collega’s vinden dat soms toch best lastig.’
Ja, precies. Gaan jullie nu op een andere manier het dorp in?
‘Nou, weet je wat het is? We móeten wel naar buiten, want we willen vooral heel zichtbaar zijn. Kijk, iedereen zit achter het glas naar buiten te staren, uitkijkend over de lege straten. En als er dan ook nog eens helemaal geen politie op straat is... We hebben natuurlijk een sociale functie, maar aan de andere kant: er staan ook scholen en bedrijven leeg. Voor mensen die niet zozeer aan corona denken, maar aan andere dingen, biedt dat nieuwe kansen. Maar voor sommige collega’s is het wel lastig, ja. Ze hebben mensen thuis die ziek zijn, je moet veel contact maken. We houden anderhalve meter afstand, maar ja, in de dienstauto zit je gewoon samen. Fouilleren, handboeien om, snap je? Je loopt best wel wat risico. Daar worstelen we wel mee, ja.’

Niet bij de bevalling

En jij helemaal, met de kleine op komst. Speelt dat in je achterhoofd als je naar buiten gaat?
‘Ja, natuurlijk. Mijn vriendin moet natuurlijk in het ziekenhuis bevallen, dan denk ik wel: ik hoef maar één keer te kuchen, of te vertellen wat voor werk ik doe, en dan zou het zomaar kunnen dat ik niet bij de bevalling mag zijn. Of ik mag mijn pasgeboren kindje niet aanraken, daar hou je toch rekening mee. Daar ben je toch elke dag bewust mee bezig.’
En ondanks alles blijf je...
‘Kijk, het heeft twee kanten. En die kentering begint nu een beetje te komen. Eerst was je vooral maatschappelijk bezig, maar langzaam moeten we steeds meer optreden. Afgelopen week heb ik een feest moeten beëindigen – tien man die ladderzat stonden te springen en te dansen in de woonkamer. Dan bel je aan en dan kijken ze je aan alsof je van Mars komt. Ja, denken ze dan: het is mijn eigen huis, why not? Ook moeten we mee met de ambulances, met de kans dat je mensen moet reanimeren. Weet je, aan het einde van de dag is het allemaal hetzelfde: uiteindelijk zijn we er om de mensen te beschermen, zeker als ze angstiger en  neerslachtiger worden. Het is heel fijn om mensen bij te kunnen staan, zodat ze zich veiliger voelen. Dat maakt me elke dag wel trots, ja. We willen er gewoon zijn voor onze inwoners van Valkenswaard. Dat geeft je ook wel kracht.’
Hoelang kun je dit nog volhouden?
‘We geven niet zo snel op bij de politie. We zijn ook maar mensen van vlees en bloed. Maar goed: het kan niet anders. We houden gewoon vol.’ 

Frans Luijten (1978) is politieagent. Eerstvolgende dienst: morgenvroeg, ijs en weder dienende.

Mens & Maatschappij
  • Politie Valkenswaard