Ergens, ver weggestopt in de Achterhoek, ligt het stille en vredige dorpje Enter. In Enter warmt de aarde niet op, in Enter zijn geen multiculturele problemen en in Enter is er geen verschil tussen arm en rijk. De vogels vliegen er over, de zon komt op en gaat weer onder, en af en toe waait er een wind van oost naar west. In Enter is er vooral: niks aan de hand. En precies in dat dorp wemelt het van de klompenmakers. Vandaag ga ik op bezoek bij de beste klompenmaker van Nederland: Gerald Getkate, die een kleine twee jaar geleden met een paar damesklompen het NK klompen maken won. Ik ben benieuwd wat voor man Gerald is, en hoe een mens, anno nu, nog altijd met al zijn ziel en zaligheid een handmatige klompenmaker kan zijn. En vooral: waaróm?
Als ik mijn auto de straat in draai, word ik al begroet door het blaffen van Geralds hond.
Gerald woont in een oude, zelfgerestaureerde en ‘Scandinavisch rood’ geschilderde boerderij, waar hij, zodra ik één voet op de oprit zet, meteen uitkomt om me enthousiast te begroeten.
Potverdomme Gerald, jij voelde zeker aan je klompen aan dat ik onderweg was?!
Gerald begint te lachen, en schudt me hoofdschuddend de hand. ‘Daar had je op geoef’nd, hè, ouwe boef?’
In mijn leven ben ik niet vaak met Achterhoekers in contact geweest, maar ik hoef maar één keer naar Gerald te kijken of ik weet: dit is een échte. Anderzijds: als hij de leadzanger van een Scandinavische psychedelische hardrockband was geweest, had ik het ook geloofd.
‘Kom, we gaan een kop koffie drink’n,’ mompelt hij binnensmonds.
Paalmessen en kantbijlen
Ik kijk toe hoe Gerald zijn klompen uitschopt en de achterdeur binnenstapt, de oude boerderijkeuken in. We gaan aan de keukentafel zitten. Gerald steekt meteen van wal, achterover, breeduit lachend, met zijn baard een klein beetje wiegend over zijn borst.
‘Enter is eigenlijk van oorsprong een klompendorp. Maar, en dan hebben we het over halverwege de jaren 70, na verloop van tijd kwamen de laatste echte klompenmakers erachter dat het beroep eigenlijk aan het uitsterven was. En ja, dan zit je dus met de pech dat je het klompen maken gewoon niet uit een boekje kunt leren.’
Oh? Waarom niet?
‘Ja, god, dat gaat niet. Er komt zoveel bij kijken. Allemaal manieren van boren en snijden, en alles. Dat wordt gewoon een heel dik boek.’
En Youtube ook niet, dan?
‘Nee, nee.’
Dus de moderne klompenmaker heeft aan het internet eigenlijk geen reet?
‘Nee, nee. Ja, misschien wat basisdingen. Over hoe je je gereedschap vast moet houden. Ik bedoel: je hebt paalmessen, lepelboren, kantbijlen. Niemand die het nog kent.’
Pardon?
‘Ja, precies.’
En wat vind je dan het leukst? Het palen, het lepelen of het bijlen?
‘Ik hou van alle disciplines van het klompen maken. Zelfs het zagen van de boom, daar begint het al, dat vind ik al prachtig.’
Sierlijke damesklompen
Gerald zit op zijn praatstoel. Vol furie vertelt hij over het bijsnijden van randjes, het uitlepelen van een voetbedje en over hoe hij, samen met een paar andere Enterse klompenmakers, constant bezig is om het ambacht maar niet uit te laten sterven. Ze hebben cursussen opgezet, soms staan ze zelfs op braderieën, en zijn oude leermeester is tóch maar begonnen aan een boekje.
Hé, Gerald, maar even over die klompen van het NK, hè. Want dat moet me een paar zijn, als ik de verhalen mag geloven.
‘Wil je ze zien?’ glimlacht Gerald.
Graag! Heb je ze hier?
Gerald wenkt dat ik met hem mee naar buiten moet komen. Ik sjok achter hem aan, de keuken weer uit, en de plaats op. Daar heeft hij, speciaal voor dit interview, zijn beste klompen uitgestald, en zijn belangrijkste instrumenten. Trots pakt hij een paar klompen vast en laat ze aan me zien.
Dit zijn ze?
Hiermee heb ik het NK gewonnen. Kijk, echt een paar heel sierlijke Twentse damesklompjes. Met een skerpe zoom eroverheen, kijk. Heel sierlijk.’
Ik kijk naar de klompen. Het zijn ongeverfde houten klompen, met een spitse punt aan het eind, en een beetje een puntige wreef. Een paar seconden lang zoek ik naar sier in de klomp. Dan geef ik het op.
Gerald, ik wil niet lullig doen, maar ik hoor je zeggen dat deze toch wel heel sierlijk zijn, maar ik zie eigenlijk alleen maar die spitse wreef.
‘Nou, dat is toch ook genoeg? Ik moet niet allemaal van die franjes eraan als in Volendam en in Giethoorn. Dit is precies genoeg.’
Oh? Jij hebt niet zoveel met de Volendamse en de Giethoornse klomp?
‘Nou ja, de toeristen vinden het prachtig, hè. Ach, die massaklompen die ze daar recht uit de machine halen, en beschilderen, en met tierelantijntjes beplakken. Een flesopener in de vorm van een klomp. Een sjaaltje in de vorm van een klomp. Dat vind ik allemaal nergens voor nodig. Een klomp is gewoon een klomp.’
Ik begrijp het.
‘Het heeft daar nog maar weinig met het ambacht te maken. Ze krijgen een toertje, en dan door de klompengiftshop naar buiten. Ja, zo wordt het allemaal wel heel erg oubollig.’
Een beetje rock-’n-roll
Even peinst Gerald, terwijl hij aan zijn baard plukt. Hij is een imposante man, zoals hij aan zijn klompenbank staat. Je kunt veel over de klompenmakerij zeggen, maar met Gerald aan het roer wordt het zelfs een beetje rock-’n-roll.
‘Maar goed,’ verzucht hij dan, ‘soms denken wij ook weleens: wie is hier nou gek? Ik bedoel, die lui daar, die halen er bakken met geld mee binnen.’
Zo is het natuurlijk ook wel weer.
‘Maar goed. Zo wil ik het niet. Ik wil gewoon mooie klompen maken. En dan maar gewoon hopen dat er iemand over dertig jaar nog weet wat een klomp is.’
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- Alexander Schippers