Comedian Howard Komproe (47) over zijn leven als vader van een tweeling, het multiculturele debat en over trainen. ‘In mijn volwassen leven ben ik volgens mij nog nooit zo fit geweest.’
‘Hoorde je Emile Ratelband vanochtend op de radio?’ vraagt Howard Komproe. ‘Het ging over zijn wens officieel 49 te zijn, in plaats van 69. Net als van een kind, zijn redenering: ik wíl dit gewoon. En toen zei hij opeens: “We leven in een gewrichtstijdperk.” Fantastisch, allemaal willekeurige lettergrepen aan elkaar plakken. Een gewríchtstijdperk. En dat kun je dan gewoon zeggen op de radio. Daarna kwam de column, van Dries Roelvink. Een final thought van Dries Roelvink, na een zelfverzonnen woord van Emile Ratelband. What a time to be alive!’
Wat was eigenlijk jouw eerste horecafunctie?
‘Floormanager Porselein. Om nog iets van mijn functie te maken had ik die term zelf verzonnen. In die tijd kwam airbrush net op, en ik kende een paar van die graffiti-guys, die hadden die functie ook achterop mijn jas gezet. Het was in Hoenderloo, waar ik een hele zomer heb moeten afwassen om mijn school te kunnen betalen. Ik had op kostschool gezeten in een poging me discipline bij te brengen, en daarna ging ik naar de moedermavo in Apeldoorn. De kosten van die kostschool waren echt serious shit geweest. Ik zat daar met Wieger Ketellapper III de klas, met iemand van Wolters-Noordhoff, de zoon van Penney de Jager: alleen maar rijke kinderen. Veel expatkids ook. Een internationale boarding-school, voor kinderen wier ouders voor Shell werkten in Oman. Les op zaterdag, Engelstalig onderwijs, privéles in toneel: alles erop en eraan. Dus toen ook dat geen succes werd, zeiden mijn ouders: wij betalen dit niet meer. Zo kwam ik in dat restaurant terecht. Restaurant Rust Een Weinig, bij een van de ingangen van het park bij het Kröller-Müller Museum. Al die bussen vol mensen die een kopje koffie met een stukje appeltaart wilden. Dat restaurant bestaat niet meer, daar hebben ze inmiddels uiteraard een all you can eat wok-situatie.
Ik had toevallig vorige week een ontbijtafspraak met een jongen die ik nog ken van kostschool. Hij zei opeens: dat is alweer 32 jaar geleden. Ongelooflijk. Het grappige is dat het achteraf de meest zorgeloze periode uit ons leven was. Echt alles werd voor ons geregeld. Maar zo zie je dat niet als je zelf zestien bent.’
Wat wilde je toen later worden?
‘Comedian, al bestond dat nog niet. Urbanus en André van Duin waren mijn helden, ik draaide de platen van Wim Kan en Wim Sonneveld.’
Niet Richard Pryor en Eddie Murphy?
‘Van Richard Pryor had ik wel iets gezien, maar daar hing nog een zweem van geheimzinnigheid omheen. Dat mocht ik niet zien, want die zei in iedere zin motherfucker. Dat deden die Nederlandse kleinkunstenaars niet. En ik moet ook zeggen dat een kostschool een heel eigen wereld is, waar veel niet tot doordringt. Eddie Murphy, bijvoorbeeld. Kort daarna begon wel mijn militante periode, waarin ik Ebony Magazine ging lezen, Public Enemy ging luisteren en ik Afrikaanse symbolen ging dragen. Hoe minder culturele erkenning in mijn omgeving, hoe fanatieker ik zelf werd in het opzoeken en uitdragen daarvan. Streepjes in mijn haar, een moslim-naam verzinnen, Afrika dit en Afrika dat: ik ging helemaal mee in de Black Panthers. Als enige Surinamer in Hoenderloo. Ik weet nog hoe boos ik was toen mijn broertje de finale van Te land, ter zee en in de lucht had opgenomen over mijn afleveringen van In Living Color heen. Dat kon écht niet!’
Waar ging je uit?
‘In Epe, bij bar-dancing De Stunt. En anders in Heerde, het volgende dorp, in bar-dancing Aesculaap. Of nog een dorp ervoor, Emst, naar bar-dancing Blue Sky. Al die tenten werden gerund door Molukkers uit Vaassen. Het was één buslijn naar al die clubs, de 126. Die heette in de volksmond ‘Geel van buiten, bruin van binnen’. Bij die clubs wilde ik zelf ook draaien, dus ik kwam met mijn tas met platen en een blaadje met de titels in de juiste volgorde en plakplaatjes erop in een multomap aanzetten bij DJ Jeroen, die tot dat moment Top 40 had gedraaid. Die zei dan: “Nou, het is half een. Tot half twee draaien we de plaatjes van Howard.” En dan draaide hij mijn 12 inches uit de importwinkel aan elkaar, en gingen mijn vrienden en ik een uur lang op de dansvloer The Running Man nadoen tot we uitgeput waren. Shandy, shoarma, en naar huis.’
Hoe veranderde je relatie met je zwarte wortels toen je vanuit Hoenderloo naar Amsterdam verhuisde?
‘Daar viel dat gedrag voor een groot deel weer weg, want daar woonden heel veel Surinamers, en die waren met heel andere dingen bezig. Ik moest gewoon mijn accent afleren en normaal doen, haha!’
Je hebt net getourd langs de theaters met je nieuwe soloshow Life On Stage. Met Caribbean Combo staan jullie dadelijk in Ahoy. Is er een maximum grootte aan locaties voor comedy?
‘Ik denk dat het iets meer entertainment en show wordt dan alleen comedy. Ik bedoel, je kunt wel reageren op iemand op rij 1, maar rij 1 ligt zes meter van je af vanwege de brandweerverordening, dus het effect zal anders zijn. Het is geen Toomler, natuurlijk.’
Is Toomler énger? Want de heilige grond van comedy, want je kunt iedereen in het publiek zien.
‘Ik heb comedy nooit eng gevonden. Echt nooit. Ik vind het vooral eng als ik een tijdje níet kan spelen, omdat ik er zo ongelooflijk veel in kwijt kan. Het is voor mij ook therapeutisch. Ik heb alle leuke dingen en minder leuke dingen in mijn leven altijd een plek gegeven in comedy.’
Wat gebeurt er als je inderdaad een tijd niet speelt?
‘In eerste instantie ga ik heel erg in mijn hoofd zitten, en in tweede instantie word ik een vervelend mens voor mijn omgeving. Ik moét het kwijt kunnen.’
Herinner je je eerste keren nog goed?
‘Ja, er was een aantal cruciale momenten in mijn vorming tot comedian. Een ervan was zonder meer een avond in de Escape, waar ik ben bekogeld met glazen. Omdat er weinig plekken voor comedy waren, ging ik naar urban feestjes, nog voor die urban feestjes heetten, waar dan dans-battles waren, en rappers optraden. Ik zei toen tegen de organisator dat ik comedian was. Zijn reactie was: wat is dat? Ik legde het hem uit, en vroeg om een plek op zo’n avond. Hij vroeg hoe ik dat dan voor me zag. Dat wist ik ook niet, maar ik zei: geef me gewoon tien minuten. Ik ben van tevoren naar een dj gegaan om een aankomsten opkomstmuziekje te laten maken, en deed alles fout wat je maar fout kon doen: opkomen als een personage, met een tuinbroek verkeerd om en een gek hoedje op. Maar ja, ik moest de aandacht vangen van een staand, feestend publiek. Terwijl die boys net aan het voorsorteren waren bij de meisjes, werd de muziek opeens stilgelegd voor een gast die tien minuten aandacht wilde voor zijn grapjes. Dat werd wisselend ontvangen, zeg maar. Ik deed toen accentjes, zoals iedereen in het begin van zijn carrière, en toen ik bij het Antilliaans accent was aangekomen, werd er met glazen gegooid. En ja, als je kunt honkballen, dan kun je goed mikken, dus één glas raakte recht mijn microfoon en die was meteen kapot. Dat waren leerzame avonden. Maar staan en vertellen, dat is wat ik wilde. Alleen maar dat.’
Wordt er ooit nog een Nationale Negerdag georganiseerd?
‘Niet door mij. Next.’
Jij hebt dat ooit geopperd als nationale feestdag, als aanvulling op alle nationale themadagen, en kreeg toen al kritiek. Maar inmiddels is het woord ‘neger’ nogal veranderd van lading.
‘Ik had dat toen moeten beperken tot wat het oorspronkelijk was: een grap in mijn voorstelling. Dat had ik niet op social media moeten delen. Op social media verdwijnt de context, of mensen veranderen ’m zelf, en het enige dat je dan nog kunt doen, is tegen de stroom in zwemmen en proberen alsnog duidelijk te maken wat je bedoelde.’
Wil jij worden aangesproken als een zwarte man? Of als het opeens veel gebruikte, letterlijk uit het Amerikaans vertaalde ‘mens van kleur’?
Zuchtend: ‘Voor mij gaat het niet zozeer om woorden, maar om intenties. Als jij eropuit bent om mij te beledigen of mij een kutgevoel te geven, dan hoor ik dat aan de toon waarop je praat, en de woorden die je daarvoor of daarna gebruikt. En daar zit voor mij veel meer informatie in dan in de woordkeuze zelf.’
Het lijkt niet echt een onderwerp waar je veel over wilt zeggen. Je zegt er op Twitter ook minder over dan vroeger. Ben je dit maatschappelijk debat moe?
‘Ik vind dat dit maatschappelijk debat door te veel mensen wordt gevoerd. Daarom ben ik inderdaad wat stiller; iedereen is al aan het gillen. We zullen toch samen moeten leven, en dus tot een oplossing moeten komen, en die komt er niet als iedereen alleen maar schreeuwt. Maar er zijn wel enkele dingen belangrijk. Bijvoorbeeld: iets dat een groep mensen aangeeft, kun je niet zomaar wegwuiven, zoals het witte perspectief vaak doet. Als een groep mensen aangeeft dat een symbool of woord ze kwetst, ben je fout bezig als je eerste reactie begint met “ja, maar”. Je moet er naar luisteren, en op zijn minst je best doen het ook te zien, voor je “bullshit” gaat roepen.’
Tijdens de première van je nieuwe show Life On Stage had je een vrouw in de zaal, die nog voor de eerste rij zat in haar rolstoel. Ze had zo te zien een geestelijke beperking, en ze reageerde hardop op veel van je grappen, met opmerkingen en tegenvragen. Je liet haar dat doen, maar reageerde ook weer op haar met grappen terug. Daar sprak nogal wat podiumervaring uit. Of had je zo ook kunnen reageren in je beginjaren?
‘Ik denk niet op dezelfde manier, maar het ligt wel in mijn aard om zulke reacties dan mee te nemen in de show, in plaats van me er tegen te verzetten. Iedereen die bij mijn première was, heeft het nu nog over die vrouw en alles wat er tussen ons gebeurde tijdens de show. Ik zie dat als een cadeautje. In de tijd van het schoolvak culturele en kunstzinnige vorming, toen scholieren vanuit school een paar keer per jaar naar het theater gingen, zei ik ook altijd: kom maar door met die kids. Juist hierom: ze gáven altijd iets, als je er maar mee om kunt gaan. Ik heb daar nooit moeite mee gehad. Je hebt natuurlijk cabaretiers die in het zwarte gat spelen. Ja, dan klinkt er dus opeens een stem vanuit een zwart gat. Maar vanaf de eerste keer dat ik op een podium sta, snap ik dat al niet. Ik deed toen ballet, en wilde toen al zien hoe die mensen reageerden op wat ik deed. Mijn zaallicht is altijd een beetje aan, en mijn publiek mag ook een rol spelen tijdens die avond.’
Je kon voor je nieuwe show enorm putten uit huiselijke situaties: je puberende tweelingdochters lijken een onuitputtelijke bron van komisch materiaal. Kun je dat thuis ook uítzetten?
‘Ik loop niet thuis met een aantekeningenblokje de hele dag hun opmerkingen op te vangen, hoor. Dat zouden ze ook niet accepteren. Maar als ik eenmaal een voorstelling ga maken, openbaart zich wat ik de afgelopen jaren allemaal heb meegemaakt.’
Veel kunstenaars die hun kinderen opvoeren in hun werk krijgen daar kritiek op, soms zelfs van die kinderen zelf. Kim van Kooten heeft zich in interviews weleens kritisch uitgelaten over de vele verhaaltjes die vader Kees over haar schreef. Tot en met haar eerste ongesteldheid: stond allemaal in zijn columns. Schrijver Henk van Straten kreeg laatst dezelfde kritiek, toen hij over zijn zoons schreef. Zijn verweer: het zijn nou eenmaal de zoons van een schrijver.
‘Ik ga nu iets zeggen dat ik eigenlijk niet meer kan zeggen, tenzij ik er een disclaimer bij lever; bij deze dan. Maar in comedy is het beste voorbeeld hoe het wél moet natuurlijk Bill Cosby. Die heeft niks anders gedaan dan over zijn gezin praten. Ik doe dat ook, net als hij: ik vertel over mijn situatie thuis, de huiselijke scènes, om op die manier te vertellen hoe ik over de wereld denk. Ik denk wel na over wat ik wel nog kan vertellen over huiselijke voorbeelden en wat niet, en daar zal ik ongetwijfeld wel eens fouten in hebben gemaakt, al denk ik dat ik het best goed aanvoel. Zo’n eerste menstruatie van Kim van Kooten: ik snap dat dat prachtig materiaal is voor een schrijver, maar ik zou dat niet doen. Al was dat ook een andere tijd; Kees van Kooten schreef die verhalen in een tijd waarin ouders nog met hun kinderen samen naar de naaktcamping gingen.’
Jij gaat wel met je vrienden en jullie kinderen samen op vakantie: Kamp Nasi. Alleen maar mannen en hun kinderen. Dat lijkt meer te zijn dan alleen maar een uitje: het lijkt ook een statement over vaderschap.
‘Dat is het ook. Zo is het niet ontstaan, maar dat is het wel geworden. Ik kan me herinneren dat we met alle vrienden en hun kinderen naar het zwembad gingen. Daar komen dan opeens twintig Surinaamse vaders met hun kinderen binnen. Toen liep één vrouw in het zwembad naar die kinderen toen met de vraag waar hun moeders waren. Was het dus wéér niet goed! Ik heb geen zin om in zo’n negatieve energie terecht te komen, maar ik kan niet ontkennen dat mensen er iets van vinden, vanwege het heersende idee van de afwezige zwarte vader. Feitelijk is dat niet zo. Het kan wel zo zijn dat die vader niet meer bij de moeder van hun kind is, maar ik zie juist een groeiend bewustzijn van het belang er wél te zijn als vader. Het idee van dat kamp is ook een beetje: wij redden ons wel. En natuurlijk, we zijn weleens veel te laat begonnen met het opbouwen van de tenten, en er is weleens letterlijk campingvoer gegeten. Maar de kids vinden het te gek. We doen het ook een beetje om ze uit de stad te krijgen. Daar zit je dan, in Zeeland, met een horizon met weiland tot waar je kunt kijken. Ook mooi om dan te zien dat kinderen behoefte hebben aan begrenzing. Het eerste dat ze kwamen vragen was: tot waar mogen we? Een eindeloos weiland, dat was intimiderend voor ze. In de stad staat er na vijf meter weer iets van beton. En het is ook leuk om je vader eens voor het eerst te zien paardrijden, en om je vader te kunnen lachen. Wanneer zie je je vader nou doodsbang op een paard?’
Je maakt in Life On Stage vrij veel grappen over je gewicht. Tegelijk is op je social media te zien dat je hard traint in de gym, met grote regelmaat ook.
‘Het is ook zelfspot, om het meteen onschadelijk te maken. Want ik wéét dat ik die dikke comedian word genoemd, terwijl ik alleen maar een buikje heb. Dat in combinatie met een holle rug levert een soort bananen-shape op, dat weet ik. Maar in mijn volwassen leven ben ik volgens mij nog nooit zo fit geweest, ik train bijna dagelijks.’
Inmiddels ook met pleziér, of nog steeds vooral omdat het nou eenmaal móet?
‘Er zijn dagen waarop het inderdaad voelt als een verplichting, maar ik vind het wel fijn om fit te zijn. Feit is dat ik over drie jaar vijftig ben, dus ja, ik moet nu ergens die investering doen. Hartpatiënt zijn zit in mijn familie. En dit werk is gewoon heel heftig. Mensen onderschatten dat vaak, maar je moet vier keer per week tot 23.00 uur knallen, heel geconcentreerd, en overdag heb ik ook allerlei werk en klussen.
Het enige dat ik niet heb in de gym, is de discipline om dat alleen te doen. Ik moet met iémand trainen. Als ik alleen ben, denk ik bij een serie van twaalf na acht keer: och, dat is toch ook best indrukwekkend, ik ga een tosti eten. Dan kun je zeggen: dat is zwak, maar mijn discipline ligt op andere vlakken, en met trainingsmaatjes erbij lukt het wél.
Ik ben nu ook bezig met een Youtube-programma rond de Nationale Sportmedaille. Die bestaat al sinds 1913, als een officiële erkenning voor fysieke prestaties, maar heel veel mensen kennen die medaille helemaal niet meer, zelfs professionele sporters. Het toffe is dat je een allroundsportprestatie hebt geleverd als je die medaille haalt. Iedereen is enthousiast over de onderdelen die je wel haalt, maar er zit bijvoorbeeld ook een verspringonderdeel in. Dat heb ik nu een paar keer gedaan. Op een bepaald punt in je leven weet je wat je kunt en wat je niet kunt, en met die kennis rol je je leven door, tot het stopt. Terwijl het tof blijft, en ook heel heftig is, om op deze leeftijd nog nieuwe dingen te leren. Die buik van mij trekt me tijdens zo’n sprong – woep! – meteen weer naar beneden. Net als bij hoogspringen. En het gaat allemaal op leeftijd, niet op lengte. Ik heb dus een nadeel. Niet eerlijk.’
Lachend: ‘Ik wil eigenlijk hetzelfde als Emile Ratelband: ik wil dat in mijn paspoort komt te staan dat ik 1.80 meter ben. En 80 kilo weeg. Want ik wil dat gewoon.’
NIEUWE REVU ONTMOET HOWARD KOMPROE
Waar? In Chinees (écht Chinees, niet op z’n Frans Bauers, maar een werkelijk Chinees menu) restaurant New King op de Wallen in Amsterdam. Waarom daar?Howard houdt van dat restaurant. Howard houdt van lekker eten. Hij maakt er zelfs een Youtube-serie over: Komproeven. Wat is de rekening? Die verandert steeds, omdat interviewer en geïnterviewde een paar keer jasmijnthee bij bestellen. Bij iedere bestelling zegt de serveerster dat dit wel betekent dat de rekening nu hoger wordt. ‘Geen enkel probleem,’ zegt Howard. ‘Ik heb een krantenwijk.’ Jasmijnthee? Ja, Howard houdt niet van koffie. Sterker: ‘Ik zou niet kunnen trouwen met een vrouw die koffie drinkt. Die damp zou niet wennen.’ Anders nog iets? Dit jaar verschijnen nieuwe formats op Komproes eigen kanaal: youtube.com/howardkomproe
Online onbeperkt lezen en Nieuwe Revu thuisbezorgd?
Abonneer nu en profiteer!
Probeer direct- ANP, Puddleproductions.nl